Rijksuniversiteit Groningen

130 Onderwijsachterstand gemeente Groningen weggewerkt met eigen ideologische koers

Datum: 14 december 2004

Het onderwijs in Nederland staat bijna dagelijks ter discussie. Veranderingen volgen elkaar in hoog tempo op, terwijl een duidelijke visie lijkt te ontbreken. Heel anders was dat bij het onderwijs in de gemeente Groningen in de laatste vijfentwintig jaar van de twintigste eeuw. Opeenvolgende wethouders wisten een gemiddelde achterstand in het basisonderwijs volledig weg te werken. Duidelijke ideologische uitgangspunten, een cultuurvisie die afweek van de landelijke aanpak en de grote nadruk op gelijke kansen maakte deze inhaalslag mogelijk, concludeert Bob ten Bruggencate, die 23 december 2004 promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Ten Bruggencate introduceert een nieuwe onderzoeksmethode: de montagetechniek. Elk onderwerp in zijn boek is gekoppeld aan bewijsmateriaal uit verschillende archieven. Op deze manier verwijst elke passage naar een stukje van de realiteit. Opeenvolgende passages zijn als scènes die samen niet een momentopname vormen, maar juist een zo getrouw mogelijke weergave van wat zich heeft voorgedaan. Een schriftelijke documentaire van een kwart eeuw onderwijsbeleid in Groningen is het resultaat.

Gelijke kansen

Het onderzoek wil drie doelen bereiken. Ten eerste geeft de onderzoeker een beschrijving van het gemeentelijk beleid, toegespitst op `gelijke kansen'. Leerlingen moesten dezelfde kansen krijgen, ongeacht afkomst, of sociaal milieu. Daarna werkt hij de politiek-bestuurlijke en onderwijsinhoudelijke ontwikkelingen van dit beleid verder uit. En tot slot volgt de verklaring waarom het Groninger beleid juist déze vorm heeft gekregen en waarom het zo lang heeft stand gehouden, zelfs onder vier verschillende wethouders.

Jacques Wallage, de latere staatssecretaris van Onderwijs en nu burgemeester van Groningen, was als eerste onderwijswethouder in de onderzoeksperiode verantwoordelijk voor de formulering van het gelijke kansenbeleid. Hij hanteerde, in tegenstelling tot de meeste andere gemeenten in Nederland, een cultuurvisie in plaats van een deficit visie. Niet alleen `tekorten' bij leerlingen stonden centraal; onderwijs moest een strijd zijn, die op verschillende fronten werd gevoerd. Dit resulteerde in een brede aanpak in de wijken die liep van het A2 project tot de uiteindelijke ontwikkeling van de inmiddels alom bekende Vensterscholen, die wethouder Pijlman introduceerde. Ten Bruggencate: `De wethouders waren van mening dat scholen van wijk tot wijk kunnen verschillen omdat ook wijken verschillen.'

Middenschool

Wallage introduceerde eind zeventiger jaren ook de enige helemaal nieuwe middenschool. De Leon van Gelder-middenschool bestaat nu nog als zelfstandige locatie binnen een scholengemeenschap. Het beleid in de onderbouw van het voortgezet onderwijs leverde in Groningen de nodige problemen op. Net als in de rest van het land had het vmbo daarvan de meeste last. Ten Bruggencate constateert een steeds grotere fragmentering van de onderbouw. Gelijke kansen en het cultuurpolitieke ideaal om alle leerlingen een gemeenschappelijk cultuurbezit te laten verwerven, raakt steeds verder uit het vizier.

Samenwerking

Naast het gelijke kansen ideaal (de dieptestrategie) werd ook altijd een breedtestrategie aangehouden. Daarbij ging het erom alle scholen op een hoog voorzieningenniveau te brengen. Dat begon met een innovatiebudget, waarbij elke school aanvragen kon doen voor subsidies en bijvoorbeeld kon samenwerken met andere instellingen, zoals buurtcentra, bibliotheken en welzijnswerk. De Vensterscholen werden uiteindelijk tot breedtestrategie verheven. Voor kinderen uit achterstandssituaties voegde de gemeente het kansenbeleid daaraan toe. Tenslotte werden de twee strategieën samengevoegd. Dat leverde een totaal integraal jeugdbeleid op. `De Groninger aanpak richtte zich niet afzonderlijk op onderwijs, welzijn of buurtwerk en stadsvernieuwing. Ze moesten elkaar juist aanvullen en versterken, met als doel een verbetering in gedrag én het leren van kinderen.'

Ten Bruggencate formuleert de redenering die schuilgaat achter dit veelomvattende onderwijsconcept. Die loopt van een duidelijke ideologie via politieke opvattingen en opvattingen over het onderwijs naar de formulering van onderwijsbeleid en tenslotte de ervaringen en uitkomsten van de implementatie. De redenering wordt permanent beïnvloed door communicatie en infrastructurele mogelijkheden. Desondanks is Groningen nooit van de cultuurvisie en de gelijke kansenstrategie afgestapt. Deze vasthoudendheid heeft het succes van het Groninger onderwijsbeleid bepaald, concludeert Ten Bruggencate: `Je hoort wel eens dat het tijdperk van de `Grote Verhalen' of ideologieën voorbij zou zijn. Hier blijkt het tegendeel. Door een eigen koers te varen heeft Groningen haar landelijke achterstand van drie punten op de gemiddelde CITO-eindtoetsscore helemaal ingelopen.'

Curriculum vitae

Bob Herman ten Bruggencate (Amsterdam, 1943) studeerde, behalve voor onderwijzer en schoolleider, onderwijskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij de afdeling Sociologie en promoveert tot doctor in de Psychologische, Pedagogische en Sociologische Wetenschappen. Zijn promotor is prof. dr. Jules Peschar. Sinds 1 september is Ten Bruggencate met prépensioen. Daarvoor werkte hij onder meer als onderwijzer en directeur op een basisschool en sinds 1975 bij de gemeente Groningen. Eerst deed hij dat bij de gemeentelijke inspectie kleuteronderwijs, lager en speciaal onderwijs. In de tachtiger en negentiger jaren hield hij zich als plaatsvervangend directeur van de directie onderwijs voornamelijk bezig met het voortgezet onderwijs tot en met de volwasseneneducatie. De titel van het proefschrift luidt: Het laatste kwartier. Gelijke kansen in het Groninger onderwijsbeleid in de jaren 1975-2000. Het wordt uitgegeven in een handelseditie bij de Koninklijke Van Gorcum, ISBN 90 232 4091 X, prijs EUR 39,50.