ChristenUnie
Wijziging subsidiëring politieke partijen Donderdag 9 December 2004 -
12:08
Verslag door Arie Slob
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling
kennis genomen van het voorliggende langverwachte wetsvoorstel. De
contouren daarvan waren al duidelijk geworden bij de (bespreking van
de) Notitie Herijking Wet subsidiëring politieke partijen. Sinds de
parlementaire behandeling van die Notitie is al veel tijd voorbij
gegaan. De genoemde leden vragen waarom het wetsvoorstel zolang op
zich heeft laten wachten, terwijl nu bepaalde onderdelen nog niet
worden uitgewerkt omdat dat zou leiden tot een onwenselijke vertraging
van de verschillende maatregelen. Op welke termijn kan de Kamer het
tweede deel van de voorstellen omtrent de financiering van politieke
partijen (betreffende giften, openbaarmaking, sponsoring) tegemoet
zien? Deze leden vragen verder of het de verwachting is dat het in
bespreking zijnde nieuwe kiesstelsel zal leiden tot een wijziging in
de subsidiëring van politieke partijen, waarbij zij dan bijvoorbeeld
concreet denken aan de mogelijkheden van subsidiëring van (regionale)
verkiezingscampagnes.
De regering verwijst in de Memorie van Toelichting (p. 1) naar de
verhoging van de subsidie voor politieke partijen in 2001. Zij geeft
daarbij aan waar een verhoging van subsidie toe zou moeten leiden. De
leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of er zicht bestaat of
de doelstellingen van deze eerste verhoging inderdaad zijn behaald,
waardoor partijen op eigentijdse wijze en in concurrentie met andere
maatschappelijke single-issue-organisaties organisaties hun
intermediaire functie kunnen uitoefenen (MvT, p. 1). Hoe worden de
recente verkiezingen beoordeeld als de regering stelt dat verkiezingen
graadmeter zijn voor het functioneren van politieke partijen? De
genoemde leden vragen hoe voorliggende wetswijziging op het dat
functioneren van invloed kan / zal zijn.
In de Memorie van Toelichting (p. 2) wordt gesteld dat een verhoging
van de subsidie voor politieke partijen niet mag leiden tot meer
overheidsbemoeienis. De leden van de fractie van de ChristenUnie
vragen of politieke partijen door een hogere subsidie juist niet meer
afhankelijk worden van de overheid. Wanneer is het punt bereikt dat
politieke partijen voor hun essentiële functioneren van de overheid
afhankelijk worden (MvT, p. 3)? Wanneer is er sprake van
verstatelijkte politieke partijen (MvT, p. 4)? Op welke wijze draagt
voorliggende wetswijziging eraan bij dat politieke partijen meer op
eigen krachten kunnen functioneren? Ziet de regering nog andere
mogelijkheden om politieke partijen te ondersteunen in hun pogingen
meer leden aan zich te binden? Welke ideeën leven er bij de regering
om voor politieke partijen meer eigen financieringsbronnen te
ontwikkelen?
De inhoud van het voorliggende wetsvoorstel heeft geen directe
betekenis voor de geoor-merkte gelden voor het politieke jongerenwerk
(MvT, p. 4). De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of
voor de jongerenorganisaties van politieke partijen niet evenredig
moeten delen in de verruiming van de subsidie. Zij vragen of de
regering bereid is daartoe voorstellen te doen, waardoor ook
ledengroei van jongerenorganisaties leidt tot een hoger
subsidiebedrag. Ze vragen de regering te reageren op het concrete
voorstel van de gezamen-lijke politieke jongerenorganisaties: Het
geoormerkte deel van de subsidie voor politieke partijen dat voor
politieke jongerenorganisaties bestemd is, wordt verhoogd met 9 % van
de totale netto-verhoging (is de verhoging van het budget van
politieke partijen, zonder de ver-plaatsing van zendtijd voor
politieke partijen naar dit budget) voor politieke partijen. Dit
percentage is gelijk aan het percentage dat politieke
jongerenorganisaties nu geoormerkt krijgen uit het budget van subsidie
voor politieke partijen.
De eigen verantwoordelijkheid die aan politieke partijen wordt gegeven
inzake de besteding van de subsidie steunt de fractie van de
ChristenUnie. Terecht staat in de Memorie van Toelichting (p. 6) dat
er wel aandacht moet zijn dat de subsidieverhoging niet leidt tot een
on-evenredig grote toename van het gebruik van (moderne) media. De
leden van de fractie van de ChristenUnie delen in deze zorg. Om die
reden vragen zij of er toch niet meer inhoudelijke richtlijnen
noodzakelijk zijn om dit tegen te gaan (als waarborg voor een brede
inzet van de subsidie). Waartoe moet het inzicht in ontwikkeling van
de uitgaven hiervoor leiden? Is de Minister bereid om dit punt te
heroverwegen en toch voorstellen doen om de uitgaven meer te
plafonneren?
De Minister geeft aan dat het financieel steunen van politieke
partijen van goede doelen niet onder de subsidiabele doelen valt. De
leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in hoeverre dit ook
geldt voor de ondersteuning van politieke partijen of
democratiseringsprocessen in andere landen, waar politieke partijen
banden mee kunnen hebben.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben vragen bij de
uitwerking van het verschil in financiering van een
verkiezingscampagne en een campagne voor een referendum. Zij vragen
zich af welk principieel verschil er bestaat voor de taak van
politieke partijen op dit gebied.
De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn van mening dat er in
de Memorie van Toelichting (p. 8) waardevolle opmerkingen over de
werving, selectie en begeleiding van politieke ambtsdragers staan.
Naast de verruiming van de subsidiabele doelen vragen deze leden of
partijen op dit punt nog verdere ondersteuning van de regering kunnen
verwachten.
De regering stelt een verdeelsleutel van 1 op 4 voor in de verhouding
van het aantal leden en het aantal stemmen van een politieke partijen.
Die verdeling geeft het grote belang van leden niet direct weer.
Daarom vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie een
toelichting waarom bijvoorbeeld niet is gekozen voor een 1 op
1-verhouding? Bij de omschrijving welke leden mee tellen bij het
vaststellen van de subsidie voor politieke partijen maakt de regering
een onderscheid tussen echte leden en pseudo of onvolwaardige leden.
De leden van de fractie van de ChristenUnie begrijpen de redenering
van de regering om alleen volledige leden mee te tellen voor de
subsidie. Nu verschilt de prijs van een partijlidmaatschap tussen
partijen erg. Daarom vragen genoemde aandacht voor mensen die zich om
financiële redenen geen volledig lidmaatschap kunnen veroorloven.
Heeft de regering ideeën over de lidmaatschapsprijzen? Ook vragen de
genoemde leden wat de regering concreet verstaat onder het betrekken
van niet-leden bij activiteiten van een partij.
Tot slot vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie waarom de
regering ervoor kiest de wet met terugwerkende kracht in werking te
laten treden zonder dat uitgaven die in 2004 zijn gedaan gesubsidieerd
kunnen worden.
---