Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

(ABD) - parlementair - Kwaliteit van het management in het Rijk

Kwaliteit van het management in het Rijk

7 december 2004

Kwalitatief goede managers zijn nodig om leiding te geven. Tegen de achtergrond van de recente aandacht voor het topmanagement in het Rijk (onder andere betreffende de mobiliteit) wordt de Tweede Kamer in deze brief op de hoogte gesteld van de ontwikkelingen in de Algemene Bestuursdienst (ABD). Minister Remkes gaat in op de manier waarop via de ABD wordt geinvesteerd in de kwaliteit van het management en de verschillende fasen die de ABD doormaakt.
---


1. Aanleiding Het kabinet wil een overheid die beter in staat is de grote maatschappelijke problemen adequaat aan te pakken. Daarvoor is een goed toegerust personeelsbestand in de overheid essentieel. Kwalitatief goede managers zijn nodig om hieraan leiding te geven. Tegen de achtergrond van de recente aandacht voor het topmanagement in het Rijk (onder andere betreffende de mobiliteit) wil ik u op de hoogte stellen van de ontwikkelingen in de Algemene Bestuursdienst (ABD).

In deze brief ga ik in op de manier waarop ik via de ABD investeer in de kwaliteit van het management en de verschillende fasen die de ABD doormaakt.


2. Eerste fase: nadruk op het instrument mobiliteit In de eerste fase van activiteiten van de ABD (1995-2000) is een impuls gegeven aan de kwaliteit van het management door de mobiliteit tussen de ministeries bewust te bevorderen. Gestreefd werd zo naar een sterker verantwoordelijkheidsgevoel voor het Rijk als geheel, de ontkokering van het Rijk en de ontwikkeling van individuele managers. Inmiddels zijn veel grenzen tussen ministeries in belangrijke mate geslecht en liggen loopbaanstappen voor rijksmanagers naar een ander ministerie of andere overheidslaag meer voor de hand.

De feiten laten het volgende zien: o 80% van de huidige ABD leden verandert van functie na 3 tot 7 jaar. De beoogde gemiddelde zittingsduur van een ABD manager op functie is 5 jaar. Dit is een richtlijn: voor iedere situatie geldt dat het organisatiebelang zwaar wordt meegewogen. o De continuïteit van beleid, kennis en kunde wordt mede bevorderd door het feit dat een aanzienlijk aandeel van de mobiliteit ook plaatsvindt binnen hetzelfde ministerie of binnen dezelfde inhoudelijke beleidskolom. In de topmanagementgroep (TMG) 1) gaat het hier om 60% van de laatste loopbaanstappen. o In de vacatures in de Algemene Bestuursdienst wordt gemiddeld voor ca. 60% voorzien door doorstroom van ABD leden, ca. 30% door doorstroom uit de managementlagen onder ABD niveau, en ca. 10% door kandidaten van buiten het Rijk. o In de rechtspositieregeling voor de topmanagementgroep is vastgelegd dat een benoeming geldt voor maximaal zeven jaar. Indien het belang van het betrokken onderdeel dit vergt is in de praktijk een verlenging van deze termijn mogelijk.

Uitgangspunten van het selectieproces zijn: o De selectie gebeurt op basis van vooraf vastgestelde en bekendgemaakte kwaliteitscriteria; politieke benoemingen zijn niet aan de orde,
o Een open systeem: vacatures worden breed gepubliceerd en staan open voor kandidaten met diverse achtergronden. Hierbij streef ik naar het bereiken van een optimum tussen het organisatiebelang en de persoonlijke ontwikkeling van de manager; tussen enerzijds de continuïteit en het behoud van kennis en anderzijds de noodzaak en de mogelijkheid om nieuwe ervaringen op te doen. Management development (MD) activiteiten begeleiden en geven richting aan dit proces.


