Ministerie van Algemene Zaken

Ministerie van Justitie

Persbericht ministerraad
10 december 2004

NATIONAAL ACTIEPLAN MENSENHANDEL

Het uitbuiten en misbruiken van mensen, in het bijzonder van kinderen, is ontoelaatbaar. Het kabinet wil daarom gericht voorlichten om mogelijke mensenhandel tijdig te herkennen dan wel te voorkomen. Het aantal plaatsen voor de opvang van ernstig bedreigde vrouwen en kinderen, waaronder slachtoffers van mensenhandel, wordt uitgebreid. Verder worden afspraken gemaakt met buitenlandse autoriteiten om slachtoffers die terugkeren op te vangen en te begeleiden. De opsporing van mensenhandel heeft prioriteit bij de nationale recherche en moet zijn ingebed bij de regionale politiekorpsen en bij andere opsporingsinstanties. Dat zijn enkele kernpunten uit het Nationaal actieplan mensenhandel waarmee de ministerraad op voorstel van minister Donner van Justitie heeft ingestemd.

Met de opheffing van het bordeelverbod enkele jaren geleden en de intensivering van de aanpak van misstanden in het prostitutiebeleid voldoet het kabinet aan enkele belangrijke voorwaarden om mensenhandel effectief te kunnen bestrijden. Met de eerder aangekondigde wijziging van het mensenhandelartikel in het Wetboek van Strafrecht worden in de toekomst alle vormen van mensenhandel met als doel commerciële uitbuiting strafbaar. Maar het kabinet wil primair investeren in het voorkomen van mensenhandel en de opvang van slachtoffers. Het kabinet reageert hiermee onder meer op de derde rapportage van de Nationale Rapporteur Mensenhandel.

Slachtoffers van mensenhandel die niet in het bezit zijn van een permanente verblijfsvergunning mogen in de regel tijdelijk in Nederland verblijven om te bedenken of zij aangifte willen doen en om zo nodig beschikbaar te blijven tijdens de strafrechtelijke procedure. De uitvoering van deze B9-procedure wordt verbeterd. Het aantal opvangplaatsen voor hen die dat nodig hebben vanwege ernstige bedreigingen wordt de komende jaren uitgebreid met 200 plaatsen. Slachtoffers van mensenhandel worden door de betrokken (hulpverlenings)instanties apart geregistreerd. Verder worden deze instanties gewezen op het feit dat slachtoffers een verblijfsstatus kunnen krijgen als zij bij terugkeer moeten vrezen voor represailles. Het ministerie van Buitenlandse Zaken zal rapporteren over de mogelijkheden van bescherming in de landen van herkomst. Met buitenlandse autoriteiten worden nadere afspraken gemaakt over de bescherming van slachtoffers die terugkeren.

Een belangrijk aandachtsgebied is het tijdig herkennen van mogelijke mensenhandel dan wel het voorkomen van mensenhandel. Hulpverlenings- en opsporingsinstanties worden voorgelicht over de wettelijk verruiming van het begrip mensenhandel om zo tijdig potentiële slachtoffers te signaleren. De loverboy-problematiek krijgt in de aanpak van mensenhandel specifieke aandacht. De kennis over de werkwijze en het profiel van loverboys wordt verspreid onder alle politiekorpsen. Klanten van prostituees zullen door middel van gerichte voorlichting gewezen worden op hun verantwoordelijkheid om misstanden te melden aan de politie, eventueel anoniem via Meld Misdaad Anoniem.

Het opsporen van mensenhandel is één van de speerpunten in de aanpak van de georganiseerde misdaad. De nationale recherche en de bovenregionale teams, maar ook de regionale politiekorpsen zijn verantwoordelijk. Het openbaar ministerie zal een nieuwe aanwijzing Mensenhandel opstellen. Verder worden zowel slachtoffers als daders centraal geregistreerd om daarop de gegevens ter beschikking te stellen aan de overige korpsen. In samenwerking met andere diensten waar onder SIOD, FIOD/ECD, Belastingdienst, Meldpunt Ongebruikelijke Transacties en het vreemdelingentoezicht wordt de informatiepositie verbeterd en worden andere strafbare feiten rondom mensenhandel in kaart gebracht en zo mogelijk vervolgd. In internationaal verband is er een pilot gestart met een aantal EU-lidstaten, waar onder Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, om mensenhandel uit Bulgarije aan te pakken. Dit zal gebeuren in de vorm van een gemeenschappelijk Onderzoeksteam.

RVD, 10.12.2004