7 december 2004; Pisa-onderzoek vergelijkt veertig landen: Nederlandse
leerlingen leveren topprestaties
Nederlandse scholieren scoren in vergelijking tot hun leeftijdsgenoten
in andere landen uitstekend als het gaat om wiskunde, lezen en
natuurwetenschappen. Zij horen steevast bij de top tien. Wanneer
België wordt uitgesplitst naar Vlaanderen en Wallonië,zakt Nederland
overigens op alle onderdelen één positie. De Vlamingen doen het beter.
Een opvallende conclusie is dat in Nederland de schoolkeuze van belang
is: er zijn grote verschillen in effectiviteit van scholen.
Het Nederlandse onderwijs levert topprestaties, terwijl volgens
diezelfde Oeso Nederland weinig uittrekt voor het onderwijssysteem.
Het Nederlands onderwijs biedt samen met een paar anderen waar voor zn
geld, constateren de onderzoekers door met relatief weinig
investeringen wél hoge prestaties te bereiken.
Jongeren scoren namelijk op alle onderdelen die de Oeso onderzocht in
de Pisa 2003-test in de top tien. Niet alleen scoren de Nederlandse
jongeren hoog, maar ook ver boven het gemiddelde. Alles bij elkaar
staat Nederland op een vierde plaats van de veertig bij wiskunde,
negende met lezen en achtste bij de natuurwetenschappen. De enige
andere landen die steevast in de top tien staan zijn Finland, Korea en
Liechtenstein. Finland is eigenlijk de echte topper met twee eerste en
een tweede plaats. Finland en Korea zijn overigens landen die wél
royaal geld uittrekken voor hun onderwijssysteem.
Overigens wordt Nederland voorbijgestreefd door Vlaanderen, wanneer de
Belgische prestaties naar taalgebied worden uitgesplitst. De Vlamingen
doen het op alle onderdelen beter dan de Nederlandse jongeren. Wanneer
Vlaanderen geen regio maar een land zou zijn, zouden zij met wiskunde
op de eerste plaats komen, derde bij lezen en vijfde bij
natuurwetenschappen. Waarmee Nederland dus één plek zakt. De Waalse
provincies scoren beduidend slechter.
Het internationale onderzoek Programme for International Student
Assessment van de Oeso werd voor de tweede keer uitgevoerd. De eerste
versie stamt uit 2000, de huidige gegevens werden in 2003 verzameld
door een reeks van testen onder 250.000 jongeren in 41 landen.
Uiteindelijk telden voor het eindresultaat maar 40 landen mee, omdat
in Engeland te weinig leerlingen meededen voor een betrouwbaar beeld.
Datzelfde overkwam Nederland in 2000.
Nu deden er in Nederland rond de 4.000 jongeren van vijftien jaar mee
uit alle schooltypen van praktijkonderwijs tot en met gymnasium.
Voldoende voor de strenge Oeso-eisen aan de steekproef. Zij maakten
net als hun leeftijdsgenoten in andere landen een groot aantal opgaven
op het gebied van wiskunde, lezen, natuurwetenschappen en hun probleem
oplossen vermogen werd getest.
De uitslagen komen niet als een totale verrassing. Vergelijkbaar
internationaal onderzoek zoals Timms (wiskunde) en Pirls (taal) lieten
al eerder zien dat Nederlandse scholieren goed zijn in wiskunde en dat
het leesonderwijs een spectaculaire verbetering heeft doorgemaakt. En
ook al telden de Nederlandse resultaten uit 2000 niet mee, met de
incomplete steekproef zat Nederland weliswaar hors concourse ook al in
de internationale top.
Misschien wel door de relatief hoge scores trekt het Pisa-onderzoek
hier weinig de aandacht. In het buitenland is dat anders. Zo leidden
bijvoorbeeld de buitengewoon zwakke prestaties van Duitsland destijds
bij onze oosterburen tot een heftig onderwijsdebat. Tot heel veel
verbetering heeft dat nog niet geleid, slechts bij één
wiskunde-onderwerp is er volgens de Oeso-onderzoekers in Duitsland
echte vooruitgang te bespeuren. Anders ligt dat in Polen en Letland,
waar onderwijshervormingen zorgen voor een aantoonbare verbetering van
de prestaties op alle terreinen. Oostenrijk en Mexico dalen op
meerdere onderwerpen.
Van Nederland De hoge gemiddelde score op de internationale
Pisa-2003-toets is voor een deel te danken aan goede prestaties van
achterstandskinderen. Zij scoren relatief hoog. Het aantal bollebozen
met topprestaties ligt in Nederland juist laag in vergelijking tot
andere landen. De verschillen tussen meisjes en jongens zijn in
tegenstelling tot erg veel landen in Nederland minimaal. Kortom: de
Hollandse meiden zijn vrijwel net zo goed en internationaal gezien dus
erg goed als de jongens.
Het omvangrijke onderzoek probeert ook gegevens te verzamelen waar de
prestaties van afhangen. Opvallend is in elk geval dat in Nederland de
prestatieverschillen tussen leerlingen vooral toegeschreven kunnen
worden aan de wisselende effectiviteit van de verschillende scholen.
Schoolkeuze doet er hier enorm toe, terwijl volgens de Oeso ouders in
de Scandinavische landen en Canada kunnen vertrouwen op hoge en
consistente eisen bij álle scholen.
De Nederlandse scholieren zijn overigens wel buitengewoon kritisch als
het gaat om het onderwijs dat zij ontvangen. Slechts de helft van de
jongeren geeft aan dat leraren interesse tonen in de vorderingen van
elke leerling. Een gevoel dat hun leeftijdsgenoten in Belgie,
Duitsland en Frankrijk overigens ook sterk hebben. Schoolleiders zijn
op hun beurt juist supertevreden over de leraren. Het moraal ligt hoog
en leraren zijn trots op hun school. En de volle honderd procent van
de ondervraagde schoolleiders geeft aan dat onze docenten werken met
enthousiasme.
Wiskunde
1. Hong Kong 550 punten
2. Finland 544
3. Korea 542
4. Nederland 538
9. Belgie 529
16. Frankrijk 511
19. Duitsland 503
28. Verenigde Staten 483
Oeso gemiddelde 500
(Vlaanderen (553)
Lezen
1. Finland 543
2. Korea 534
3. Canada 528
9. Nederland 513
11. Belgie 507
17. Frankrijk 496
18. Verenigde Staten 495
21. Duitsland 491
Oeso gemiddelde 494
(Vlaanderen 530)
Natuurwetenschappen
1. Finland 548
2. Japan 548
3. Hong Kong 539
8. Nederland 524
13. Frankrijk 511
14. Belgie 509
18. Duitsland 502
22. Verenigde Staten 491
Oeso gemiddelde 500
(Vlaanderen 529)
Meer informatie over het Pisa-onderzoek (Programme for International
Student Assessment) is beschikbaar op www.oecd.org/pisa
Algemene Onderwijsbond