Federale regering Belgie


Oprichting van een strafuitvoeringsrechtbank
(2004-12-10)

Persbericht van de Ministerraad

Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, keurde de Ministerraad het voorontwerp van wet goed, houdende de oprichting van een strafuitvoeringsrechtbank, en het voorontwerp van wet betreffende de externe rechtspositie van gedetineerden.

De twee voorontwerpen van wet zijn nauw met elkaar verbonden: het heeft immers weinig zin een rechterlijke instantie op te richten die zich dient uit te spreken over strafuitvoeringsmodaliteiten waarvan de meeste geen wettelijke basis hebben.

De uitvoering van de vrijheidsberovende straf: een wetgevend gebrek Op dit ogenblik worden de uitvoeringsmodaliteiten van de vrijheidsberovende straf of van de tijdelijke invrijheidstelling geregeld door ministeriële circulaires en niet door een wet. Deze situatie geeft aanleiding tot problemen op het vlak van de transparantie en de rechtszekerheid.

Er zijn immers zeer veel ministeriële circulaires en ze vormen geen logisch en samenhangend geheel. Gezien de massa bestaande teksten is het, zowel voor de gedetineerden als voor de beslissende overheid, uiterst moeilijk om een duidelijke en globale visie van alle geldende regels te hebben.

De gedetineerde weet niet op welke manier de straf waartoe hij werd veroordeeld zal worden uitgevoerd, welke zijn rechten zijn en welke de voorwaarden zijn, om te kunnen genieten van een maatregel van tijdelijke invrijheidstelling (uitgangsvergunning, penitentiair verlof) of van een bijzondere modaliteit van strafuitvoering (beperkte detentie, elektronisch toezicht, voorlopige invrijheidstelling).

Anderzijds moest de verdeling van de bevoegdheden tussen de rechterlijke macht en de uitvoerende macht worden verduidelijkt.

Een nieuwe verdeling van de bevoegdheden inzake strafuitvoering De oprichting van de strafuitvoeringsrechtbank zal leiden tot een nieuwe verdeling van de bevoegdheden tussen de uitvoerende macht en de rechterlijke macht. Zodoende wordt het principe van de scheiding van de machten nageleefd.

De leidraad van deze nieuwe verdeling is het feit dat het nemen van de beslissingen, die de aard van de strafuitvoering substantieel kunnen veranderen, tot de bevoegdheid van de rechterlijke macht behoort.

Deze nieuwe verdeling maakt het bovendien mogelijk de beschikking te hebben over een efficiënt systeem, dat het hoofd kan bieden aan de dringende situaties, zoals die zich in de praktijk voordoen.


1. Welke zullen de bevoegdheden van de Minister van Justitie zijn?

Op enkele zeldzame uitzonderingen na, liggen de beslissingen inzake de uitvoering van de vrijheidsberovende straf op dit ogenblik in handen van de Minister van Justitie.

Er wordt voorgesteld aan de minister van Justitie beslissingsbevoegdheid te laten voor de volgende maatregelen:


- de uitgangsvergunning: de toelating voor de veroordeelde om de gevangenis te verlaten voor hoogstens één dag. Hier onderscheidt men de periodieke permissie (om de invrijheidstelling voor te bereiden) en de occasionele permissie (familiale, juridische, medische verplichtingen...).


- het penitentiair verlof: de mogelijkheid voor de gedetineerde om de gevangenis te verlaten en er de nacht niet door te brengen (maximum 3 dagen per trimester).


- de onderbreking van de strafuitvoering, die kan worden toegekend voor een hernieuwbare periode van maximum drie maanden, wanneer de gedetineerde geconfronteerd wordt met ernstige en buitengewone familiale gebeurtenissen, die zijn aanwezigheid buiten de gevangenis noodzakelijk maken.


- de voorlopige invrijheidstelling met het oog op het regelen van het probleem van de overbevolking in de gevangenissen, een uitlaatklep die aan de minister van Justitie wordt toevertrouwd om het hoofd te bieden aan een ernstig probleem van overbevolking.

De minister zal op basis van het verzoek dat de veroordeelde indiende en het dossier dat werd samengesteld door de directeur beslissen. De minister moet zijn beslissing binnen de 14 dagen na ontvangst van het dossier meedelen.


2. Welke zullen de bevoegdheden van de Strafuitvoeringsrechtbank zijn?

De Strafuitvoeringsrechtbank zal voortaan als enige bevoegd zijn om te beslissen over verzoeken met betrekking tot:


- de beperkte detentie, één enkele modaliteit die de huidige maatregelen, te weten de halve vrijheid en de beperkte hechtenis, bundelt: de veroordeelde krijgt de toelating om systematisch de penitentiaire instelling te verlaten voor voorafgaandelijk vastgestelde periodes van maximum twaalf uren (om de voorwaardelijke invrijheidstelling voor te bereiden of om professionele redenen, wegens opleidingen en wegens familiale redenen).


