Memorie van Antwoord
De regering heeft met belangstelling kennis genomen van de vragen van de leden van de
CDA-fractie waarbij de leden van de PvdA-fractie zich hebben aangesloten.
Fixatie medezeggenschapssituatie
De leden van de CDA-fractie vroegen buiten twijfel te stellen dat bij verkrijging van een SE
door een buitenlandse vennootschap of een elders in de EG gevestigde SE de
medezeggenschapssituatie op dat moment wordt gefixeerd.
Bij de beantwoording wordt er van uitgegaan dat de vraag betrekking heeft op een
grensoverschrijdende verkrijging binnen de Europese Unie van een al opgerichte en in
Nederland gevestigde SE. Voorts is het van belang dat verkrijging op verschillende manieren
kan optreden, te weten de verkrijging van aandelen in de SE (aandelenfusie), de fusie van de
SE tot oprichting van een andere SE en de overgang van de activa en passiva van de SE
(bedrijfsfusie). Voor de beantwoording is dan van belang dat de richtlijn regels geeft waaraan
bij de oprichting van de SE moet worden voldaan, maar geen regels stelt ten aanzien van de
medezeggenschap voor een al opgerichte SE.
Wanneer de aandelen in een Nederlandse SE worden verkregen door een buitenlandse
vennootschap (en van die vennootschap een dochteronderneming wordt) blijft de SE als
zelfstandige rechtspersoon in de oorspronkelijke vorm bestaan. De SE blijft onderworpen aan
de regels die op haar van toepassing waren vóór de verkrijging. In de
medezeggenschapssituatie in de SE komt dan geen wijziging.
Vooralsnog is er alleen een grensoverschrijdende fusie mogelijk bij de oprichting van een SE.
Ook een bestaande SE kan bij de oprichting van een andere SE betrokken zijn.
Indien de grensoverschrijdende fusie tot stand komt door oprichting van een nieuwe
vennootschap (artikel 17, tweede lid, onderdeel b van de verordening) die de rechtsvorm van
een SE krijgt, is sprake van oprichting van een nieuwe SE. Daarop zijn van toepassing de
wettelijke regels in het land van vestiging van de SE. Dat betekent dat door de bijzondere
onderhandelingsgroep moet worden onderhandeld met de deelnemende vennootschappen. Bij
die onderhandelingen geniet het medezeggenschapsregime zoals dat gold in de SE die door de
fusie zal ophouden te bestaan als SE, bescherming tegen inperking van medezeggenschap
(waartoe alleen met gekwalificeerde meerderheid kan worden besloten). Van een fixatie is
echter geen sprake.
Bij een bedrijfsfusie worden alle activa en passiva van de SE overgedragen aan een andere
vennootschap. De werknemers behouden daarbij hun rechten uit hoofde van hun
arbeidsovereenkomst. Deze situatie onderscheidt zich niet van die waarin van een NV of BV
de onderneming wordt overgenomen. De medezeggenschap wordt bepaald op basis van de
regels die gelden voor de rechtspersoon die de activa en passiva heeft overgenomen.
Zoals uit het voorgaande blijkt is de medezeggenschapssituatie bij een grensoverschrijdende
verkrijging afhankelijk van verschillende factoren.
---
Tijdstip mededeling vennootschapsrechtelijke stukken
Deze leden vroegen tevens naar het tijdstip waarop vennootschapsrechtelijke stukken, zoals
de agenda van vergaderingen van het bestuursorgaan en documenten ten behoeve van de
algemene vergadering van aandeelhouders aan de SE-ondernemingsraad moeten worden
verstrekt.
De verplichting tot verstrekking van de bedoelde stukken is opgenomen in artikel 3:8, derde
lid, en vormt de omzetting van de bijlage, deel 2 onder b, van de richtlijn. De richtlijn bepaalt
in artikel 2, sub i in algemene zin dat informatie wordt verstrekt op een zodanig tijdstip dat
hiermee rekening kan worden gehouden door de werknemers. Artikel 3:7, eerste lid, van het
wetsvoorstel geeft daaraan uitvoering. Meer specifieke regels worden over het tijdstip van
verstrekking niet gegeven.
Het uitgangspunt is dat de informatievoorziening aan de SE-ondernemingsraad een middel is
om die raad in staat te stellen goed te functioneren. Daaruit vloeit voort dat informatie waarop
de SE-ondernemingsraad recht heeft, op een zodanig tijdstip verstrekt dient te worden dat de
raad zijn rol kan vervullen. Daarnaast heeft de SE-ondernemingsraad in een aantal gevallen
specifieke bevoegdheden, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van voorgenomen besluiten die
aanzienlijke gevolgen hebben voor de belangen van werknemers (artikel 3:9). De SE-
ondernemingsraad heeft in een dergelijk geval recht op informatie en raadpleging. De SE-
ondernemingsraad moet dan zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd over de feiten en
omstandigheden genoemd in artikel 3:9. Vennootschapsrechtelijke stukken die hierop
betrekking hebben dienen tijdig te worden verstrekt, dat wil zeggen op een zodanig tijdstip dat
die informatie een rol kan spelen bij de raadpleging. Uiteindelijk is dit ter beoordeling van het
Hof van Justitie van de Europese Unie.
In de tweede plaats kan een overeenkomst zijn gesloten waarin nadere afspraken zijn gemaakt
over het tijdstip van verstrekking. Artikel 2:12, eerste lid, onderdeel e biedt daarvoor een goed
handvat. Ook wanneer de verhouding tussen de SE en de SE-ondernemingsraad wordt
beheerst door de referentievoorschriften, zijn dergelijke afspraken mogelijk.
Tenslotte wordt de verhouding tussen het bestuur en de SE-ondernemingsraad beheerst door
de in het Nederlands recht verankerde algemene beginselen van de redelijkheid en de
billijkheid, ook dit brengt mee dat informatie tijdig wordt verstrekt.
Overgang van EOR-structuur naar SE-ondernemingsraad
Vervolgens wilden deze leden graag vernemen hoe de gang van zaken is wanneer een al
bestaande EOR-structuur wordt terzijde gesteld. Bij de oprichting van de SE moet er
duidelijkheid zijn over de rol van de werknemers.
De rol van de werknemers wordt bepaald door de inhoud van de overeenkomst dan wel de
referentievoorschriften. De richtlijn bepaalt als hoofdregel in artikel 13, eerste lid van de
richtlijn dat op de SE niet de wetgeving van toepassing is die is vastgesteld ter uitvoering van
de richtlijn 94/45/EG (Europese ondernemingsraad). Dit is geïmplementeerd in artikel 1:6,
eerste lid, van het wetsvoorstel. Vanaf de inschrijving van de SE is de Wet op de Europese
ondernemingsraden (dan wel de implementatiewet van een andere lidstaat indien de
communautaire onderneming daar gevestigd was) niet meer van toepassing op de
onderneming. Daaruit vloeit voort dat de Europese ondernemingsraad van rechtswege
ophoudt te bestaan, en dat ook aan de overeenkomst tussen de communautaire onderneming
en de Europese ondernemingsraad de grondslag ontvalt.
---
Indien in een concreet geval nadere voorzieningen nodig mochten zijn, zal de overeenkomst
de wijze van afwikkeling van lopende zaken dienen te regelen. Bijvoorbeeld ten aanzien van
kosten. Ook kan er in de overeenkomst een bepaling zijn opgenomen over de situatie waarin
een juridische procedure aanhangig is waarbij de Europese ondernemingsraad partij is. Dit
moet aan bod komen in het kader van de onderhandelingen tussen de bijzondere
onderhandelingsgroep en de SE in oprichting waarbij partijen vrij kunnen onderhandelen.
Alleen op het niveau van de overeenkomst kan afdoende rekening worden gehouden met de
omstandigheden die zich concreet voordoen; de wetgever kan in het kader van de
implementatie van de richtlijn hierin niet goed zelf voorzien.
Proportionaliteit werknemersvertegenwoordiging
Op de vraag over de verdeling van rechten tot benoeming van de leden van SE-organen over
lidstaatgeledingen, luidt het antwoord dat deze verdeling in overeenstemming is met het
proportionaliteitscriterium, zoals dat vorm heeft gekregen in de richtlijn.
Het recht van de (vertegenwoordigers van) werknemers om invloed uit te oefenen op de
samenstelling van het toezichthoudend of het bestuursorgaan, wordt in de richtlijn aangeduid
met het begrip medezeggenschap. In deel 3, onderdeel b, derde alinea van de bijlage van de
richtlijn (betreffende medezeggenschap) wordt de verdeling geregeld van deze rechten over
de werknemersvertegenwoordigers uit de onderscheiden lidstaten. Dit deel van de richtlijn is
geïmplementeerd in artikel 3:13 van het wetsvoorstel.
De richtlijn hanteert twee uitgangspunten. Het eerste uitgangspunt is dat de toewijzing van
rechten aan de lidstaatgeledingen geschiedt `naar verhouding van het aantal werknemers dat
in elke lidstaat in dienst van de SE is', in de bewoordingen van de bijlage van de richtlijn. Het
tweede uitgangspunt is dat als deze `verhoudingsgewijze verdeling meebrengt dat de
werknemers van een of meer lidstaten niet vertegenwoordigd worden' het recht wordt
toegewezen aan een van de nog niet vertegenwoordigde lidstaatgeledingen (met name uit de
lidstaat waar de SE haar statutaire zetel heeft). Het proportionaliteitscriterium, zoals
uitgewerkt in de bijlage bij de richtlijn, heeft daarom geen absoluut karakter, maar wordt
genuanceerd door het genoemde tweede uitgangspunt.
Deze uitgangspunten zijn beide in het wetsvoorstel verwerkt, door in artikel 3:13, eerste en
tweede lid, te bepalen dat het proportionaliteitscriterium, niet onverkort wordt toegepast als
dat ertoe zou leiden dat de werknemers uit andere lidstaten niet vertegenwoordigd worden.
Als in een Nederlandse SE bijvoorbeeld medezeggenschapsrechten bestaan voor vier leden
van het toezichthoudende orgaan, en de SE wordt gevormd door vennootschappen uit
Nederland (50% van de werknemers), Duitsland (20% van de werknemers), Oostenrijk (20%)
en België (10%), leidt het wetsvoorstel ertoe dat de vier lidstaatgeledingen elk een lid kunnen
benoemen, ondanks het feit dat de Nederlandse werknemers twee leden zouden kunnen
benoemen, wanneer het proportionaliteitscriterium absoluut zou zijn.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid