Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA DEN HAAG
Uw brief Ons kenmerk
AVB/VDB/04 72632
Onderwerp Datum
Evaluatie van de Arbowet inzake 10 december 2004
ongewenste omgangsvormen
Bijgaand bied ik u het rapport aan van het door Research voor Beleid verrichte onderzoek
`Evaluatie van de Arbowet inzake ongewenste omgangsvormen'. Het onderzoek heeft ten
doel het verschaffen van inzicht in de mate waarin werkgevers hebben voldaan aan de
verplichting tot het voeren van een preventief beleid en een beleid voor opvang na
incidenten met seksuele intimidatie en agressie en geweld. Op grond van de Arbowet, en
ook de Algemene Wet Gelijke Behandeling zijn werkgevers immers verplicht ongewenste
omgangsvormen op het werk tegen te gaan.
Het onderzoek brengt tevens de prevalentie in beeld van seksuele intimidatie, agressie en
geweld, pesten, discriminatie en conflicten op de werkvloer. Dat gebeurt onder andere op
basis van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden, een grootschalige
werknemersenquête van TNO Arbeid. De rapportage over deze enquête gaat eveneens
hierbij.
Onderhavig onderzoek is verder gebaseerd op interviews met werkgevers, literatuurstudie
en groepsgesprekken met deskundigen. De resultaten van dit onderzoek kunnen worden
vergeleken met de uitkomsten van een nulmeting uit 1995 en een vervolgmeting uit 2000.
De belangrijkste resultaten uit het onderzoek zijn de volgende.
Betreffende de prevalentie van en klachten over ongewenste omgangsvormen:
27% van de werknemers heeft last van intimidatie door het publiek, 15% heeft te maken
met intimidatie van chefs/collega's, 9% met lichamelijk geweld van het publiek, 9% met
seksuele intimidatie door publiek, 1%-5% wordt gepest, 1%-3% wordt gediscrimineerd
en 15% heeft te maken met conflicten. Intimidatie door internen wordt erger gevonden
dan intimidatie door externen.
Er is door de jaren heen een stijgende trend op het gebied van intimidatie of lichamelijk
geweld: de omvang van intimidatie door publiek steeg van 21% in 2000% tot 27 % in
2003, lichamelijk geweld door publiek van 7% 2000 tot 9% in 2003. Intimidatie door
chefs/collega's bleef ongeveer gelijk (15%).
Slachtoffers van ongewenste omgangsvormen geven aan minder goed te functioneren en
minder plezier in het werk te hebben en er is ook een relatie met verzuim en
AVB/VDB/04 72632
2
gezondheidsklachten. Blootstelling aan ongewenste omgangsvormen werkt door op het
functioneren van collega's op het werk en op de thuissituatie van de slachtoffers.
16% van de werkgevers kreeg in het afgelopen jaar één of meer klachten over agressie
en geweld en 17% over conflicten. Het percentage werkgevers dat klachten kreeg over
seksuele intimidatie bedroeg gemiddeld 4%, pesten 5% en discriminatie 5%.
Er zijn grote verschillen in het aantal klachten tussen de diverse sectoren. Organisaties
van de overheid en van de overige dienstverlening krijgen relatief veel klachten.
Betreffende het beleid van werkgevers:
In vergelijking met de wetsevaluatie uit 2000 blijkt dat werkgevers hun
arboverplichtingen beter nakomen. Niet alleen grote organisaties doen het beter, ook het
midden en kleinbedrijf scoort beter wat betreft aandacht voor ongewenste
omgangsvormen in de RI&E (gemiddeld 79%, in 2000: 72%)
Er is vaker een plan van aanpak (74%, was 57%) en er zijn meer vertrouwenspersonen
(53%, in 2000 34%) en de ondersteuning door arbodiensten is sterk verbeterd (80%, was
58%)
Bij 70% van de grotere bedrijven heeft de Arbowet invloed gehad bij het maken van
beleid inzake ongewenste omgangsvormen. Bij de kleinste bedrijven (1 9 werknemers)
is dit 37%. In de wetsevaluatie van 2000 was de invloed van de Arbowet veel lager:
11% voor agressie en geweld, 18% voor seksuele intimidatie
Tussen de 40% (kleinste bedrijven) en 60% (grootste bedrijven) van de bedrijven heeft
een gedragscode
Volgens deskundigen ontbrak in 2000 bij de meeste bedrijven een goed
registratiesysteem. In 2004 registreert bijna de helft van de bedrijven klachten over
ongewenste omgangsvormen. Desondanks blijkt het moeilijk om een goed beeld te
krijgen van de omvang van ongewenste omgangsvormen op het werk.
Terugkijkend op vorige evaluaties komen de onderzoekers tot de paradoxale conclusie dat
ongewenste omgangsvormen op de werkvloer wijd verbreid voorkomen en soms zelfs zijn
toegenomen, terwijl er tegelijkertijd minder klachten worden gemeld bij werkgevers over
agressie en geweld en seksuele intimidatie. Het aantal klachten over pesten is ongeveer
gelijk gebleven. In de gesprekken met deskundigen wordt naar voren gebracht dat
slachtoffers incidenten minder vlug zouden melden omdat zij bang zijn om hun baan te
verliezen in deze economisch mindere tijden. Ook zou de meldingsbereidheid afnemen
omdat slachtoffers geen vertrouwen hebben in de afhandeling.
Het onderzoek toont in ieder geval duidelijk aan dat werkgevers hun formele
arbobeleidsverplichtingen goed nakomen. Opvallend is ook de toename van het aantal
gedragscodes. Maar het feit dat werknemers aangeven dat er sprake is van een toename van
ongewenste omgangsvormen toont ook aan, dat een echte aanpak van ongewenste
omgangsvormen nog niet voldoende tussen de oren van de chefs en hun werknemers zit. Op
het aspect van de doorvertaling van beleid is dus zeker nog verbetering nodig en mogelijk.
Hier ligt een belangrijke rol voor de sociale partners.
AVB/VDB/04 72632
3
Dit is in lijn met de SER-adviesaanvraag betreffende de Evaluatie van de Arbowet, waarin
is aangegeven dat Psychosociale Arbeidsrisico's (OO behoort hiertoe) op de agenda van
werkgevers en werknemers moet staan.
Om partijen hierbij te ondersteunen kunnen goede praktijken helpen. Daarom laat ik in 2005
een inventarisatie starten naar goede voorbeelden voor preventie en aanpak van ongewenste
omgangsvormen. Hierbij zal ook worden geput uit de (eerste) positieve resultaten met de
aanpak van agressie op het werk van de arboconvenanten uit de afgelopen twee jaar. Ter
afronding van dit traject wordt een expertmeeting georganiseerd, waarbij de resultaten van
voornoemde inventarisatie zullen worden gepresenteerd. Vertegenwoordigers van
werkgevers-, werknemersorganisaties en arbodiensten vormen de doelgroep van deze
meeting.
Alle informatie hierover wordt verspreid en op de SZW-website geplaatst.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
Bijlagen:
- `Evaluatie van de Arbowet inzake ongewenste omgangsvormen'
- Persbericht
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid