De Nederlandse Bank
Speech president Wellink over 'Structurele veranderingen in de
wereldeconomie'
Speech
Datum 09/12/2004
Locatie VNO-NCW West en het Agentschap Wassenaar te Den Haag
Spreker Dr. A.H.E.M. Wellink, President, De Nederlandsche Bank
Organisatie leeg DNB
Ik wil met u nadenken over de veranderingen die zich momenteel in de
wereldeconomie voltrekken. Deze zijn naar mijn taxatie blijvend van
aard en hebben grote gevolgen. Maar voordat ik daaraan toekom eerst
even een korte blik de wereld rond.
II Internationale conjuncturele ontwikkeling
De mondiale economie groeit dit jaar met ongeveer 5%, wat historisch
hoog is. De hogere olieprijzen drukken de economische groei en
verhogen de inflatie. Voor volgend jaar verwacht ik daarom een wat
lagere, maar nog krachtige groei van het mondiale bbp van zo'n 4%.
Kijken we naar afzonderlijke gebieden, dan groeide in de Verenigde
Staten het bbp in het tweede kwartaal van dit jaar met 0,8% en in het
derde kwartaal met 0,9%. Het hoge tekort op de lopende rekening van de
betalingsbalans èn op de begroting van meer dan 5% bbp vormen een
onevenwichtigheid die op langer zicht niet houdbaar is. In de
financiële markten is er onzekerheid of de nieuwe regering in staat en
bereid zal zijn beide tekorten te verlagen. Deze twijfel heeft geleid
tot een daling van de koers van de dollar. Risico's van een verder
afglijden van de dollar blijven bestaan.
Japan heeft, getrokken door de export, de weg omhoog ingeslagen, al
waren het tweede en derde kwartaal minder uitbundig dan het eerste.
Het ziet ernaar uit dat de verbetering in Japan blijvend is omdat deze
steunt op een versterking van de vermogensverhoudingen bij banken en
bedrijfsleven. In China hebben de autoriteiten maatregelen genomen om
oververhitting af te remmen, zoals de renteverhoging eind oktober.
Afgewacht moet worden of en in welke mate dit beleid effectief is. Ik
sluit echter een harde landing niet uit.
In het eurogebied vertoont de economische activiteit een hapering. In
het eerste kwartaal van dit jaar nam de bbp-groei ten opzichte van het
voorafgaande kwartaal toe met 0,7%, in het tweede kwartaal was dit
0,5% en in het derde 0,3%. Een belangrijke oorzaak is de hogere prijs
van olie. Daarnaast is de hoge eurokoers nadelig voor de
concurrentiepositie, waardoor de export van het eurogebied niet ten
volle profijt kan trekken van de toenemende internationale vraag.
Tenslotte aarzelt de particuliere consumptie door een gebrek aan
vertrouwen vanwege baanonzekerheid en pensioenzorgen. Niettemin
verwacht ik voor 2005 een voortgaand herstel van de Europese economie
want de fundamenten zijn goed. De rente is laag en bedrijven hebben
hun balans op orde gebracht. Wel vormen langdurig hogere olieprijzen
en een hogere eurokoers een neerwaarts risico voor de groei en een
opwaarts risico voor de inflatie.
III Structurele veranderingen in de wereldeconomie
Geografische verschuivingen
Het is u wellicht opgevallen dat ik in mijn korte mondiale schets ook
China noemde. Dat is niet toevallig, integendeel. Onder de oppervlakte
van de wereldeconomie voltrekken zich structurele veranderingen die
hun invloed langdurig zullen doen gelden. Het gaat hierbij om
veranderingen, waarin China en India een belangrijk aandeel hebben.
Al vanaf medio de jaren '80 kent China een gemiddelde jaarlijkse
bbp-groei van zo'n 8 à 9%. Hiermee manifesteert dit land zich
stormachtig op het wereldtoneel. Deze sterke expansie is in
belangrijke mate toe te schrijven aan het feit dat de economie vanaf
eind jaren `70 meer en meer is opengesteld voor de buitenlandse
handel. Export- en importrestricties en invoertarieven werden
geleidelijk verminderd of afgeschaft, uitmondend in de toetreding tot
de WTO enkele jaren geleden. China integreert in hoog tempo in de
wereldeconomie. Ik noem enkele cijfers. Al hebben de Chinese
statistieken nog gebreken, ze geven wel een indruk. De import en
export groeien de laatste tijd met circa 30%. Vorig jaar nam de export
van China naar de Europese Unie toe met 50% en naar Frankrijk zelfs
met 80%. Het aandeel van de Chinese export in de wereldhandel was in
1995 nog 2,3% en in 2003 6%. De inkomende directe investeringen waren
in 2003 $ 53 miljard, de hoogste ter wereld. China heeft het
comparatieve voordeel dat het kan putten uit een enorm reservoir aan
goedkope arbeidskrachten die met de spreekwoordelijke Aziatische ijver
en leergierigheid aan de slag gaan.
Een ander groot land is India, met ruim een miljard inwoners. De
economie van India groeit de afgelopen jaren met zo'n 5½% gemiddeld
per jaar. Dat is hoog, maar niet zo onstuimig als die van China. India
is pas begin jaren '90 begonnen met het opheffen van restricties in de
internationale handel, waardoor het minder met de wereldeconomie is
verweven. De export- en importquote bedragen elk zo'n 15% bbp, de
helft van die van China. Export en import nemen de laatste jaren met 9
à 10% per jaar toe. De inkomende directe investeringen bedragen circa
$ 4 miljard. Voor buitenlandse investeerders is India aantrekkelijk
vanwege een goede rechtsorde en affiniteit met de westerse cultuur,
maar de gebrekkige infrastructuur is een minpunt. India zal in de
toekomst een belangrijke rol in de wereldeconomie gaan spelen. Maar
niet zo spectaculair als China, want het groeitempo is lager en de
economie is nog niet half zo groot en lang niet zo open.
Overigens is een snelle, sterke expansie geen nieuw verschijnsel.
Japan en enkele Zuidoost-Aziatische landen kenden in hun vroege
periode van industrialisering een vergelijkbare expansie als China nu.
Maar het verschil is dat China en India elk een bevolking hebben die
tien maal zo groot is als die van Japan, met daardoor in potentie een
veel grotere economie. Daarom zal de opkomst van China - en in een
latere fase India - de mondiale economie veel sterker beïnvloeden dan
bij de andere landen het geval was.
Verschuivingen binnen sectoren
Ook binnen sectoren van de wereldeconomie doen zich grote
verschuivingen voor. De belangrijkste is dat het aandeel van China in
de wereldhandel bij tal van producten sterk toeneemt. De export van
China van kleding en textiel als aandeel van de wereldexport in deze
producten was in 1999 13% en steeg naar 18% in 2002. Bij elektronische
apparatuur verdubbelde het exportaandeel van China van 4,5% in 2000
naar 9% in 2002, ten koste van de exportaandelen van Japan en de
Verenigde Staten. Bij machines was er een verdubbeling van het
exportaandeel naar 5%. Op basis van afspraken in het kader van de WTO
zullen de EU en de Verenigde Staten op 1 januari a.s. hun importquota
op kleding en textiel opheffen. Volgens berekeningen van de WTO zou
volledige opheffing van deze quota het marktaandeel van China in
Amerika bij kleding doen stijgen van 16% nu, naar 50%. In de EU zou
het marktaandeel van China toenemen van 18% naar 29%, ten koste van
Turkije en Noord-Afrika.
China is dus bezig een geduchte concurrent voor bedrijven in Europa en
Amerika te worden. De Chinese economie en markt zijn in potentie zo
groot dat het land zich op een zeer breed spectrum van producten kan
specialiseren, ook `high tech'. Een derde van het exportpakket van
China bestaat uit elektronica, machines en chemie. Maar er komen ook
nieuwe kansen. Het gaat hier om een afzetmarkt van meer dan een
miljard consumenten met voor velen een snel toenemende welvaart.
Buitenlandse bedrijven krijgen meer en meer de ruimte en kunnen
produceren tegen een fractie van de kosten hier.
Naar een diensteneconomie
De opkomst van China - en in geringere mate van India - is een schok
aan de aanbodzijde van de wereldeconomie die we in lange tijd niet
hebben gezien. De wereldeconomie zal hierop in de komende decennia in
toenemende mate reageren. Een deel van de industriële bedrijven in
Europa zal profiteren van de grote importbehoefte van China. Andere
industriële bedrijven gaan daarentegen meer concurrentie van China
ondervinden. Als zij door intensievere toepassing van moderne
technologie en innovatie hun productiviteit fors kunnen verhogen,
zullen zij de concurrentie aan kunnen. De hogere productiviteit
betekent relatief gezien minder werkgelegenheid, met name voor
laaggeschoolden. Er kunnen ook bedrijven zijn die er niet in slagen
met China te concurreren. Ik denk hier aan de arbeidsintensieve
massaproductie van kleding en textiel in Zuid- en Midden-Europa. Ook
worden bedrijven naar India of China overgeplaatst vanwege lage
arbeidskosten of om dichter bij de markt te zitten. Al met al zal naar
mijn inschatting slechts een deel van de Europese industrie de
confrontatie met China kunnen doorstaan. Deze industrie van de
toekomst zal in vergelijking met nu, meer productief en minder
arbeidsintensief zijn, met een geringer aandeel in de nationale
werkgelegenheid.
In de dienstensector ligt het een slag anders, want grote delen
hiervan zijn locatiegebonden en niet of minder blootgesteld aan
internationale concurrentie. Ik noem de gezondheidszorg, horeca,
recreatie en sommige zakelijke diensten. Het is dan ook te verwachten
dat de economie zich verder zal aanpassen in de richting van een
diensteneconomie. In de industrie verdwijnen banen, in de
dienstensector komen er banen bij. Door de toegenomen welvaart wordt
de persoonlijke dienstverlening belangrijker, wat kleine bedrijven en
laaggeschoolde arbeid nieuwe kansen biedt om met maatwerk in te spelen
op individuele wensen.
Wanneer de dienstensector het beeld van de Europese en de nationale
economie zo sterk gaat bepalen, dan is het voor de werkgelegenheid en
de economische groei essentieel dat deze sector sterk en gezond is.
Vanwege onder andere minder concurrentie is de productiviteit in de
dienstensector lager dan in de industrie. Met het oog op de
structurele versterking van de dienstensector is het van het grootste
belang dat de productiviteit in deze sector hoger wordt. In Nederland
werkt driekwart van de werknemers, in volledige banen omgerekend, in
de dienstensector. In 1990 was dit nog rond twee derde. Het aandeel
van de dienstensector in de werkgelegenheid neemt elke twee jaar met 1
procentpunt toe. Een belangrijke voorwaarde voor een verhoging van de
productiviteit in de dienstensector is meer marktwerking. Regels,
instituties en afspraken die de concurrentie belemmeren dienen dan ook
ongedaan te worden gemaakt. Een vrije markt voor diensten in de
Europese Unie zou een belangrijke impuls zijn om de dynamiek te
vergroten.
De structurele veranderingen in de wereldeconomie waarover ik eerder
sprak, verhogen het mondiale productieniveau en maken schaalvoordelen
en specialisatie mogelijk. Uiteindelijk wordt hierdoor de welvaart in
de wereld als geheel groter. Consumenten in de ontwikkelde landen
profiteren van lagere prijzen van kleding uit India en China, terwijl
voor een aantal bedrijven de afzetmogelijkheden ruimer worden. Niet
elk land zal in dezelfde mate van de mondiale welvaartsgroei
profiteren. Een groeipool als China trekt nieuwe activiteiten aan,
waardoor nieuwe agglomeraties en clusters van economische activiteiten
kunnen ontstaan, een proces dat zichzelf versterkt. Gebieden die in de
nieuwe economisch-geografische verdeling van de wereld, meer in de
periferie komen te liggen zullen minder voordeel hebben van de
toegenomen mondiale groei.
