Persbericht, 8-12-2004
Afronding Mdisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer
Minister Hoogervorst (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) heeft vandaag
de laatste twee onderzoeken van het Medisch Onderzoek Vliegramp
Bijlmermeer (MOVB) naar de Tweede Kamer gestuurd. Met het uitkomen van
deze resultaten is een einde gekomen aan het MOVB. Uit de onderzoeken
blijkt dat klachtenpatronen niet specifiek aan de Bijlmerramp toe te
schrijven zijn. Uit eerdere resultaten van het MOVB blijkt dat een
deel van de betrokken hulpverleners meer klachten heeft dan de
niet-betrokkenen. Dit verschil kon niet worden aangetoond in
laboratoriumonderzoek in bloed, speeksel en urine van de betrokkenen
en de niet-betrokkenen. Er zijn toen ook geen aanwijzingen gevonden
dat zij meer lichamelijke schade hebben als gevolg van blootstelling
aan giftige stoffen. Ook blijkt uit de laatste onderzoeken dat de
zorgen en onzekerheden over de eigen gezondheid van de deelnemers door
het MOVB niet zijn afgenomen.
De onderzoeken van het MOVB die tot de laatste resultaten hebben
geleid zijn:
* het Epidemiologisch Onderzoek onder Hulpverleners, uitgevoerd door
het Instituut voor Extramuraal Geneeskundig Onderzoek (EMGO
Instituut), onderdeel van het VU medisch centrum;
* het Effectonderzoek, uitgevoerd door de Universiteit Leiden,
faculteit der Sociale Wetenschappen en het Leids Universitair
Medisch Centrum (LUMC).
Doelgroep en opzet onderzoeken
Het Eindrapport Epidemiologisch Onderzoek onder Hulpverleners is
uitgevoerd onder drie bij de ramp betrokken groepen: brandweer- en
politiemedewerkers die op de plek van de ramp hebben gewerkt en
KLM-medewerkers die in de buurt zijn geweest van wrakstukken die
opgeslagen waren in hangar 8. Onderzocht is wat de verschillen en
overeenkomsten zijn tussen de klachten van betrokken en
niet-betrokkenen van deze groep. Ook is gekeken naar de invloed van de
mate van blootstelling op gezondheidsklachten en in hoeverre de
betrokkenen hun klachten in verband brengen met de ramp. In totaal
zijn in dit onderzoek de gegevens van 2.499 personen en hulpverleners
op groepsniveau verwerkt.
In het Effectonderzoek is onderzocht of het deelnemen aan het MOVB de
ongerustheid over gezondheidsklachten van hulpverleners en bewoners
heeft verminderd. Hieraan heeft een groep van ca 3.500 personen
meegedaan, die representatief is voor alle deelnemers van het MOVB. In
dit onderzoek zijn vragen gesteld of men als gevolg van het MOVB de
aandacht richtte op het eigen lichaam. Ook werd gevraagd naar zorgen
over de eigen gezondheid en het vertrouwen in de onderzoekend arts.
Verder werd gevraagd naar de invloed van deelname aan het MOVB op de
lichamelijke en geestelijke toestand van de deelnemers.
Het MOVB
Het Eindrapport van het Epidemiologisch Onderzoek onder Hulpverleners
en het Effectonderzoek zijn deelonderzoeken van het Medisch Onderzoek
Vliegramp Bijlmermeer (MOVB). Het MOVB is in 2000 gestart. Het
Individueel Medisch Onderzoek en de Eerste Deelrapportage
Epidemiologisch Onderzoek onder Hulpverleners waren andere onderdelen
die respectievelijk in maart 2002 en februari 2003 zijn afgerond.
De opdrachtgevers van het MOVB zijn het ministerie van VWS, de
gemeente Amsterdam, Politie Amsterdam-Amstelland en KLM NV. KLM Arbo
Services is de hoofdopdrachtnemer. De publiekssamenvatting van deze
beide onderzoeken is inmiddels toegestuurd aan alle deelnemers aan het
MOVB. Deze is ook te vinden op de website: www.movb.nl.
Nazorg
Alle deelnemers van het MOVB hebben de mogelijkheid gehad ook een
Individueel Medisch Onderzoek te ondergaan. Deelnemers aan dit
medische onderzoek hebben - zo nodig - adviezen gekregen over te nemen
vervolgstappen. Zo zijn sommigen via hun huisarts doorverwezen voor
een behandeling in een nazorgtraject. Een gedeelte van deze groep is
verwezen naar het `Advies- en BehandelCentrum Nazorg Vliegramp
Bijlmermeer' (Nienoord), dat onder andere gespecialiseerd is in
Lichamelijk Onverklaarbare Klachten (LOK) en het Post Traumatisch
Stress-Syndroom (PTSS). Ook in de komende periode is er een faciliteit
voor nazorg beschikbaar in AMC/De Meren.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport