Ministerie van Justitie
Persbericht ministerraad
10 december 2004
KABINET: NIEUWE VOORWAARDEN AAN INVRIJHEIDSTELLING
De ministerraad heeft er op voorstel van minister Donner van Justitie mee ingestemd dat gedetineerden
in de toekomst alleen onder voorwaarden vervroegd vrijkomen. Dit draagt bij aan de maatschappelijke
veiligheid doordat de kans op recidive wordt beperkt. Voorwaardelijke invrijheidstelling houdt
veroordeelden langer onder toezicht van justitie.
Momenteel worden gedetineerden (met een vrijheidsstraf langer dan één jaar) na tweederde van hun
straf zonder meer vrijgelaten. Is een gedetineerde eenmaal vrij, dan kan de invrijheidstelling ook niet
meer worden teruggedraaid. In het wetsvoorstel worden dezelfde termijnen voor de vervroegde
invrijheidstelling gehanteerd, maar zijn er voorwaarden aan verbonden. De algemene voorwaarde is dat
de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig mag maken aan een strafbaar feit.
Doet hij dat wel dan kan de invrijheidstelling worden ingetrokken. Naast de algemene voorwaarde
kunnen allerlei bijzondere voorwaarden aan het gedrag worden gesteld, afhankelijk van de persoonlijke
omstandigheden van de veroordeelde. Dat kunnen gedragsbeperkingen zijn zoals een locatieverbod,
een meldingsplicht of een alcohol- en/of drugsverbod. Maar ook programmatische voorwaarden als de
verplichting om een cursus te volgen of aan hulpverlening mee te werken, kunnen worden opgelegd.
Zo nodig kan de naleving van de voorwaarden gecontroleerd worden door middel van elektronisch
toezicht.
De minister van Justitie is verantwoordelijk voor het opstellen van de voorwaarden, eventueel op advies
van de reclassering en/of het openbaar ministerie. De voorwaarden zijn van kracht gedurende een
proeftijd. Die gaat in op de dag van de invrijheidstelling en is gelijk aan de periode waarover
voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, maar duurt in alle gevallen ten minste één jaar.
Het openbaar ministerie beslist over uitstel, afstel en intrekking van de voorwaardelijke
invrijheidstelling. De huidige gronden voor uitstel of afstel (bijvoorbeeld ontvluchting uit detentie of
zeer ernstige misdraging) blijven bestaan. Als het risico van recidive te groot wordt geacht en dit risico
door het stellen van voorwaarden onvoldoende kan worden teruggebracht, kan in de toekomst ook de
invrijheidstelling worden uitgesteld. Bij het toezicht op de personen die voorwaardelijk in vrijheid zijn
gesteld spelen politie en reclassering een belangrijke rol. Zo kan de reclassering worden belast met de
begeleiding van de in vrijheid gestelde en met het houden van toezicht op de naleving van de
bijzondere voorwaarden, zoals hulpverlening bij verslaving. Bij overtreding van de voorwaarden volgt
een snelle reactie. Afhankelijk van de ernst kan die bestaan uit beëindiging van de invrijheidstelling,
wijziging van de bijzondere voorwaarden of een waarschuwing als het om een zeer geringe overtreding
gaat. Tegen het intrekken van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan de betrokkene een
bezwaarschrift indienen bij de rechtbank.
Met de introductie van de voorwaardelijke invrijheidstelling komt er een einde aan het
onvoorwaardelijk incidenteel versneld ontslag (IVO) dat nu nog wordt gebruikt bij grote druk op de
detentiecapaciteit. Op grond van de nieuwe wet kan in tijden van capaciteitsnood de voorwaardelijke
invrijheidstelling voor bepaalde categorieën gedetineerden en voor een bepaalde tijd bij wijze van
uitzondering eerder ingaan dan op tweederde van de straf. Het grote voordeel ten opzichte van de
huidige IVO's is dat dan voorwaarden worden gesteld aan de gedetineerde die gedurende een verlengde
proeftijd gelden. Dit kan niet bij het huidige incidenteel versneld ontslag dat onvoorwaardelijk en
onherroepelijk is.
De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State zal
worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden pas
openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.
RVD, 10.12.2004
Ministerie van Algemene Zaken