Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Persbericht 04/255

Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid Directie
Communicatie

07 december 2004

Nr. 04/255

Lonen stijgen in 2004 met gemiddeld 0,2 procent

De lonen stijgen dit jaar tot nu toe met gemiddeld 0,2 procent. Dat is
2 procentpunt minder dan vorig jaar, toen de lonen gemiddeld nog met 2,2 procent stegen. Dit staat in de Najaarsrapportage over de
CAO-afspraken voor 2004 die door minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Tweede Kamer is gestuurd.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoekt twee keer per jaar de belangrijkste afspraken in de grootste CAO's. De
peildatum van dit onderzoek ligt op 20 oktober 2004. Bij 71 CAO's met in totaal 2,7 miljoen werknemers is de loonstijging in beeld gebracht. Dit komt overeen met 51 procent van de werknemers waarop het onderzoek betrekking heeft. Het gaat dus wel om een voorlopig beeld. Van die
CAO's zijn er 26 al voor 2004 afgesloten en 45 in 2004. Bovengenoemde cijfers hebben betrekking op de gemiddelde stijging van de
CAO-contractlonen, ongeacht de ingangsdatum van de nieuwe
CAO-afspraken (niveaubasis). Wordt daarmee wel rekening gehouden en de contractloonstijging omgerekend naar kalenderjaar (jaarbasis), dan
bedraagt de gemiddelde CAO-loonstijging in 2004 tot nu toe 0,6
procent.

In de Najaarsrapportage 2004 is bij de 122 grootste akkoorden (5,1
miljoen werknemers) gekeken naar afspraken op het gebied van flexibele beloning en `employability' (bredere inzetbaarheid). Zo'n drie op de vijf CAO's kennen afspraken over bijvoorbeeld eenmalige uitkeringen en/of structurele eindejaarsuitkeringen. Uitkeringen die afhankelijk zijn van behaalde resultaten of prestaties zijn minder gangbaar. Eén op de vijf CAO's kent een afspraak over winstdeling en in één op de 6 (16 procent) CAO's is prestatiebeloning vastgelegd. Wat betreft
employablity is het belangrijkste instrument scholing. In 99 procent van de CAO's zijn hierover afspraken vastgelegd. Van de CAO's kent
verder 44 procent afspraken over een persoonlijk ontwikkelingsplan, terwijl één op de tien CAO's afspraken kent over de erkenning van
elders verworven competenties (kennis en ervaring die buiten het
onderwijs zijn opgedaan).

Ten slotte is bij 115 CAO's (bijna 4,8 miljoen werknemers) nagegaan of er afspraken zijn gemaakt over aanvulling van een uitkering bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Uitgangspunt bij de analyse was het stelsel zoals dat tot 1 januari 2004 gold, maar ook is nagegaan of de Wet
verlenging loondoorbetalingsplicht bij ziekte gevolgen heeft voor de inhoud van nieuwe

CAO-akkoorden. In 112 van de onderzochte CAO's is er in het eerste ziektejaar sprake van een aanvulling tot 100 procent van het loon. Een aanvulling op de WAO-uitkering in het eerste WAO-jaar is vastgelegd in 83 procent van de onderzochte CAO's. Voor het tweede WAO-jaar is in 36 procent van de CAO's aanvulling afgesproken en in het derde WAO-jaar in 8 procent van de CAO's.

In 20 van de 45 akkoorden die tot stand zijn gekomen in 2004, is
aandacht besteed aan het tweede jaar van loondoorbetaling bij ziekte. Een deel van de akkoorden bevestigt het recht op doorbetaling van de wettelijke 70 procent van het loon, terwijl bij andere de
besluitvorming naar een later tijdstip is verschoven. In de nieuwe
akkoorden zijn tot nu toe geen afspraken gemaakt die leiden tot
toekenning van bovenwettelijke aanvullingen in het tweede ziektejaar.


---

De volgende Officiële publicatie(s) zijn gerelateerd aan
bovenstaande persbericht:
PDF publicatie Aanbiedingsbrief van minister De Geus bij de
Najaarsrapportage CAO-afspraken 2004
PDF publicatie Najaarsrapportage CAO-afspraken 2004
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
Abonneren Persberichten

---

101-344

naar bovenkant pagina