3. Tweede fase: waarborgen van opvolging op cruciale posities De focus van de bijdragen aan de kwaliteit van het management is in de tweede fase (2000-2005) verlegd van het bevorderen van mobiliteit naar het waarborgen van de opvolging op cruciale posities in het Rijk. Om die opvolging te waarborgen investeer ik in een volwaardige MD functie bij de ministeries afzonderlijk (decentraal) èn bij de ABD (centraal) waarmee;
o beter inzicht ontstaat in waar, welke managementkwaliteiten zich in het Rijk bevinden, o diegenen die dat kunnen ook daadwerkelijk doorgroeien naar de topposities in het Rijk, o aldus een strategische planning van de selectie en ontwikkeling van managers en hun talenten gemaakt kan worden, tegen de achtergrond van de behoeften van de organisatie, o op termijn het Rijk een goede positie op de arbeidsmarkt voor managers inneemt. o de samenstelling van (top)managers in het Rijk een goede afspiegeling geeft van de samenleving, door middel van specifiek diversiteitsbeleid.

De groei en ontwikkeling van de talenten van de huidige en toekomstige ABD leden krijgt daarom meer aandacht. Dit is te zien in een uitbreiding van de ontwikkelingsactiviteiten van Bureau ABD met onder andere het Kandidatenprogramma (een ontwikkelingsprogramma voor aanstormend talent), Intercollegiale Consultatie (intervisie groepen), de coördinatie van de vervulling van (top)functies bij instellingen van de Europese Unie en de vorming van ABD-Interim (een pool van overheidsmanagers ten behoeve van de vervulling van interimopdrachten in het Rijk). Parallel aan deze ontwikkeling is in deze tweede fase het werkingsgebied van de ABD uitgebreid met de managers met integrale eindverantwoordelijkheid in de schalen 16 en 15 (de omvang van de ABD is daarmee gegroeid naar ca. 900 leden). Ook zijn samenwerkingsverbanden aangegaan met andere overheden. Het takenpakket van Bureau ABD is verder uitgebreid met het werkgeverschap voor de topmanagementgroep (zie ook 3.4).

3.1 Rijksbrede samenwerking De afgelopen jaren is het streven naar eenheid van handelen en samenwerking in het Rijk gegroeid. Management development loopt daarop vooruit: alle ministeries besteden gericht aandacht aan het verkrijgen van structureel inzicht in de aanwezige management kwaliteiten en pakken de ontwikkeling en selectie van managers in toenemende mate op gecoördineerde wijze aan.

Sinds 2004 is door de ministeries een start gemaakt met het rijksbreed delen van dit inzicht in de jaarlijkse gesprekken tussen de SG's en de DGABD. Met het inzicht dat de ABD daarmee verkrijgt zal het beter mogelijk worden om het managementpotentieel binnen het héle Rijk te identificeren en te ontwikkelen. Het differentieert het aanbod van ontwikkelingsactiviteiten voor specifieke doelgroepen en vormt de basis (samen met het inzicht in het aanbod van managers buiten het Rijk) van de selectieadviezen in de ABD.

3.2 Persoonlijke en professionele ontwikkeling van managers Een andere overheid die selectiever is, anders werkt, minder regelt en beter presteert stelt ook nieuwe eisen aan de ambtelijke leiding. Het kabinet legt de nadruk hierbij op flexibel, omgevingsgericht, resultaatgericht en in goede samenwerking functioneren. Ik wil ambtelijk leiderschap ontwikkelen dat verankerd is in de persoonlijkheid en waarin zelfkennis wordt gecombineerd met vakkundigheid en betrokkenheid. Studies in o.a. de Verenigde Staten en Nederland, zowel in de publieke als in de private sfeer, geven aan dat het opdoen van ervaringen, het aangaan van uitdagingen en het vermogen tot zelfreflectie universele eigenschappen zijn voor het succesvol leiden van een arbeidsorganisatie.

Dit zijn dan ook de uitgangspunten van de ontwikkelactiviteiten voor de ABD. Kennis wordt aangereikt en verdiept, zelfinzicht bevorderd en competenties geoefend. De praktijk is echter complexer dan welke theorie of vaardigheid dan ook. Loopbaanstappen zie ik ook als een belangrijk instrument voor managers om leerervaringen op te doen, uitdagingen aan te gaan en te groeien in kwaliteiten. Zowel bij de selectie voor vacatures als bij het aanbod van ontwikkelactiviteiten worden organisatie- en persoonlijke belangen op elkaar afgestemd met behulp van het rijksbrede inzicht in de aanwezige managementkwaliteiten en de behoefte daaraan.

De noodzaak te investeren in het aanwezige managementpotentieel is met name belangrijk vanwege de grote vervangingsvraag. Die neemt alleen maar toe vanwege de demografische opbouw van de ABD en de in de toekomst te verwachten aantrekkende arbeidsmarkt. Hierdoor moet er voldoende ruimte gemaakt worden voor de onderkenning, het behoud en de ontwikkeling van bestaand talent in het Rijk en voor de instroom van goede managers van buiten. Slechts dan zal ik tijdig en kwalitatief aan de vervangingsvraag kunnen voldoen.

3.4 Werkgeverschap van de topmanagementgroep In 2000 is voor de topmanagementgroep gekozen voor een nieuwe vorm van werkgeverschap. De leden van de TMG zijn in dienst van de minister van BZK en worden door de minister voor een maximale duur van 7 jaar bij een departement benoemd. Werkgeverstaken zoals functionele aansturing en beloningsbeslissingen vallen echter onder verantwoordelijkheid van het betreffende ministerie. De overweging om voor dit model te kiezen was indertijd gelegen in de overtuiging dat het onderbrengen van alle personeelsbeslissingen voor de TMG in één hand niet alleen uitvoeringstechnische haken en ogen had, maar ook zou ingrijpen in de bestaande bestuurlijke constellatie.

In 2004 is discussie ontstaan over deze hybride vorm van werkgeverschap. De conclusies van de Commissie Dijkstal, het rechtmatigheidsonderzoek van de Algemene Rekenkamer bij het ministerie van OC&W en de auditonderzoeken bij de andere ministeries naar de beloningen van topmanagers waren daarvoor een directe aanleiding. De behoefte is ontstaan om op het gebied van beloningen de normering, de transparantie en de onafhankelijke toetsing te vergroten. Uitgangspunt bij de gewenste verandering is een grotere eenheid in de rijksbrede beloningsstructuur van het topmanagement. Het kabinet is van mening dat de DG ABD hierin een coördinerende en toetsende rol zal moeten spelen. In de eerste helft van 2005 zal besloten worden hoe die rol vorm zal krijgen.


4. Blijvende aandacht voor de kwaliteit van het management Zoals beschreven, heb ik een aantal stappen gezet om de aandacht voor de kwaliteit van het management en voor de opvolging op cruciale posities een volwassen plek in het Rijk te geven. Vergelijkbare bewegingen binnen de publieke dienst zijn waar te nemen in een aantal andere OESO landen (waaronder het Verenigd Koninkrijk, Nieuw Zeeland, Australië en Canada). Daar houdt het verhaal echter niet mee op. Ik ben mij er degelijk van bewust dat nieuwe eisen van de politiek, veranderingen in en wensen vanuit de maatschappij, opvattingen over een meer flexibele organisatie van het overheidsapparaat en de toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in permanente wisselwerking staan met de behoefte aan kwalitatief goede managers. Deze ontwikkelingen vertalen zich naar concrete gevallen waarin iedere keer weer een specifieke afweging gemaakt dient te worden over de keuze, inzet en ontwikkeling van managers en de belangen van de organisatie. De hoofdlijnen van de keuzen die ik hierin maak heb ik in de voorgaande paragrafen beschreven.

In de nabije toekomst zal met meer aandacht voor diversiteit en voor de in- en doorstroom van benodigde managementkwaliteiten het Rijk toe groeien naar een situatie waarin het kan blijven beschikken over kwalitatief goede managers die uitvoering kunnen geven aan de door het kabinet gewenste beleid, in een overheid die in staat is de grote maatschappelijke problemen adequaat aan te pakken.

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

J.W. Remkes


1)
De topmanagementgroep is onderdeel van de ABD en bestaat uit de Secretarissen Generaal, Directeuren Generaal en Inspecteurs Generaal. De topmanagementgroep heeft sinds 2000 een aparte rechtspositie en is aangesteld onder de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.