- het elektronisch toezicht, met andere woorden de veroordeelde heeft huisarrest en staat daarbij onder elektronisch toezicht: de veroordeelde wordt dus niet in de cel gestopt maar zijn bewegingsvrijheid staat onder toezicht en dit op basis van een vooraf vastgesteld tijdsgebruik.


- de voorwaardelijke invrijheidstelling: de bevoegdheid van de huidige commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt dus naar de Strafuitvoeringsrechtbanken overgedragen.


- de voorlopige invrijheidstelling met het oog op het verwijderen uit het koninkrijk: de vrijlating van een vreemdeling die veroordeeld werd en het voorwerp is van een beslissing tot uitlevering, terugzending of uitwijzing, met het oog op zijn verwijdering van het grondgebied.

De bijzondere bevoegdheden van de strafuitvoeringsrechter


- De bevoegdheid om de straf te wijzigen.
De strafuitvoeringsrechter zal een gevangenisstraf van minder dan een jaar kunnen omzetten in een werkstraf, wanneer de toestand van de veroordeelde gevoelig veranderd is sedert de uitspraak van de straf.


- De voorlopige invrijheidstelling wegens medische redenen De strafuitvoeringsrechter zal de voorlopige invrijheidstelling kunnen bevelen indien de veroordeelde in de terminale fase verkeert van een ongeneeslijke ziekte of wanneer zijn gezondheidstoestand onverenigbaar is met de detentie.


- Beroep tegen de beslissingen van de minister van Justitie Men zal in beroep kunnen gaan bij de strafuitvoeringsrechtbank die de wettelijkheid van de beslissing zal nagaan, tegen de beslissingen die de Minister van Justitie neemt in het kader van de bevoegdheden waarover hij beschikt.

De Strafuitvoeringsrechtbank, multidisciplinaire rechtsspraak Het ontwerp voorziet de oprichting van een nieuwe afdeling in de rechtbank van eerste aanleg: de Strafuitvoeringsrechtbank.

Er is voorzien in de oprichting van zes strafuitvoeringsrechtbanken, namelijk één per rechtsgebied van het hof van beroep, uitgezonderd in Brussel, waar er twee zullen zijn (een Nederlandstalige kamer en een Franstalige kamer).

De rechtbank zal zetelen in de gevangenis, op de zetel van de rechtbank of in eender welke rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied van het hof.

Deze rechtbank zal een multidisciplinaire vorm hebben:
- Ze zal worden voorgezeten door een beroepsmagistraat: de strafuitvoeringsrechter, deze zal een nuttige beroepservaring van minstens 10 jaar in de magistratuur moeten hebben, waarvan 3 jaar als rechter of als toegevoegd rechter in de rechtbank van eerste aanleg.


- In het kader van de dossiers betreffende de vrijheidsbenemende straffen van meer dan drie jaar, zal deze magistraat worden bijgestaan door twee bijzitters in strafuitvoering; de ene gespecialiseerd op het gebied van de sociale reclassering en de andere op het strafrechtelijke en penitentiaire gebied. De bijzitters moeten minstens 30 jaar oud zijn en een nuttige beroepservaring van 5 jaar kunnen bewijzen in de betrokken sector.


- Voor de strafuitvoeringsrechtbank zal men voorzien in een gespecialiseerd openbaar ministerie, belast met de controle op de beslissingen van de rechtbank. Deze substituut moet een bepaalde ervaring aantonen: hij zal minstens 10 jaar ervaring in de magistratuur hebben, waarvan 3 jaar als magistraat van het parket van de procureur des Konings.

De magistraten en de bijzitters zullen worden aangewezen voor een mandaat van 4 jaar, dat één keer hernieuwbaar is. Na één jaar zal er een evaluatie plaatsvinden, daarna elke 3 jaar aan de hand van het model voor evaluatie van de bijzitters van de commissies voorwaardelijke invrijheidsstelling.

Beroep tegen de beslissingen van de Strafuitvoeringsrechtbank

Naar het voorbeeld van wat thans voorzien is voor de beslissingen van de Commissies voorwaardelijke invrijheidstelling, zal men cassatieberoep kunnen aantekenen tegen de in eerste aanleg genomen beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbank.

De opvolging van de strafuitvoering

De strafuitvoeringsrechtbank zorgt voor het opvolgen van de strafuitvoering. Ze zal zich hiervoor baseren op de rapporten van de justitieassistenten die, in de schoot van de Justitiehuizen, de sociale voogdij uitoefenen op de veroordeelden.

Het is daarentegen het openbaar ministerie dat belast is met de controle van de maatregelen, het kan dus zonodig vragen dat de maatregel wordt herzien, geschorst of herroepen.

Welke procedure vóór de strafuitvoeringsrechtbank?

Voor de voorwaardelijke invrijheidstelling en de invrijheidstelling met het oog op verwijdering
Het initiatief berust bij de directeur van de gevangenisinstelling, die het dossier moet samenstellen en binnen de 4 à 2 maanden vóór de datum van toelaatbaarheid van de voorgestelde maatregel, een gemotiveerd advies moet uitbrengen.

Het advies van de directeur en het dossier worden voor verder advies overgemaakt aan het openbaar ministerie. Het dossier wordt dan voorgelegd aan de rechter of aan de strafuitvoeringsrechtbank, die zal beslissen na het voeren van een tegensprekelijke procedure. Worden met name gehoord: de directeur, de veroordeelde en zijn raadsman en het slachtoffer.

Voor het elektronisch toezicht en de beperkte detentie

Het initiatief berust bij de veroordeelde, die een verzoek moet indienen bij de griffie van de gevangenis of bij die van de strafuitvoeringsrechtbank.

Indien de veroordeelde gedetineerd is, moet de directeur advies verstrekken. Indien hij dat niet is, kan het parket of de rechtbank een maatschappelijk onderzoek bevelen. Het dossier wordt dan voorgelegd aan de rechter of aan de strafuitvoeringsrechtbank, die zal beslissen na het voeren van een tegensprekelijke procedure. Worden met name gehoord: de directeur (in geval van detentie), de veroordeelde en zijn raadsman en het slachtoffer.

De maatregel kan worden herzien, herroepen of geschorst

De maatregel die toegekend wordt door de strafuitvoeringsrechtbank kan worden herzien, herroepen of geschorst, wanneer:
- de veroordeelde tijdens zijn proeftijd een misdaad of een misdrijf begaat;

- de veroordeelde de fysieke integriteit van derden ernstig in gevaar brengt;

- de bijzondere voorwaarden die de rechtbank opgelegd heeft niet worden gerespecteerd;

- de veroordeelde geen gevolg geeft aan de oproepen van de justitieassistent, van de strafuitvoeringsrechtbank of van het openbaar ministerie.

Het openbaar ministerie kan dan middels een dagvaarding de rechtbank vatten. In dat geval kan de rechtbank de voorwaarden herzien of, indien dat noodzakelijk blijkt, de maatregel herroepen.

Bij de gevallen die aanleiding kunnen geven tot herroeping, kan de strafuitvoeringsrechtbank er de voorkeur aan geven om de toegestane maatregel op te schorten. De duur van de opschorting die wordt bevolen zal één maand bedragen en is één keer hernieuwbaar. Binnen deze termijn kan de rechtbank beslissen om de bij de maatregel horende bijzondere voorwaarden te herzien of de maatregel zelf te herroepen.

In geval van ernstig gevaar voor de fysieke integriteit van derden, kan het openbaar ministerie daarenboven de veroordeelde onder voorlopig arrest laten plaatsen. De strafuitvoeringsrechtbank moet dan binnen de 7 dagen beslissen over de noodzaak om de door haar toegestane maatregel al dan niet op te schorten.

Uitbreiding van de rechten van het slachtoffer
Het slachtoffer krijgt vandaag enkel een wettelijke erkenning in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Het slachtoffer kan vragen om gehoord te worden met betrekking tot de voorwaarden die in zijn belang moeten worden opgelegd. Op vraag van het slachtoffer zal de commissie hem informeren over het toekennen van de voorwaardelijke invrijheidstelling en over de voorwaarden die zijn belangen garanderen.

Dit ontwerp stelt voor de rechten van de slachtoffers op diverse niveaus uit te breiden:

- op het vlak van de voorwaardelijke invrijheidstelling Er zal geen onderscheid meer worden gemaakt volgens de aard van de feiten waarvoor de dader veroordeeld werd (zoals dat thans het geval is krachtens het koninklijk besluit van 10 februari 1999, houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling).


- voor de andere gevallen waarbij de strafuitvoeringsrechtbank wordt gevat, zullen de slachtoffers kunnen vragen om gehoord of geïnformeerd te worden;


- bij toestaan van een eerste penitentiair verlof, zullen de slachtoffers die het wensen worden geïnformeerd.

De slachtoffers (of hun advocaat) worden gehoord omtrent de voorwaarden waarvan zij denken dat het opportuun is om die in hun belang vast te leggen. Zij zijn daarentegen geen partij tijdens het debat over het toekennen van een bijzondere uitvoeringsmodaliteit van de straf.

De informatie die ze ontvangen zal vermelden welke de toegekende maatregel is en, in voorkomend geval, welke voorwaarden er in hun belang aan verbonden zijn. De slachtoffers die gevraagd hebben om te worden geïnformeerd, zullen ook kennis krijgen van de herroeping van een maatregel die door de rechtbank uitgesproken werd.