Federale regering Belgie
Staffuncties in de FOD's
(2004-12-10)
Persbericht van de Ministerraad
Op voorstel van de heer Christian Dupont, Minister van
Ambtenarenzaken, keurde de Ministerraad een ontwerp van koninklijk
besluit goed tot wijziging van het koninklijk besluit (*) betreffende
de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale
overheidsdiensten.
Het ontwerp heeft de bedoeling een objectieve en transparante
evaluatieprocedure in te voeren voor de houders van staffuncties in de
federale overheidsdiensten.
De verantwoordelijken van de stafdiensten moeten de topmanagers, de
houders van managementfuncties, vakkennis en ondersteuning bieden op
het gebied van budgetbeheer, personeelsbeleid en informatica- en
communicatietechnologieën.
Ze spelen dus een belangrijke rol in het slagen van de modernisering
van de federale administratie. Hun evalutiesysteem is gebaseerd op de
evaluatieprocedure voor de houders van managementfuncties. (**)
Regelmatig aangepast ondersteuningsplan
Iedere houder van een staffunctie stelt binnen de zes maanden na zijn
aanduiding een ondersteuningsplan op dat hij ter goedkeuring voorlegt
aan de organen die hem moeten evalueren.
Het plan bepaalt hoe de stafdienst ondersteuning biedt bij de
verwezenlijking van de activiteiten en doelstellingen van de
organisatie. Het wordt op hetzelfde ogenblik aangepast als de
management- en operationele plannen van de voorzitter van het
directiecomité van de FOD.
Geregelde evaluaties over precieze elementen
De houder van een staffunctie wordt tijdens zijn mandaat drie maal
geëvalueerd: de eerste twee tussentijdse evaluaties vinden plaats
telkens om de twee jaar, terwijl de eindevaluatie zes maanden voor het
verstrijken van zijn mandaat gebeurt.
De elementen waarmee men rekening houdt bij de evaluatie, hebben niet
alleen betrekking op de verwezenlijking van de doelstellingen die
werden vastgelegd in het ondersteuningsplan, maar ook op de manier
waarop de mandataris die doelstellingen heeft behaald en op zijn
persoonlijke bijdrage bij het behalen van die doelstellingen.
Een objectieve evaluatie
De houder van een staffunctie wordt door een eerste evaluator, zijn
onmiddellijke hiërarchische meerdere, geëvalueerd. De evaluator wordt
bijgestaan door een tweede evaluator, de meerdere van de onmiddellijke
meerdere, die instaat voor de objectiviteit van het proces.
Tijdens de evaluatiecyclus kunnen gesprekken plaatsvinden om het
functioneren van de geëvalueerde of de verwezenlijking van de
verschillende doelstellingen te bespreken.
Na afloop van het evaluatiegesprek stelt men een evaluatieverslag op.
Voor de tussentijdse evaluatie (twee keer tijdens het mandaat) staat
er geen enkele vermelding in het verslag, behalve wanneer ze
onvoldoende is. De eindevaluatie daarentegen wordt afgesloten met één
van de volgende vermeldingen: zeer goed, voldoende, onvoldoende.
De behaalde vermelding is beslissend voor de vraag of het mandaat
wordt voortgezet.
Overgangsbepalingen voor de houders van staffuncties die al aangesteld
zijn
Om de evaluatie mogelijk te maken van de houders van staffuncties die
al voor de inwerkingtreding van het besluit werden aangesteld en die
in sommige gevallen al meer dan twee jaar in dienst zijn, worden er
overgangsbepalingen ingevoerd.
Zo zullen ze twee maal worden geëvalueerd tijdens hun mandaat: een
eerste maal halfweg en een tweede maal, zes maanden voor het einde van
hun mandaat.
(*) van 2 oktober 2002.
(**) goedgekeurd door de Ministerraad op 3 december 2004.