Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA `s-GRAVENHAGE
Uw brief: 10 november 2004 Ons kenmerk
kenmerk: 134-04-SZW W&B/URP/04/79237
Onderwerp Datum
Voorbeelden knelpunten toepassing 7 december 2004
langdurigheidstoeslag
Bij bovengenoemde brief zijn mij een aantal voorbeelden voorgelegd van knelpunten bij de
langdurigheidstoeslag met de vanuit de Kamer aangegeven mogelijke oplossingsrichtingen.
./. Hierbij doe ik u mijn antwoorden daarop toekomen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
134-04-SZW
Voorbeelden knelpunten toepassing langdurigheidstoeslag
1. Kleine inkomsten volledig verrekend met de bijstand
Bijstandontvangers die in de afgelopen vijf jaar zeer bescheiden hebben gewerkt en wier inkomsten
volledig met de bijstandsuitkering zijn verrekend, krijgen nu geen langdurigheidstoeslag meer. Dit
terwijl zij geen toegang meer hebben tot de arbeidsmarkt.
Mogelijke oplossingsrichting
Inkomen uit tegenwoordige arbeid die volledige verrekend worden met de bijstand en niet meer
dan XXX per jaar bedragen, zouden buiten beschouwing bij de vaststelling van het recht op
langdurigheidstoeslag.
Meer in het algemeen kan gedacht worden aan de mogelijkheid dat bijstandontvangers die via
arbeid geld verdienen, maar niet boven het voor hem/haar geldende sociaal minimum (bijstand)
uitkomen, toch in aanmerking kunnen komen voor de langdurigheidstoeslag.
Antwoord 1
Centraal in de Wet werk en bijstand (WBB) staat - voor personen jonger dan 65 jaar - het
uitgangspunt werk boven inkomen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de belanghebbende door de
gemeente niet te snel wordt afgeschreven door hem of haar het stempel op te drukken van "geen
arbeidsmarktperspectief". Daarom dienen alle inspanningen van belanghebbende en gemeente
gericht te zijn op arbeidsinschakeling. De WWB stelt de gemeente in staat om de belanghebbende
richting arbeidsinschakeling te ondersteunen in de vorm van voorzieningen. Deze kunnen bestaan
uit onder meer scholing, loonkostensubsidie, gesubsidieerde arbeid, sociale activering,
stimuleringspremies, kinderopvang en stages. Deze op uitstroom en reïntegratie gerichte aanpak
laat onverlet dat de inkomenswaarborg een kernfunctie is van de WWB. Voor degenen die geen
perspectief hebben op inschakeling in het arbeidsproces is er in de WWB een extra toeslag
geregeld. Deze langdurigheidstoeslag is een uitzondering op het uitgangspunt van de
toereikendheid van het sociaal minimum. Die uitzondering is alleen dan te rechtvaardigen als de
belanghebbende ten minste vijf jaar een inkomen op het niveau van het sociaal minimum heeft
gehad en er geen arbeidsmarktperspectief is. Als er inkomsten zijn (geweest) uit of in verband met
arbeid, is er geen sprake van een situatie waarin arbeidsmarktperspectief ontbreekt en bestaat er
geen recht op de langdurigheidstoeslag.
Het inkomen heeft bij de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag een dubbele functie.
Enerzijds moet de hoogte van het inkomen worden getoetst aan de toepasselijke bijstandsnorm, en
anderzijds dient het ter vaststelling van het al dan niet aanwezig zijn van arbeidsmarktperspectief.
Een leidend uitgangspunt van de langdurigheidstoeslag is dat het recht daarop uitsluitend bedoeld is
voor personen die geen arbeidsmarktperspectief hebben gehad in de afgelopen 60 maanden. In
artikel 36 , eerste lid, onderdeel b, WWB is dit in de objectieve voorwaarde "geen inkomsten uit
of in verband met arbeid hebben gehad" vastgelegd. Het geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing
laten van inkomsten uit of in verband met arbeid over de afgelopen 5 jaar, zou tot een uitholling van
de voorwaarde "geen arbeidsmarktperspectief" leiden. Zoals hiervoor is aangegeven, is het
ontbreken van arbeidsmarktperspectief de rechtvaardiging voor de uitzondering die met de
langdurigheidstoeslag wordt gemaakt op het uitgangspunt van de toereikendheid van het sociaal
minimum. Het buiten beschouwing laten van inkomsten uit of in verband met arbeid betekent een
bonus op een langdurig verblijf in de bijstand en heeft negatieve effecten op de armoedeval. In dit
2
kader is bij de parlementaire behandeling van de WWB aangegeven dat de langdurigheidstoeslag
mede in relatie moet worden gezien met de instrumenten zoals de stimuleringspremie gericht op
arbeidinschakeling, en de bijzondere bijstand. Voor degenen die wel arbeidsmarktperspectief
hebben heeft de gemeente het instrument van de premieverstrekking om mensen uiteindelijk te
stimuleren om werk te aanvaarden dan wel parttime werkzaamheden uit te breiden. De ontvangst
van inkomen uit of in verband met arbeid vormt - ongeacht de hoogte daarvan- een beletsel voor
het recht op langdurigheidstoeslag. Om deze redenen blijf ik van mening dat met inkomsten uit of in
verband met arbeid in de afgelopen periode van 60 maanden, ongeacht de hoogte daarvan,
conform het bepaalde in artikel 36 WWB rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van
het recht op langdurigheidstoeslag.
2. Wet werk en bijstand (WWB) en nabestaandenpensioen
Een bijstandontvanger ontvangt een nabestaandenpensioen van AEGON (het pensioenfonds van
overleden echtgenoot) en aanvullende bijstand. Het nabestaandenpensioen wordt volledig
verrekend. De langdurigheidtoeslag wordt afgewezen, omdat het pensioen "inkomen in verband
met arbeid" is. Dat dit pensioen geen verband houdt met door haar verrichte arbeid en haar
arbeidsperspectief, doet volgens de gemeente niet ter zake.
3. WWB en ouderdomspensioen van ex echtgenoot
Een bijstandontvanger krijgt van haar ex-echtgenoot een deel van zijn
ouderdoms(bedrijfs)pensioen doorbetaald. Daarnaast ontvangt zij aanvullende bijstand. Het
pensioen wordt volledig verrekend met de WWB-uitkering. De langdurigheidstoeslag wordt
afgewezen, omdat het pensioen "inkomen in verband met arbeid" is. Dat dit pensioen geen verband
houdt met door haar verrichte arbeid en haar arbeidsperspectief, doet niet ter zake.
Mogelijke oplossingsrichting ( 2 en 3)
Bij de casus 2 en 3 zou bepaald kunnen worden dat onder het begrip "inkomen in verband met
arbeid" moet worden verstaan "'inkomen in verband met inkomsten uit tegenwoordige arbeid".
Daar zou geen wetswijziging voor nodig zijn omdat het een nadere definitie is van een
wetsbepaling. Inkomsten uit pensioen van partner die volledige verrekend worden, tellen dan niet
mee.
Antwoord 2 en 3
Bij de beoordeling of er sprake is van arbeidsmarktperspectief in de afgelopen 60 maanden is de
gezinssituatie van de belanghebbende op het moment van de peildatum medebepalend. In geval
van samenwonenden moet van beiden het arbeidsmarktperspectief worden vastgesteld. Hierbij
geldt dat een alleenstaande of alleenstaande ouder die in de afgelopen 60 maanden zelf geen
inkomsten uit of in verband met arbeid heeft gehad, en in die periode geen inkomen heeft genoten
dat hoger was dan de toen van toepassing zijnde bijstandsnorm, in aanmerking kan komen voor de
langdurigheidstoeslag. Dit geldt ook als die persoon in de afgelopen 60 maanden samen heeft
gewoond met een (andere) persoon die wel inkomsten uit of in verband met arbeid heeft gehad.
Voorts geldt dit als de belanghebbende inkomsten in verband met arbeid van die andere persoon
ontvangt in de vorm van een pensioen.
Het inkomen uit of in verband met arbeid dat zijn oorsprong vindt in werkzaamheden van een
ander, zegt immers niets over het al dan niet aanwezig zijn van arbeidsmarktperspectief van de
aanvrager.
3
De interpretatie van het begrip "arbeidsmarktperspectief" in vorenbedoelde zin laat dus de
gewenste ruimte toe die kan leiden tot toekenning van de langdurigheidstoeslag.
4. WAO-gedeeltelijk en WWB, volledige arbeidsongeschiktheid
Iemand met gedeeltelijke WAO (met arbeidsdeskundige keuring) plus aanvullende bijstand komt
niet in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag. De WAO-uitkering wordt dan beschouwd als
"inkomen in verband met arbeid", terwijl betrokkene intussen volledige arbeidsongeschiktheid is
verklaard en al langer dan vijf jaar een laag inkomen heeft. Echter, iemand met alleen
bijstandsuitkering komt (na vijf jaar) wél in aanmerking voor langdurigheidstoeslag. De vraag is of
deze laatste bijstandontvanger méér arbeidsperspectief heeft dan de bijstandontvanger met een
WAO-uitkering.
Mogelijke oplossingsrichting
Iemand die al vijf jaar een bijstandsuitkering ontvangt met oorspronkelijk een WAO-uitkering op
grond van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid kan, indien hij/zij geheel arbeidsongeschikt is
geworden, niet meer verder afgekeurd worden, terwijl hij/zij wel blijvend op de combinatie
WWB/WAO-uitkering is aangewezen. Een mogelijke oplossing zou kunnen zijn in een dergelijk
geval wel een beroep op de langdurigheidstoeslag mogelijk te maken.
Antwoord 4
In artikel 36, eerste lid, onderdeel b, WWB is bepaald dat degenen met inkomen in verband met
arbeid, zoals een WW-of WAO-uitkering, niet tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag
behoren. Hierop is in artikel 36, vierde lid, WWB een objectief geformuleerde uitzondering
aangebracht voor degenen met een WAO-uitkering, die grote beperkingen hebben met betrekking
tot de benutbare mogelijkheden. Ook indien de aanvrager een arbeidsongeschiktheidsuitkering
naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80100% ontvangt, kan de langdurigheidstoeslag
alleen worden verstrekt, indien bij het laatste verzekeringsgeneeskundige onderzoek is vastgesteld
dat er zodanige beperkingen zijn met betrekking tot de benutbare mogelijkheden, dat van het
arbeidsdeskundige onderzoek kan worden afgezien en de betrokkene ook voldoet aan de overige
voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag (artikel 36, vierde lid, onderdelen b en c, WWB). De
WWB beoogt hiermee te voorkomen dat WAO-gerechtigden die volgens het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV) nog wel mogelijkheden hebben tot arbeidsinschakeling, door
de gemeenten door middel van het toekennen van een langdurigheidstoeslag voor wat betreft de
mogelijkheden van arbeidsinschakeling anders worden beoordeeld. Artikel 36 WWB sluit dus aan
bij de beoordeling van de benutbare mogelijkheden op de arbeidsmarkt, die in het kader van de
WAO-uitkering heeft plaatsgehad.
Ten aanzien van WAO-gerechtigden met een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan
45% die op grond van de WAO-uitkering WAO verzekerd zijn, geldt dat deze personen bij
toegenomen arbeidsongeschiktheid als gevolg van een andere oorzaak dan die waarop het
bestaande arbeidsongeschiktheidspercentage berust niet voor een WAO-uitkering naar een hoger
arbeidsongeschiktheidspercentage in aanmerking kunnen komen. In de praktijk kan er dan
medisch gezien sprake zijn van "geen duurzaam benutbare mogelijkheden op de arbeidsmarkt".
Volgens de letter van artikel 36 WWB is er in deze gevallen geen recht op een
langdurigheidstoeslag. Het is echter wel de bedoeling van de wetgever geweest om personen die
4
medisch gezien volledig arbeidsongeschikt zijn en geen duurzame benutbare mogelijkheden hebben
op de arbeidsmarkt, in aanmerking te laten komen voor de langdurigheidstoeslag. Ik zal mij
beraden op een oplossing voor deze problematiek en u daarover informeren.
5. Anw-ers en recht op langdurigheidstoeslag
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel WWB worden Anw-ers expliciet als doelgroep
van de langdurigheidstoeslag genoemd. Ze hebben echter een inkomen boven het minimum: een
alleenstaande ouder zit ongeveer 80 boven de bijstandsnorm. De vraag is of deze groep in
aanmerking komt voor een langdurigheidstoeslag.
Mogelijke oplossingsrichting: niet aangegeven.
Antwoord 5
Personen met een Anw-uitkering kunnen in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag
voorzover zij aan de voorwaarden ex artikel 36 WWB voldoen. De Anw-uitkering wordt niet
beschouwd als inkomen in verband met arbeid.
