Rijksuniversiteit Groningen

124- Populaire kinderen doen het beter op school

Datum: 1 december 2004

Erbij horen, populair zijn: scholieren breken zich er soms het hoofd over. En terecht, bewijst sociologe Miranda Lubbers in haar promotieonderzoek: populaire scholieren blijven minder vaak zitten en zakken minder af naar lagere onderwijstypes. Ook beïnvloedt populariteit of een leerling zich prettig voelt op school. "Populariteit komt het sterkst naar voren in klassen waar meer gepest en gescholden wordt. Hoe beter de omgangsvormen in de groep, hoe minder opvallend de verschillen tussen populaire en minder populaire kinderen." Miranda Lubbers promoveert op 9 december 2004 aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Lubbers onderzocht de invloed van sociale relaties in het voortgezet onderwijs. Twintig duizend leerlingen, die in 1999 voor het eerst naar het voortgezet onderwijs gingen, beantwoordden een aantal vragenlijsten. Hierin stonden vragen als `wie vind je aardig?', `met wie spreek je af na school?' en `met wie werk je het liefst samen?' Lubbers: "Als twee leerlingen beide elkaars naam noemen op de vraag wie ze het aardigst vinden en ook op de vraag met wie ze afspreken na school, wordt dat gezien als vriendschap. Een leerling is populairder naarmate een kind door meerdere klasgenoten wordt genoemd."

Populair

Wat maakt een leerling nu precies populair? Lubbers: "Zowel jongens als meisjes geven aan dat populaire kinderen er leuk uit zien en lef hebben. Verder vinden meisjes het belangrijk om sociaal te zijn en te zeggen wat je denkt. Jongens denken dat slim zijn en goed zijn in sport een leerling populair maakt in hun klas. In de praktijk vallen deze relaties minder goed vast te stellen." Populariteit heeft invloed op de voortgang op school. Lubbers: "Populaire kinderen blijven minder vaak zitten en zakken minder snel af naar een lager schooltype. Verder voelen ze zich verbonden met hun klas, wat weer effect heeft op hun motivatie. Ik had verwacht dat die motivatie de betere voortgang zouden verklaren. Maar dat is dus niet zo. Waarom populaire leerlingen minder kans lopen om te blijven zitten en af te zakken dan hun klasgenoten kan ik met mijn onderzoek niet verklaren."

Schelden en pesten

Een opvallende uitkomst is dat populaire leerlingen zich het prettigst voelen in een klas met negatievere sociale omgangsvormen. Lubbers: "In een klas waar veel wordt gepest en gescholden, voelen populaire leerlingen zich meer verbonden met hun klas dan in een groep waar de omgangsvormen goed zijn. In een klas met een negatief sociaal klimaat is de pikorde duidelijker zichtbaar en zijn populaire leerlingen zich er meer bewust van dat zij populairder zijn dan anderen. In klassen waar een socialere sfeer heerst, voelen minder populaire kinderen zich juist prettiger." Scholen kunnen zelf het nodige doen aan de omgangsvormen in de klas, meent Lubbers. "Klassementoren zouden meer oog moeten hebben voor de omgangsvormen in de klas. Ook het opbouwen van een persoonlijke band tussen leerkrachten en leerlingen is goed voor het sociale klimaat."

Nieuwkomers

De relaties die leerlingen in de eerste twee jaar vormen, zijn nog niet stabiel. Vriendschappen die in het begin ontstaan kunnen na verloop van tijd verwateren. De sociale positie van leerlingen kan ook veranderen. "Het komt vaak voor dat een kind dat in de eerste klas niet zo populair was, een jaar later een gemiddelde positie inneemt. Andersom komt ook vaak voor. Wisselingen in de groep hebben niet veel invloed op de positie van een kind. Een sociaal zwakke leerling zal het in een andere klas niet per se beter doen. Verder blijkt dat ouders zich geen zorgen hoeven te maken over hun kinderen als die naar een andere klas of school gaan. Die redden zich wel: aan het einde van het tweede jaar zijn ze zo goed geïntegreerd dat er geen onderscheid meer is tussen nieuwkomers en kinderen die vanaf het begin in de klas hebben gezeten."

Dezelfde basisschool

Leerlingen trekken in de eerste twee jaar het meest op met kinderen die van hun eigen basisschool komen. Lubbers meent dat scholen hiermee meer rekening zouden moeten houden. "Het is belangrijk dat scholen bij de indeling van klassen rekening houden met het aantal kinderen van dezelfde basisschool per klas. Als het grootste deel van een klas afkomstig is van één basisschool, dan is het voor kinderen die ergens anders vandaan komen heel moeilijk om een goede sociale positie te veroveren, met name de kinderen met zwakke sociale vaardigheden. Verder blijkt dat de eerste twee jaar jongens en meisjes nog nauwelijks naar elkaar toe trekken. Daarom is een evenwichtige verdeling van jongens en meisjes in een klas van belang. Zo geef je als school iedereen voldoende kansen om vriendschappen te sluiten."

Curriculum Vitae

Miranda Lubbers (Emmen, 1973) studeerde sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze verrichte haar promotieonderzoek bij de vakgroep Pedagogiek en Onderwijskunde binnen de onderzoeksschool ICO van het Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs (GION). Haar onderzoek werd gefinancierd door de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Zij is inmiddels werkzaam als onderzoeker bij het GION. Lubbers promoveert op 9 december 2004 tot doctor in de Psychologische, Pedagogische en Sociologische Wetenschappen. Promotores zijn prof.dr. H.P.M. Creemers, prof.dr. T.A.B. Snijders en prof.dr. M.P.C. Van der Werf. De titel van haar proefschrift luidt: The social fabric of the classroom: peer relations in secondary education.