Outsourcing
In dit verband enkele opmerkingen over outsourcing, of wel het
overplaatsen van productiecapaciteit en werkgelegenheid naar
lagelonenlanden. Het is niet goed bekend op welke schaal dit plaats
vindt. Anekdotische informatie en enquêtes wijzen op een behoorlijke
omvang, maar deze uitkomsten zijn moeilijk op hun waarde te schatten.
Outsourcing betekent op korte termijn banenverlies in de
geïndustrialiseerde landen. Het maakt deel uit van de economische
dynamiek, waarbij banen op de ene plaats verloren gaan en elders nieuw
worden gecreëerd. Outsourcing versterkt de concurrentiepositie van het
uitbestedende bedrijf, wat het mogelijk maakt nieuwe banen in eigen
land te creëren. Dat neemt niet weg dat er ook economische kosten
zijn. Ik denk aan omscholing en arbeidsbemiddeling, maar ook aan het
verlies aan welvaart en de langdurige achterstand die een regio of
sector kan oplopen indien op grote schaal banen verdwijnen. Het is
daarom belangrijk dat er mogelijkheden voor omscholing zijn en dat de
arbeidsmarkt goed werkt, zodat overstappen op een andere baan
gemakkelijker wordt.
Mondiale inkomensherverdeling
De invloed van structurele verschuivingen in de wereldeconomie zien we
ook bij de prijzen van grondstoffen. De grote vraag van China naar
grondstoffen drijft de prijzen op. Vorig jaar verbruikte China 25% van
de wereldproductie van aluminium, 30% van het ijzererts en 20% van de
vraag naar koper. In de eerste acht maanden van dit jaar importeerde
China 40% meer olie dan in dezelfde periode vorig jaar, wat mede de
stijging van de olieprijzen heeft veroorzaakt. Vanwege deze groter
wordende vraag van China verwacht ik een lange periode met gemiddeld
hogere prijzen van grondstoffen, ook van olie. Het voordeel van de
hogere grondstoffenprijzen zal toevallen aan de landen die
grondstoffen produceren en dit betekent een wijziging van de
inkomensverdeling ten gunste van deze landen.
Hoe moeten grondstoffenimporterende landen op deze mondiale
inkomensherverdeling reageren? Het gaat om een ruilvoetverslechtering
die een vermindering van het beschikbare nationale inkomen impliceert
die men zal moeten aanvaarden. Daarmee is sprake van een
verdelingsprobleem, waarbij de neiging tot afwenteling zal bestaan.
Het zou een verkeerde reactie zijn om de hogere inflatie die door de
hogere grondstoffenprijzen wordt veroorzaakt, te compenseren door een
hogere loonstijging. Want door een dergelijke afwenteling op het
winstinkomen komt de financiële positie van bedrijven in gevaar, met
negatieve effecten voor investeringen en werkgelegenheid. De
aangewezen beleidskeuze is dat men deze ruilvoetverslechtering in de
economie laat doorwerken door een daling van de koopkracht en van de
arbeidsinkomensquote te accepteren. Het is de enige manier om de
nationale pijn te verwerken zonder dat welvaart en werkgelegenheid
blijvende schade oplopen.
V Slot
Ik kom tot een afronding. In de wereldeconomie zijn structurele
veranderingen gaande met grote gevolgen, waarbij de opkomst van China
en andere landen in Azië een belangrijke rol speelt. In reactie hierop
zullen de westerse landen hun industriële productie hoogwaardiger
moeten maken en zich meer naar een diensteneconomie ontwikkelen. De
Aziatische landen vormen niet een bedreiging, maar lokken
revitalisering en vernieuwing van de economie uit. De bereidheid om
(snel) te veranderen moet dan wel aanwezig zijn, ook als die
aanpassingen op korte termijn pijn doen. Cruciaal is het bevorderen
van meer marktwerking en meer concurrentie. Daarnaast zal de
arbeidsparticipatie moeten toenemen.
[s?11283.speech.Speech_president_Wellink_over_'Structurele_verandering
en_in_de_wereldeconomie'] leeg