De Anw-uitkering is net als de WWB- uitkering een uitkering op het niveau van het sociaal
minimum. Bij de berekening van het inkomen van degenen die naast hun Anw-uitkering ook recht
hebben op de alleenstaande ouderkorting is er wel een verschil met de in die situatie van toepassing
zijnde bijstandsnorm. Immers bij de WWB behoort de alleenstaande ouderkorting tot de middelen
waarmee bij de berekening van de bijstandsuitkering rekening moet worden gehouden. Bij de
berekening van de Anw-uitkering wordt deze heffingskorting niet op de Anw-uitkering in
mindering gebracht. Hierdoor kan het netto inkomen van een Anw-gerechtigde die recht heeft op
de alleenstaande ouderkorting ongeveer 115 per maand hoger uitvallen dan een WWB-
gerechtigde die recht op een alleenstaande ouderkorting heeft. Deze groep Anw-gerechtigden
komt daardoor op grond van de hoogte van het inkomen boven de bijstandsnorm niet in
aanmerking voor de langdurigheidstoeslag.
6. WAO en arbeidsdeskundige beoordeling
WAO-ers die voor 80-100% arbeidsongeschikt zijn verklaard en die langer dan vijf jaar een laag
inkomen hebben en minder dan vijf jaar geleden een arbeidsdeskundige beoordeling hebben
gehad, hebben volgens de gemeente geen recht op langdurigheidstoeslag. Ook als dat gesprek
over de mogelijkheid van arbeid heeft plaatsgehad zonder dat er vervolgens een sollicitatieplicht is
opgelegd of een afschattingsprocedure in werking is getreden. Deze WAO-ers hebben geen
sollicitatieplicht en geen arbeidsperspectief, anders zouden zij immers geheel of gedeeltelijk
goedgekeurd zijn. Is artikel 36, vierde lid, onderdelen a en b, WWB een "én-én"-bepaling of een
"dan wel"-bepaling?
Mogelijke oplossingsrichting
De vraag is of een arbeidsdeskundige beoordeling als zodanig een activiteit of inkomsten verband
met werk is. Dat feit ontstaat toch pas bij afschatting of sollicitatieplicht als gevolg van een
arbeidsongeschiktheidsbeoordeling?
Antwoord 6
5
Artikel 36 , vierde lid, onderdelen a, b en c, WWB zijn "én én bepalingen". Artikel 36, vierde
lid, onderdeel b, WWB bepaalt dat bij de laatste arbeidsongeschiktheidsbeoordeling moet zijn
afgezien van een arbeidsdeskundig onderzoek. De bedoeling hiervan is dat moet zijn vastgesteld
dat er geen duurzaam benutbare mogelijkheden voor het verrichten van arbeid aanwezig zijn. Deze
conclusie kan echter ook getrokken worden wanneer er wel een arbeidsdeskundig onderzoek
heeft plaatsgehad, maar nadien door het UWV tot de eindconclusie is gekomen dat de
belanghebbende geen resterende verdiencapaciteit heeft.
7. Inkomsten uit onkosten- en reisvergoedingen
De vraag is of:
- een vrijwilligersvergoeding geldt als inkomsten uit arbeid;
- een onkostenvergoeding geldt als inkomsten uit arbeid;
- een mislukte werkstage waar een bescheiden (onkosten)vergoeding bij hoorde geldt als
inkomsten uit arbeid;
- sociaal activeringstraject met onkostenvergoeding geldt als inkomsten uit arbeid;
- volledig met de bijstand verrekende inkomsten uit arbeid die per jaar niet meer dan
700 - 1000 hebben bedragen geldt als inkomsten uit arbeid;
- inkomsten uit de straatkrant geldt als inkomsten uit arbeid.
In hoeverre beïnvloedt de huidige strikte interprestatie de bereidheid om vrijwilligerswerk te doen
of sociale activering waar zelfs een premie mogelijk is?
Mogelijke oplossingsrichting
Onkostenvergoedingen, forfaitaire vrijwilligersvergoedingen, reiskostenvergoedingen en sociale
activeringsvergoedingen die niet meer dan niet meer dan xxx per jaar bedragen zouden buiten
beschouwing kunnen blijven bij het vaststellen van het recht op langdurigheidstoeslag.
Antwoord 7
Een vergoeding of onkostenvergoeding die in het kader van het vrijwilligerswerk wordt verkregen
wordt niet beschouwd als inkomsten uit of in verband met arbeid. Een vrijwilligersvergoeding
veronderstelt namelijk de aanwezigheid van bepaalde onkosten. Een onkostenvergoeding voor het
verrichten van vrijwilligerswerk van ten hoogste 20,30 per week met een maximum van 711
per jaar wordt niet tot de middelen van de belanghebbende gerekend. Dit geldt ook voor
onkostenvergoedingen die zijn verstrekt in het kader van een mislukte werkstage of in een sociaal
activeringstraject.
Bij deelname aan vrijwilligerwerk, werkstages of een sociaal activeringstraject is een
langdurigheidstoeslag in beginsel mogelijk, tenzij er sprake is van inkomsten uit of in verband met
arbeid dan wel de gemeente op grond van het ter zake vastgestelde beleid voor die deelname een
stimuleringspremie pleegt toe te kennen.
Ten aanzien van met de bijstand voor 100 % verrekende arbeidsinkomsten en voor de inkomsten
uit de verkoop van een straatkrant geldt dat er sprake is van aanwezigheid van inkomsten uit
arbeid. In die situaties is er dus geen recht op de langdurigheidstoeslag.
8. WAO en medewerking aan een TV-programma
Een volledige arbeidsongeschikte bijstandontvanger doet mee aan een TV-praatprogramma en
krijgt daarvoor een reiskosten- en onkostenvergoeding. Er staan werkelijke kosten tegenover. De
6
gemeente meent dat het hier gaat om inkomsten in verband met arbeid en weigert de
langdurigheidstoeslag.
Mogelijke oplossingsrichting
Meedoen aan een TV-programma waar geen feitelijke arbeidsprestatie wordt gevraagd,
bijvoorbeeld het meedoen aan een spelletje of als ervaringsdeskundige, gehandicapte of
bijstandontvanger optreden, tellen niet mee als inkomsten uit tegenwoordige arbeid. Een
bescheiden forfaitaire onkostenvergoeding en reiskostenvergoeding zouden dan buiten
beschouwing gelaten kunnen worden.
Antwoord 8
Zoals in antwoord 7 reeds is aangegeven, behoren vergoedingen van gemaakte onkosten niet tot
de inkomsten uit arbeid. Om te kunnen spreken van inkomsten uit arbeid moet er wel sprake zijn
van het verrichten of het verricht hebben van een arbeidsprestatie.
9. Premie bij sociale activering of scholing
Een bijstandontvanger ontvangt een bescheiden premie voor sociale activering of een sociale
vaardigheids training. Mag aan hem/haar dan geen langdurigheidstoeslag meer worden uit gekeerd,
ondanks het feit dat hij/zij vijf jaar lang op sociaal minimum heeft geleefd en geen inkomsten uit
arbeid heeft?
Mogelijke oplossingsrichting
Een premie bij sociale activering en scholing waarbij geen direct verband met arbeid is, zou buiten
beschouwing kunnen blijven.
Antwoord 9
Het is ongewenst dat een premie bij sociale activering en scholing waarbij geen direct verband met
arbeid is en de langdurigheidstoeslag kunnen samenlopen, gezien het feit dat de premie immers
reeds tot een inkomensverbetering leidt.
Voor zover bedoelde premie in het verleden is verstrekt - en er dus geen sprake is van samenloop
van premie en langdurigheidstoeslag in hetzelfde kalenderjaar - staat die niet aan toekenning van de
langdurigheidstoeslag in de weg omdat de premie niet gerekend kan worden tot de inkomsten uit of
in verband met arbeid.
10. Periode zonder inkomen
Volgens de WWB moet iemand vijf jaar ononderbroken een inkomen hebben gehad dat niet hoger
is dan het minimum. Als er dus sprake is van een onderbreking, moet de gemeente dit afwijzen.
Bijstandontvangers die (met toestemming van de sociale dienst) zes weken naar Marokko gaan,
waarvan er vier weken worden doorbetaald en twee weken niet, hebben volgens de WWB geen
recht op de langdurigheidstoeslag. De gemeente Den Haag staat dit overigens wel toe, maar
waarschijnlijk voeren andere gemeente deze bepaling strikt uit.
Mogelijke oplossingsrichting
De periodes zonder inkomen zouden buiten beschouwing gelaten kunnen worden bij het
beoordelen van het recht op langdurigheidstoeslag.
7
Antwoord 10
Bij onderbrekingen van de periode van 60 maanden, bijvoorbeeld kort verblijf in het buitenland
waarbij geen inkomsten zijn genoten, dient de gemeente vast te stellen of er aan de voorwaarden
voor de langdurigheidstoeslag is voldaan. Met name betreft het dan de beoordeling van de vraag of
er, conform het bepaalde in artikel 36, eerste lid, onderdeel c WWB, in voldoende mate is getracht
algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden.
8
11. Jonggehandicapt en alleenstaand
Een alleenstaande jonggehandicapte, voor 80%-100% arbeidsongeschikt, heeft een Wajong-
uikering en geen ander inkomsten. Ondanks het bepaalde in artikel 36, vierde lid, WWB, meent de
gemeente Dongen dat er geen recht op langdurigheidstoeslag is, omdat de alleenstaande
jongehandicapte een inkomen heeft dat enkele euro's per maand hoger is dan een alleenstaande
bijstandontvanger (de Wajong-toeslag). Hoewel jonggehandicapten met een Wajong-uitkering
nadrukkelijk tot de doelgroep behoren, weigert de gemeente de langdurigheidstoeslag toeslag.
Mogelijke oplossingsrichting
De alleenstaande jonggehandicapte die voor 80%-100% arbeidsongeschikt is en geen inkomsten
uit arbeid heeft, zou het recht op een langdurigheidstoeslag op grond van artikel 36, vierde lid,
WWB, gegeven kunnen worden.
Antwoord 11
Een Wajonger kan in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag indien wordt voldaan aan
de wettelijke voorwaarden. Specifiek voor o.a. de Wajonggerechtigde is in artikel 36, vierde lid,
WWB bepaald dat de Wajong-uitkering moet zijn berekend naar een arbeidsongeschiktheid van
tenminste 80 % en dat bij de laatste arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is afgezien van het
arbeidsdeskundig onderzoek. De Wajong- uitkering is een uitkering die netto op of rond het
minimum niveau uitkomt. In de praktijk kan het voorkomen dat de maandberekening van de
uitkering van bruto naar netto als gevolg van belastingheffing en vakantietoeslag iets afwijkt van de
netto bijstandsnorm. Dit vormt echter geen beletsel voor de toekenning van het recht op een
langdurigheidstoeslag. De jonggehandicaptenkorting wordt in het kader van de WWB niet tot de
middelen gerekend moet daarom buiten beschouwing blijven.
12. Bijstandontvanger met een PGB of AWBZ-woonvorm
Het is onduidelijk of een licht verstandelijk gehandicapte bijstandontvanger recht op
langdurigheidstoeslag, indien hij/zij begeleid zelfstandig woont met een persoonsgebonden budget,
geen inkomsten uit arbeid (langer de vijf jaar) en ook geen Wajong-uitkering heeft. En indien
zijn/haar woonvorm Awbz-gefinancierd is, zoals aanleunwoning of gezinsvervangend tehuis met
dagbesteding?
Mogelijke oplossingsrichting: niet aangegeven
Antwoord 12
Het recht op een langdurigheidstoeslag is niet gekoppeld aan het al dan niet voeren van een
zelfstandige huishouding. Wel is onder andere van belang of het inkomen in de afgelopen 60
maanden niet hoger is geweest dan de bijstandsnorm. De bijstandsnorm is de op de
belanghebbende van toepassing zijnde norm verminderd of vermeerderd met de door het college
vastgestelde verhoging of verlaging. Hieronder vallen ook de bijstandsnormen die volgens artikel
23 WWB gelden voor personen in een inrichting.
13. Boete
9
Gemeenten handelen verschillend als het gaat om bijstandontvangers die in vijf jaar tijd een boete
of maatregel gekregen hebben. Immers men wordt dan van recht op langdurigheidstoeslag
uitgesloten.
Mogelijke oplossingsrichting
De bedoeling is dat mensen die een sanctie krijgen om dat zij werk weigeren of fraude plegen vijf
jaar lang geen langdurigheidstoeslag krijgen. Er zijn gemeenten die bij een boete voor het te laat
inleveren van een maandbriefje de langdurigheidstoeslag weigeren. Sommige gemeenten pas bij
recidive. Andere gemeenten grijpen iedere onregelmatigheid aan om langdurigheidstoeslag te
weigeren. Een scherpe afbakening kan de nodige duidelijkheid geven.
Antwoord 13
Het is aan de gemeenten om te beoordelen of de belanghebbende in de afgelopen periode van 60
maanden voldoende heeft getracht om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te
aanvaarden (artikel 36, eerste lid, onderdeel c, WWB). De gemeenten bepalen daarom ook zelf
of, en in welke mate sancties en boetes die in het verleden aan de belanghebbende zijn opgelegd in
dat kader relevant zijn voor de bepaling van het recht op een langdurigheidstoeslag. In beginsel
zullen echter alleen sancties die het gevolg zijn van een verwijtbaar handelen van de
belanghebbende ten aanzien van zijn arbeidsinschakeling een rol kunnen spelen.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid