Ministerie van Justitie

Persbericht

Antwoorden van de minister van Justitie op vragen van Kamerlid Wilders 10 december 2004

Antwoorden van de minister van Justitie - mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - op de vragen van het lid Wilders (GroepWilders) aan de ministers van Justitie en van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties over beveiliging. (ingezonden 9 november 2004, nr. 2040504640)

Vraag 1:
Deelt u de mening dat het - voor het democratische proces - niet aanvaardbaar is indien het oprichten van een nieuwe politieke beweging/partij wordt belemmerd omdat medewerkers, sympathisanten en aspirant-Kamerleden veiligheidsproblemen hebben en in hun activiteiten

worden ontmoedigd mede doordat 'bronnen binnen de veiligheidsdiensten' 1)
anoniem aan de media meedelen dat betrokkenen een vergelijkbaar veiligheidsrisico als ondergetekende lopen? Wist u hiervan? Zo ja, wat

zult u doen om dit in de toekomst te vermijden? Bent u van mening dat het
correcter zou zijn geweest indien de overheid dergelijke veiligheidsproblemen eerst direct met mij zou bespreken?

Vraag 2:
Deelt u de mening dat het evenmin aanvaardbaar is dat mensen worden ontmoedigd door dan wel namens de overheid, mede door hen nadrukkelijk te
waarschuwen voor de gevaren van het sympathiseren met mij en mijn nieuwe
politieke beweging? 2) Wist u hiervan? Wat zult u doen om dit in de toekomst te vermijden?

Antwoord 1 en 2 :
Het staat buiten kijf dat vrije partijvorming wezenlijk is voor het democratisch proces en dat ontmoediging van medewerkers, sympathisanten
en aspirant-kamerleden dit kan belemmeren. De vraag veronderstelt echter
feiten voor de waarheid waarvan wij geen aanwijzingen hebben. Mitsdien

kan de vraag niet beantwoord worden. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten hebben ten doel de democratie te beschermen. Overigens deel ik de mening geheel dat als er beveiligingsproblemen zijn
het correct is dat er rechtstreeks contact moet worden opgenomen en geen
contact gezocht moet worden via de media. Dat geldt voor alle betrokkenen. Van de zijde van de overheid wordt die gedragslijn gevolgd.

Vraag 3:
Kan de minister van Justitie zijn uitspraak toelichten dat hij tijdens

een gesprek met mij aan mij zou hebben gevraagd of ik problemen had met
de veiligheid van de organisatie van mijn partij 3), nu het tegendeel het
geval is?

Antwoord 3:
De minister van Justitie kan niet instaan voor de wijze waarop zijn woorden worden weergegeven. De minister van Justitie heeft tegen de betreffende journalist en in het AO van 8 december j.l. gezegd dat hij

gevraagd heeft of de beveiliging van de persoon van dhr. Wilders afdoende
geregeld was om hem in staat te stellen om te functioneren en dat het antwoord daarop bevestigend was.

Vraag 4:
Is de minister van Justitie werkelijk van mening dat bewaking als een 'statussymbool' 4) wordt gezien? Denkt de minister echt dat intensieve

persoonsbeveiliging met alle - negatieve - persoonlijke gevolgen van dien
statusverhogend is? Suggereert hij hiermee dat de thans beveiligde personen niet meer in gevaar zijn en dat dus alle veiligheidsmaatregelen
kunnen worden opgeheven of neemt hij zijn opmerkingen daarover terug?

Antwoord 4:
Nee. De minister van Justitie heeft juist nadrukkelijk gesteld dat het

geen statussymbool is en dat derhalve de besluitvorming daarover berust
op concrete aanwijzing van dreiging of een evaluatie van het risico.

Vraag 5:
Bent u bereid - liefst op de kortst mogelijke termijn - over alles betreffende de veiligheid van mijn nieuwe politieke beweging en daaraan
verbonden personen met mij een gesprek te voeren? Zo neen, waarom niet?
Wilt u deze vragen nog deze week beantwoorden?

Antwoord 5:
De vraagsteller weet uit eigen ervaring dat ieder van de betrokkenen van
overheidszijde steeds beschikbaar is voor contact over de beveiliging. De
minister van Justitie alsook de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn steeds bereid tot het voeren van een gesprek,

een daartoe strekkend verzoek is tot op heden niet ontvangen.