ChristenUnie
Bijdrage debat Begroting 2005 Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Woensdag 8 December 2004 - 11:08
Alleen de uitgesproken tekst geldt
Tineke Huizinga: Voorzitter, het akkoord tussen het kabinet,
werkgevers en werknemers van 5 november heeft gelukkig geleid tot een
verbetering van het sociale klimaat. Het einde van de kortstondige
ijstijd was ook hard nodig met het oog op de veranderingsprocessen op
sociaal terrein. In de notitie Nieuwe accenten op het terrein van werk
en inkomen stelt het kabinet dat een goede betrokkenheid van de
sociale partners bij die processen vereist is. Gelukkig is de daad bij
het woord gevoegd. De fractie van de ChristenUnie roept minister en
staatssecretaris op dat te blijven doen.
Op het terrein van de inkomensontwikkeling is nog geen
klimaatverbetering waar te nemen. Ondanks zicht op economisch herstel.
Voor de ene groep in ons land zal dat gemakkelijker zijn op te vangen
dan voor de andere. Evenals vorig jaar heeft de ChristenUnie ook dit
jaar steeds benadrukt dat de positie van de meest kwetsbare groepen in
de samenleving extra aandacht verdient. Bij de algemene beschouwingen
hebben wij een alternatief inkomensplan onder de titel Omzien naar
elkaar gepresenteerd. Daarin wordt voorgesteld de inkomenspositie te
verbeteren van kwetsbare groepen die het afgelopen jaar onevenredig
zijn getroffen, zoals chronisch zieken en gehandicapten. Dat dat hard
nodig is en blijft, is wat mij betreft intussen ook wel afdoende
aangetoond. De begroting voor 2005 leidt helaas opnieuw tot
onevenredig koopkrachtverlies voor deze categorie. De CG-raad rekent
voor dat door een lagere huursubsidie (0,75%) en door de
no-claimregeling (0,7%) veel chronisch zieken en gehandicapten met een
minimum inkomen met een achteruitgang van twee tot drie procent worden
geconfronteerd. De puntenwolkjes in de brieven van 12 oktober en van 7
december over het inkomensbeeld 2005 stellen ook niet echt gerust; er
zijn wel erg veel uitschieters naar beneden, tot -4%. Wil de minister
daarop ingaan?
Voorzitter, wij hebben ook concrete voorstellen gedaan gericht op
verbetering van de koopkracht van gezinnen, onder verwijzing naar het
gegeven dat Nederland buitengewoon slecht scoort op gezins- en
kindvriendelijk beleid. Voor de korte termijn zijn wij benieuwd naar
het onderzoek van de staatssecretaris van Financiën naar een
kinderkorting per kind en naar de hoogte van de kinderbijslag in ons
omringende landen. Wij komen daarop graag t.z.t. terug.
Wij zijn ook niet gerust op de koopkrachtcijfers voor de minima. De
meest recente cijfers laten zie dat alleenstaanden moeten rekenen op
een achteruitgang van 1½%; voor alleenstaande ouders met een baan én
alleenstaanden met een uitkering gaat de achteruitgang zelfs richting
de 2% (1¾%, zie tabel 2, brief 7 dec.). Vrijwel zonder uitzondering
beroerder dan tweemaal modaal, terwijl de bezuiniging op de
huursubsidie dan nog niet eens is verdisconteerd (- ½ à ¾ %-punt
negatiever).
Onze voorstellen bij de algemene beschouwingen konden niet rekenen op
voldoende draagvlak. Dat neemt niet weg dat ook op andere manieren nog
wat valt te repareren. Wij denken hierbij aan de bijzondere bijstand
en de langdurigheidstoeslag. Bovendien zouden wij herstel van de
koppeling ook serieus in beeld willen brengen.
Eerst de bijzondere bijstand. Gemeenten zouden via dit instrument een
deel van de koopkrachtdaling moeten kunnen opvangen. Dat zou misschien
reëel zijn als het budget dat gemeenten daarvoor krijgen toereikend
is. In de begroting wordt echter voorgesteld dat budget voor volgend
jaar opnieuw fors te korten (budget 2004: 401 miljoen, 2005: 315
miljoen). Gemeenten moeten dus méér doen met minder geld. In 2004 is
111 miljoen euro minder bezuinigd op de bijzondere bijstand dan
oorspronkelijk beoogd (166 miljoen). In de motie Weekers c.s. wordt
gevraagd daarvan 80 miljoen euro structureel te maken. Mij is, ook na
lezing van de brief van de staatssecretaris van 26 november, niet
duidelijk hoe deze motie nu precies wordt uitgevoerd (zie pag. 3).
Vooralsnog ga ik ervan uit dat slechts 25 miljoen structureel wordt
gemaakt, i.p.v. de gevraagde 80 miljoen. Afgezien van de beschikbare
middelen voor bijzondere bijstand vindt mijn fractie het niet goed dat
met dit beleid een toenemend aantal mensen loketafhankelijk wordt
gemaakt. Als gemeenten de bijzondere bijstand grotendeels moeten
inzetten voor compensatie van inkomensachteruitgang, zal dat trouwens
ook negatieve gevolgen hebben voor schuldhulpverlening. Die wordt
immers ook voor een belangrijk deel betaald uit dit budget. Het zal
geen verbazing wekken dat wij het betreffende amendement van collega
Noorman-Den Uyl op nummer 27 van harte steunen. (20 miljoen extra naar
bijzondere bijstand, te betalen uit meevaller in bijstandsuitgaven
2004)
Eén op de drie gemeenten blijkt niet van plan te zijn een categoriale
regeling voor chronische zieken en gehandicapten te maken (brief stas.
26 nov., p.2). Een deel van de gemeenten heeft de regeling niet
structureel gemaakt. Geen wonder, omdat ze rekenen met een lager
budget voor de bijzondere bijstand. Ik vraag de staatssecretaris wat
hij vindt van de suggestie de categoriale regeling voor chronisch
zieken en gehandicapten voor het hele land te laten gelden, conform de
langdurigheidstoeslag (imperatief i.p.v. nu facultatief, zoals de
CG-raad voorstelt p. 2, brief 1 december).
Voor wat betreft de langdurigheidstoeslag zou ik ons pleidooi willen
herhalen om de reikwijdte daarvan uit te breiden. Mensen die betaald
werk verrichten en een inkomen hebben op bijstandsniveau zouden wat
ons betreft ook in aanmerking moeten komen voor deze toeslag. De
voorgestelde verbreding naar een deel van de Wajong-gerechtigden
vinden wij wel erg mager (zie antw. 115). De brief van de
staatssecretaris van 7 december over knelpunten bij de toepassing van
de langdurigheidstoeslag biedt ook weinig perspectief op een
ruimhartiger beleid. De enige opening die wordt geboden betreft de
samenloop van WAO en bijstand. Ik overweeg op dit punt een motie in te
dienen. (conform voorstel FNV: uitgangspunt is een inkomen op
bijstandsniveau, wat niet per sé een uitkering hoeft te zijn, pag. 3)
In dit kader vraag ik aandacht voor de koppeling. Herstel van de
koppeling zou voor uitkeringsgerechtigden uiteraard positieve
koopkrachteffecten hebben. Ons is niet geheel duidelijk op grond van
welke overwegingen ook voor 2005 nog wordt afgezien van de koppeling.
Collega Van Gent verwijst in de toelichting op haar amendement op dit
punt naar de uitspraak van de minister Geen akkoord, geen koppeling.
Zou het niet consistent zijn als hij nu zegt Wel akkoord, wel
koppeling? Wat ons betreft zou die vraag in beginsel met ja moeten
worden beantwoord. Ik vraag me af of de Wet Koppeling met
afwijkingsmogelijkheden (WKA) handvatten biedt om volgend jaar af te
zien van koppeling. Als wordt gekozen voor de koppeling, zouden wij in
overweging willen geven de kosten daarvan te betrekken bij de
Voorjaarsnota in 2005. (ca. 400 miljoen euro; koffiedik kijken, omdat
niet bekend is hoe sterk de lonen in de marktsector in 2005 zullen
stijgen)
Voorzitter, volgend jaar kunnen we opnieuw uitgebreid debatteren over
de nieuwe WAO. Wanneer kunnen we het wetsvoorstel Wet Werk en inkomen
naar arbeidsvermogen (WIA) tegemoet zien? Mijn fractie heeft al eerder
aangegeven moeite te hebben met de herbeoordeling van de huidige
WAO-gerechtigden op grond van het aangescherpte Schattingsbesluit. Het
is ook de vraag of dat nodig is in het licht van het gegeven dat het
WAO-volume gestaag blijft dalen.
Voorziet het kabinet overigens op korte termijn een verlaging van de
WAO-premie? De arbeidsongeschiktheidsfondsen hebben al een aantal
jaren enorme vermogensoverschotten. Mij lijkt het niet goed te
verdedigen dat de daarin aanwezige premies voor een heel ander doel
worden ingezet dan waarvoor ze zijn betaald (nl. verlaging
vennootschapsbelasting). Wil de minister zijn licht daar over laten
schijnen?
Op grond van de nieuwe wet zullen naar verwachting velen met een
gedeeltelijke arbeidshandicap een reïntegratietraject moeten volgen.
De enorme kortingen op de reïntegratiebudgetten bij een toenemend
aantal te reïntegreren mensen baren ons zorgen. (WAO/Wajong 222
miljoen in 2002 à 161 miljoen in 2005 - zie antw. 78). Er zullen méér
mensen moeten reïntegreren met minder geld.
En hoeveel zicht heeft het kabinet eigenlijk op de reïntegratiemarkt?
De beantwoording van de schriftelijke vragen over aantallen bedrijven
en geboekte resultaten doen bij ons het vermoeden rijzen dat zich wel
heel erg veel aan het zicht van de minister onttrekt. Is dat een
juiste taxatie? Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel
reïntegratiebedrijven inmiddels zijn gecertificeerd? (zie motie
Huizinga c.s. bij WWB over certificering reïntegratiebedrijven, 28870,
nr. 84) In de schriftelijke voorbereiding stelt het kabinet dat
kwalitatief goede reïntegratiebedrijven worden gekenmerkt door het
percentage duurzame plaatsingen. In antwoord 94 lees ik: Hiervoor
worden relatieve streefwaarden ontwikkeld. Wat wordt hiermee bedoeld?
Is het de bedoeling dat iemand die in een reïntegratietraject zit
langdurig wordt gevolgd om te kunnen beoordelen of de reïntegratie
succesvol is? Bij langdurig denk ik eerder aan twee jaar dan aan een
half jaar. Duidelijk is in elk geval dat op dit moment geen zicht
bestaat op het aantal arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd die
door inspanning van een reïntegratiebedrijf zijn gerealiseerd (zie
antwoord 77). Is het de bedoeling dat de evaluatie van de
reïntegratiepraktijk volgend jaar hierin meer inzicht moet bieden?
(overgenomen motie Bruls bij behandeling WWB, sept. 2003)
De wijze waarop de reïntegratie momenteel wordt vorm gegeven roept bij
mij de vraag op of die wel efficiënt en rechtvaardig is. Ons bereiken
berichten van getalenteerde of gediplomeerde mensen die op een veel te
kort traject worden gezet om te kunnen groeien naar de kwalificatie
die haalbaar is en die ze voor ogen hebben. Ik ken een Tsjetsjeense
internist, die een applicatiecursus van twee jaar nodig zou hebben om
hier het werk waarvoor ze is opgeleid te kunnen doen, maar die door de
gemeente wordt afgescheept met een cursus van een half jaar. Er zullen
ongetwijfeld veel meer van dit soort voorbeelden zijn te geven. Hoe
beoordeelt de minister dat? Zal brede toepassing van de Individuele
Reïntegratieovereenkomst (IRO) voldoende soelaas bieden?
Voorzitter, de coalitie heeft een werkgelegenheidsplan gepresenteerd
dat tot doel mensen zonder een startkwalificatie via een heel lage
aanvliegroute, 90% van het wettelijk minimumloon, aan een duurzame
baan te helpen. Dit voorstel heeft wel heel sterk het karakter van een
compromis. Het gaat láng niet zover als het verstrekkende en fout
geplande voorstel van oktober. Het coalitievoorstel is tenminste de
moeite van het bestuderen waard, omdat de verlaging van korte duur is
én bovendien een reguliere baan moet volgen op deze opstap. Oveirgens
moeten we denk ik waken voor overspannen verwachtingen. Wel heb ik er
op voorhand een aantal vragen over. Welk onderzoek ligt er aan het
voorstel ten grondslag? Ik ben hier benieuwd naar, omdat positieve
prikkels voor werkgevers in de vorm van SPAK en VLW onlangs juist zijn
afgeschaft met als argument dat prikkels voor werknemers meer effect
sorteren. Een verlaging van het minimumloon betekent alles behalve een
prikkel voor een werknemer. Graag duidelijk op dit punt. Verder lijkt
me het behalen van een startkwalificatie prioriteit blijven hebben. Ik
neem aan dat het kabinet die opvatting deelt? Tot slot gaan wij ervan
uit dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat hetzelfde werk
verschillend wordt beloond.
Voorzitter, volgende week vindt er een debat plaats over de toekomst
van de sociale werkvoorziening. Deze week wil ik graag antwoord op een
vraag die bij ons leeft over het uitblijven van compensatie door het
afschaffen van SPAK en VLW. De VNG wijst erop dat hierdoor het bieden
van voldoende plaatsen aan voor de werkvoorziening geïndiceerden onder
druk komt te staan (brief 17 november, p. 2). Dit lijkt me niet
helemaal sporen met het antwoord op onze vraag hierover in de
voorbereiding, namelijk dat geen werkgelegenheidseffecten zijn
voorzien als niet wordt gecompenseerd (antwoord 118). Graag
duidelijkheid op dit punt.
Tot slot een opmerking over de Algemene Nabestaandenwet. Ik leid uit
de schriftelijke antwoorden af dat het kabinet een evaluatie in 2006
niet uitsluit (antw. 203). Wij zouden een nieuwe evaluatie toejuichen.
Nog altijd ontvangen wij signalen over grote terugvorderingen van
onverschuldigd betaalde uitkeringen. De Sociale Verzekeringsbank mag
zelfs vijf jaar na dato nog terugvorderen (antw. 196). Dat vinden wij
bijzonder lang. Ik wil het kabinet vragen wat zich ertegen zou
verzetten die termijn tot twee jaar te beperken, conform de regeling
in de WWB. (vorig jaar motie van die strekking ingediend; verworpen om
voor mij duistere redenen)
---