Speech van minister Dekker op een bijeenkomst van de
wergeversorganisatie VNO-NCW West in Nootdorp op 22 november 2004 voor
300 VNO-NCW-leden en relaties van de kringen Delft, Den Haag, Oostland
en Westland. De minister sprak over de ruimtelijke, economische en
sociale structuur van de Zuidvleugel en de Nota Ruimte.
Heren en dames ondernemers,
In de stad komt alles samen. Om te beginnen in positieve zin: wonen,
werken, studeren, recreëren en cultuur beleven. De dynamiek van die
mix maakt met name de grote steden aantrekkelijk als vestigingsplaats.
Bijvoorbeeld voor hoofdkantoren van internationale ondernemingen, maar
ook voor creatieve sectoren, dienstverlening en kennisintensieve
bedrijven.
Voor jonge professionals is de stad een 'carrièremachine'. Je gaat
naar de stad om te studeren en het stadsleven te ondergaan, je vindt
er een baan en verruilt de stad vaak weer na gezinsvorming of bij
voldoende inkomen voor een huis in het groen. Naast deze passanten
zijn er natuurlijk de verstokte stadsmensen. Die blijven. 'Stadslucht
maakt immers vrij'.
Maar lang niet voor iedereen werkt de stad als een emancipatie- of
laat staan een carrièremachine. In de verouderde en eenvormige wijken
rond de stadscentra ontbreekt voor veel bewoners dat dynamisch
perspectief. Ook hier komt alles samen. De midden- en hogere inkomens
trekken weg, de lagere inkomensgroepen blijven achter in wijken met
overwegend gesubsidieerde huurwoningen.
Het is geen toeval dat de huidige spanningen in onze samenleving
vooral tot uitdrukking komen in de stad.
Hier ligt een brede taak voor dit kabinet. Mijn ministerie wil het
aanbod van veilige en aantrekkelijke woonmilieus vergroten. Dat bindt
de hogere en middeninkomens, die ondermeer van belang zijn voor het
renderen van onze investeringen.
Hiermee wordt bovendien voorkomen dat de bevolkingssamenstelling van
deze aandachtswijken ook cultureel steeds eenzijdiger wordt en dat er
een isolement ontstaat ten opzichte van de dynamische, creatieve stad.
Positie Zuidvleugel in de Randstad
Wat een fantastische regio is dit toch om initiatieven te ontplooien;
om te ondernemen. Maar dat hoef ik u natuurlijk niet te vertellen,
maar ik wil u toch nog even meenemen in vogelvlucht door dit gebied.
En dan wil ik het in het bijzonder hebben over de Zuidvleugel van de
Randstad, voor de meesten van u de regio waar het zich allemaal
afspeelt. Dit kabinet kiest voor investeren in kansrijke regio's. Dáár
investeren waar het rendeert, zoals in de Randstad.
Dat maakt dit kabinet niet tot een Randstadkabinet, maar het is ook
duidelijk dat daar wél veel geld en aandacht naartoe gaat. En dat is
terecht. Even een paar kengetallen, om de Randstad en meer in het
bijzonder de Zuidvleugel, goed op het netvlies te krijgen. Nationaal
gezien levert de Randstad een economische prestatie van formaat. Op
slechts 13% van het Nederlands grondoppervlak wordt 46% van ons bruto
nationaal product verdiend. En zo'n 23% van dat bruto nationaal
product wordt dan weer in de Zuidvleugel gegenereerd door 1,5 miljoen
werkers. Maar genoeg cijfers over de Zuidvleugel.
Het gebied bestaat feitelijk uit meerdere regio's met elk een eigen
profiel en concurrentiekracht. Zo is daar de Rotterdamse regio, met
natuurlijk de grootste haven ter wereld, die ondertussen voluit
anticipeert op de kansen van uitdager Shanghai.
De Haagse regio heeft een duidelijk ander profiel, dat veel meer wordt
beheerst door de aanwezigheid van het openbaar bestuur, diverse
internationale organen en de hieraan gerelateerde dienstverlening. In
het tussengebied tussen Rotterdam en Den Haag springt de kenniscluster
Delft eruit, als internationaal kenniscentrum voor techniek en
innovatie. En gelukkig staat Delft niet op zichzelf. De zone Leiden -
Delft - Rotterdam heeft de grootste biotechnische activiteiten in
Nederland.
De wisselwerking tussen wetenschappers en ondernemers leidt in dit
gebied tot tal van innovaties waar ook mooie ondernemingen uit
opbloeien. Die wisselwerking kan en moet naar mijn mening nog verder
geïntensiveerd worden.
De aanwezigheid van grote internationale ondernemingen is daarbij
zeker van belang. De grote multinationals zijn behalve grote afnemers
van wetenschappelijk opgeleid personeel, ook belangrijke
opdrachtgevers voor nieuwe technologie. Uw initiatief tot deelname aan
de Kennisalliantie Zuid-Holland, het platform waar deelnemers aan de
regionale kenniseconomie elkaar ontmoeten, juich ik daarom van harte
toe.
Eén sector heb ik nog niet genoemd. De glastuinbouw, anders gezegd: de
greenports zoals we die in de Nota Ruimte hebben aangeduid. In de
Zuidvleugel bevinden zich twee greenports, het Westland en het
boomteeltcentrum Boskoop. Als we kijken naar het Westland, dan zien we
dat de sector veel breder aanwezig is in de Zuidvleugel van de
Randstad dan alleen ten westen van Den Haag. Ook rond
Berkel-Rodenrijs, Pijnacker - Nootdorp, Zevenhuizen - Moerkapelle en
ga zo maar door, is de aanwezigheid van de sector zichtbaar. De sector
heeft zich ontwikkeld tot een kennisintensieve cluster met een grote
spin-off aan bedrijfsactiviteiten, zoals kassenbouw, veiling,
groothandel- en distributie en tal van kleinere toeleverende bedrijven
van technische aard. Het glastuinbouwcomplex rond Den Haag voorziet
alleen al in 50.000 arbeidsplaatsen en een groot positief aandeel in
onze betalingsbalans. Het is niet voor niets dat we in de Nota Ruimte
het belang ervan onderstreept hebben met de aanduiding greenport. Het
is dan ook een goede zaak dat in de nieuwe plannen voor de verder te
ontwikkelen Zuidplaspolder ruimte voor glas wordt opgenomen.
De Zuidvleugel is overigens geen strikt afgebakende entiteit. In de
grenzeloze wereldeconomie vormen vooral de open economische netwerken
de basis voor internationale concurrentiekracht. Daarin opereren
clusters vooral op nationaal en mondiaal niveau.
De Zuidvleugel is daarvan een prominent voorbeeld en de motor
daarachter dat bent u. Mits u daarvoor de ruimte krijgt. En die ruimte
gééft het kabinet u. Het is daarom dat ik in de Nota Ruimte ruimte
voor economische ontwikkeling zo nadrukkelijk op de agenda heb gezet.
Problemen in de Zuidvleugel
Maar is het dan allemaal even rooskleurig in de Zuidvleugel? Helaas
niet. De Zuidvleugel kent een aantal voor dit gebied karakteristieke
problemen. Ik vrees dat u ze wel herkent.
In de eerste plaats moeten we constateren dat - ondanks mijn positieve
woorden van zojuist - de economische groei in de Zuidvleugel
stagneert. De werkloosheid neemt nog niet af, de
werkgelegenheidsdichtheid is hoog, maar de arbeidsparticipatie is
relatief laag en de winstgevendheid van veel bedrijven staat zwaar
onder druk. Tegelijk blijkt het vinden van goed opgeleid personeel een
lastige zaak. Een betere afstemming tussen vraag en aanbod op de
arbeidsmarkt voor met name lager opgeleid personeel vergt in uw regio
een extra inspanning.
Als tweede probleem noem ik u de ruimtedruk. Nergens in Nederland
zitten we met zoveel mensen zo dicht op elkaar en zijn er zoveel
claims. Dat vraagt om een zorgvuldige inpassing en om het combineren
van ruimtelijke functies. Dat is soms lastig, omdat ook de milieudruk
in de Zuidvleugel hoog ligt. Ik zal u niet vermoeien met veel cijfers,
maar het is zonneklaar dat in de Zuidvleugel op korte termijn ruimte
voor nieuwe bedrijventerreinen nodig is.
Ik vind het van groot belang dat ook in streek- en regioplannen
voldoende aandacht wordt ingeruimd voor goede bedrijfslocaties. Daar
wil ik wel twee kanttekeningen bij maken. Ik vind dat nieuwe
bedrijventerreinen van hoge functionele én visuele kwaliteit moeten
zijn. Juist in een dichtbevolkt gebied is dat van groot belang. Daarom
heb ik de Rijksbouwmeester gevraagd mij en mijn collega van
Economische Zaken over dit onderwerp te adviseren in het kader van het
voorbeeldproject 'Architectuur en bedrijventerreinen'. Ten tweede
moeten we ook oppassen voor overprogrammering zodat op langere termijn
niet de situatie ontstaat zoals nu op de kantorenmarkt en oudere
bedrijventerreinen onbenut raken en blijven.
Ten derde, de bereikbaarheid. Immers, goede bedrijfslocaties zijn ook
bereikbare bedrijfslocaties. En daarin schiet de Zuidvleugel te kort.
Mijn collega van Verkeer en Waterstaat en ik hebben in de zojuist
uitgebrachte Nota Mobiliteit in kaart gebracht waar de problemen het
meest nijpend zijn en waar wij met ons beleid soulaas kunnen bieden.
Minister Peijs maakt hiervoor ruim 60 miljard vrij miljard vrij in het
Meerjaren programma Infrastructuur en Transport voor de periode 2011
tot 2014 en de doorkijk voor de langere termijn, tot 2020. Het is van
het grootste belang dat de bereikbaarheid in het gebied Rotterdam -
Den Haag een impuls krijgt. De snelle aanleg van de A4 tussen Delft en
Schiedam biedt goede kansen om de congestie en milieu-overlast op de
A13 te verlichten. Maar ook in het onderliggend wegennet wacht ons een
omvangrijke opgave. Alleen met een samenhangende aanpak zijn we in
staat het vervoer van deur tot deur te faciliteren.
Als vierde noem ik u de problematiek van de grote steden. In
toenemende mate worden we geconfronteerd met sociaal-economische
problemen en culturele spanningen in de grote stad. De toenemende
tegenstellingen tussen kansrijke en kansarme stadsdelen, vraagt om
maatregelen. Als minister van VROM kan ik een bijdrage leveren door
verouderde stadswijken te helpen vernieuwen en het aanbod van nieuwe
aantrekkelijke en veilige woonmilieus te vergroten. Daarmee moeten we
de hogere en middeninkomens kunnen binden aan de stad. Alleen dan
kunnen investeringen renderen. Voor die aanpak is een groot draagvlak.
Ik vraag u dan ook om te helpen dat beleid uit te voeren; u bouwt
immers de woningen, ik niet.
Benutten van kansen
De aantrekkingskracht van de Zuidvleugel kan en moet op alle fronten
worden vergroot. Het is van groot belang dat niet alleen wordt
voortgebouwd op de reeds sterk ontwikkelde sectoren, maar dat ook
nieuwe typen economische activiteit worden aangetrokken. Er zijn volop
mogelijkheden, met name in de zakelijke dienstverlening, de IT
industrie en creatieve branches zoals media, reclame en design. Dat
betekent paradoxaal genoeg dat lokale kwaliteit en aantrekkelijkheid
van groter belang worden. Ik doel dan onder meer op scholing,
intensieve samenwerking tussen universiteiten en HBO instellingen en
de bedrijven. Maar het gaat ook om de kwaliteit van woon- en
recreatiegebieden en het culturele aanbod.
De Zuidvleugel moet dus werken aan de voorwaarden voor economische
diversificatie. Deze factor wil ik er even uitlichten. We moeten het
begrip 'brainport' daadwerkelijk invulling geven en door productie en
kennisintensieve diensten meer op elkaar aan te laten sluiten. Vooral
in de dienstverlening rondom het maritiem logistieke cluster, valt
winst te behalen op het gebied van de werkgelegenheid. De ontwikkeling
van Rotterdam CS tot een toplocatie voor zakelijke dienstverlening kan
hier een belangrijke bijdrage aan leveren. excellente posities van de
bestaande kennisinfrastructuur verbeteren en verder uit bouwen. Dat
gaat de komende tijd ook gebeuren: denkt u aan de ontwikkeling van
Technopolis Delft en van het bio-/lifescience cluster in Leiden. Dat
zijn stuk voor stuk topprojecten die een nieuwe impuls geven en
tegelijkertijd ook een welkome aanvulling vormen op het
maritiem-logistieke cluster, dat hoe dan ook één van de pijlers van de
economie van de Zuidvleugel zal blijven.
Ik sprak eerder al over de glastuinbouwsector, de greenports. Het
kabinet wil de internationale concurrentiepositie van de tuinbouw
versterken. In internationaal opzicht hebben de glastuinbouw, de
bollenteelt en de boom- en sierteelt immers een sleutelpositie op de
wereldmarkt. Het Westland en Boskoop hebben de positie te danken aan
een sterke combinatie van veredeling, productie, logistiek, marketing,
distributie, kennis, innovatiekracht en ondernemersmentaliteit. Het
valt niet te ontkennen dat de glastuinbouw ook problematische aspecten
kent. Ik denk bijvoorbeeld aan de discussies over inpassing van kassen
in het landschap en aan milieuproblemen, wateroverlast, overlast van
licht, de soms matige arbeidsomstandigheden en illegale arbeid. Het is
daarom zowel in uw als in mijn belang dat de sector duurzaam opereert,
dat wil zeggen: energiezuinig, milieubewust en op goed ontsloten,
duurzaam ingerichte locaties en gebieden. Hiervoor is dan ook meer
nodig dan alleen behoud en versterking van de greenports.
Herstructurering van de bestaande centra en een verdere transitie van
de tuinbouw, is en blijft noodzakelijk om concurrerend te kunnen
opereren en om aan de eisen op het gebied van milieu, energie en
ruimtelijke kwaliteit te voldoen. In feite is dat onze garantie voor
een 'license to produce'. Nu en in de toekomst.
Als we deze praktijk kunnen 'meegeven' bij de ontwikkeling van het
glastuinbouwcomplex dan kunnen we de economische kracht van de
greenports voor de Zuidvleugel en Nederland als geheel benutten. Een
goede logistieke koppeling tussen de greenports en de nationale
mainport Rotterdam en ook Schiphol is daarbij van groot belang.
In de Nota Ruimte wordt daarom ingezet op
landbouwontwikkelingsgebieden, die ruimte bieden voor de glastuinbouw,
waardoor schuifruimte ontstaat voor de herstructurering in de
glascentra en ruimte wordt geboden die innovatief en toekomstgericht
is voor milieu, energie en economische slagkracht.
En we moeten ook onze zegeningen tellen; De tuinbouw heeft de laatste
jaren bewezen dat zij in staat is om binnen korte tijd in te spelen op
nieuwe ontwikkelingen. Zo zijn er binnen de glastuinbouw forse stappen
gezet richting een energie-efficiënte productie en ben ik hoopvol
gestemd over de ontwikkeling van energieneutrale kassen. In de
tuinbouw zijn de afgelopen jaren ook de nodige resultaten geboekt met
het terugdringen van het bestrijdingsmiddelenverbruik en meststoffen.
Die opgave is nog niet helemaal gedaan, maar het tempo geeft wel aan
wat de innovatiekracht van de sector is.
Dames en heren,
Om nieuwe impulsen te benutten is het nodig dat daarbij ook
voorwaardescheppende factoren op peil blijven en waar nodig worden
verbeterd. Het gaat daarbij om vermindering van de congestie via
verbetering van de weg- en railinfrastructuur en voldoende ruimte voor
het bedrijfsleven. Maar een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de
Zuidvleugel betekent ook dat we de oude bedrijventerreinen in de stad
aanpakken. Hier liggen grote opgaven maar ook grote kansen. Denkt u
eens aan de ruimte die op de langere termijn vrijkomt in het
Rotterdams havengebied als gevolg van de aanleg van de Tweede
Maasvlakte.
De aantrekkingskracht van de Zuidvleugel als vestigingsplaats voor
bedrijven kan verder worden vergroot door meer exclusieve woonmilieus
aan te bieden. Op dit moment liggen de meeste van die exclusieve
woonmilieu's aan de noordrand van de Zuidvleugel. Maar ook aan de
zuidkant zijn er aantrekkelijke mogelijkheden, zoals blijkt uit een
recente inventarisatie van het Platform Zuidvleugel.
Om meer hoogwaardige werkgelegenheid in de Zuidvleugel te creëren is
een goed opgeleide beroepsbevolking essentieel. Dat zal uiteraard geen
nieuws voor u zijn. Het betekent verhogen van het opleidingsniveau van
de bewoners van de Zuidvleugel en het aantrekken van goed opgeleide
werkers van buiten de regio. Ik pleit zeker niet voor een scherpe
concurrentie tussen de onderdelen van de Randstad, maar wel voor een
zeker evenwicht in aantrekkelijkheid en ontplooiingskansen.
Gezamenlijke opgave overheid en bedrijfsleven
Dames en heren, dit kabinet wil ondernemend Nederland de ruimte geven
in het vertrouwen dat ondernemers het belang inzien van een hoge
omgevingskwaliteit in deze regio. Uit verantwoordelijkheid voor de
omgeving waarin de onderneming functioneert, maar ook uit welbegrepen
eigenbelang.
De Nota Ruimte schept ruimtelijke voorwaarden voor een versterking van
de internationale concurrentiepositie van de Randstad. Dat geldt de
Randstad als geheel, maar uiteraard ook het niveau van de Noord- en
Zuidvleugel van de Randstad. Zoals u weet heeft het kabinet er voor
gekozen om de uitvoering van de Nota Ruimte en de uitvoeringsagenda
die daarbij hoort, op een praktische manier aan te pakken.
Het kabinet heeft daarvoor vier programma's opgesteld voor
respectievelijk de Noordvleugel, het Groene Hart, de Zuidvleugel en
Zuidoost Brabant/Noord Limburg. Deze programma's hebben ieder een
eigen trekker: collega Peijs is verantwoordelijk voor de Noordvleugel,
collega Veerman voor het Groene Hart, collega Van Gennip voor Brabant
en zelf ben ik verantwoordelijk voor de Zuidvleugel. U zult begrijpen
dat mijn inzet voor de Zuidvleugel van de Randstad hierdoor een extra
dimensie heeft gekregen.
Met het programma Zuidvleugel streef ik drie doelen na. Het eerste
doel is versterking van de rijkscoördinatie in de regio: het op elkaar
afstemmen van rijksbesluiten over infrastructuur, verstedelijking,
bedrijfsterreinen, groenvoorzieningen en recreatie. Voor de eerste
zaken geldt dat infrastructuur de ruggengraat vormt voor de
verstedelijking. Denkt u bijvoorbeeld aan de komst van de
RijnGouweLijn en aan het integrale concept Stedenbaan.
Het tweede doel van het programma Zuidvleugel is het zwaluwstaarten
van de rijksbesluitvorming en de besluitvorming van de regionale
partijen. We gaan de besluiten over rijksprojecten en regioprojecten
inhoudelijk en qua tijd en fasering heel goed op elkaar afstemmen
waardoor het voor burgers en ondernemers zo snel mogelijk duidelijk
wordt wat de overheden wel en niet gaan ontwikkelen. Ik weet namelijk
dat ondernemers snelheid en duidelijkheid van besluiten het
belangrijkste vinden; dat geeft immers zekerheid.
Een derde doel van het programma is tijdige inschakeling van
marktpartijen en maatschappelijke organisaties. De vraag die daarbij
voorligt is: hoe kunnen bedrijfsleven en overheid hun samenwerking
optimaliseren om de randvoorwaarden en doelen die ik net noemde, te
realiseren. Het gaat hierbij zowel om wat ik noem de 'hardware' als om
de 'software'. Bij de hardware denk ik dan aan verbetering van de weg-
en railinfrastructuur. Hier liggen duidelijke kansen voor vernieuwende
concepten die gestalte kunnen krijgen bij projecten zoals de
toekomstige aanleg van de A4 zuid en de A15 Maasvlakte-Vaanplein.
Het bedrijfsleven heeft ook recentelijk aan collega Peijs van V&W en
aan mij aangegeven mee te willen denken over de vraag, hoe via een
publiek-private samenwerking deze projecten versneld kunnen worden.
Dat is een welkome handreiking die wij samen graag zullen benutten.
Maar ik nodig het bedrijfsleven ook uit om mee te denken en te
participeren in andere projecten. Ik denk in dit verband aan het
studieproject Stedenbaan, dat gericht is op het ontwikkelen van
verstedelijking rond stationslocaties op de as Leiden - Dordrecht.
Maar ook in de driehoek Rotterdam-Zoetermeer-Gouda liggen er volop
kansen. Datzelfde geldt voor de toekomstige herstructurering van het
Rotterdamse Waal- en Eemhavengebied. Door transformatie kan ruimte
vrijkomen voor nieuwe bedrijvigheid, wonen en groen in en om de stad.
Maar vooral voor de vergroting van het aantal exclusieve woonmilieus
waar ik net over sprak. Voor al deze activiteiten en plannen vormt het
Zuidvleugelprogramma een duidelijk samenhangend kader.
Dan de kant van de software. Door de kennis van
overheid/universiteiten meer en intensiever te koppelen aan die van
het bedrijfsleven kan een meerwaarde worden bereikt. Ik denk dan aan
de ontwikkeling van nieuwe technieken, nieuwe materialen en nieuwe
producten. De overheid kan daar voorwaarden voor scheppen en doet dat
ook. Zie het Technopolis-project en de ontwikkelingen in Leiden die ik
u noemde.
Waar het gaat om kennis, innovatie, logistiek en de combinatie daarvan
zijn ook de greenports van belang. De kennis en kunde die daarin zijn
verenigd moeten we koesteren. De greenports zijn van groot belang voor
ondernemend Nederland, ze zijn ons visitekaartje in het buitenland en
dragen in hoge mate bij aan onze exportpositie.
Ik sluit af met de constatering, dat de Zuidvleugel nog altijd grote
potenties heeft. Vanuit mijn ministerie ondersteun ik het waarmaken
van die belofte, niet alleen met het programma Zuidvleugel, maar ook
door met u mee te denken over nieuwe samenwerkingsvormen tussen
bedrijfsleven en overheid.
Dit kabinet ziet kansen voor de Zuidvleugel en zet daar zwaar op in.
Laten we samen die kansen optimaal benutten!
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer