Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1A Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA 's-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk
- UB/A/2004/84729
Onderwerp Datum
Schriftelijke beantwoording vragen 6 december 2004
AO SUWI d.d. 25 november 2004
Op 25 november jl. heeft een Algemeen Overleg (AO) plaatsgehad met de vaste commissie
voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (vc SZW). Het overleg is geruime tijd geschorst
vanwege stemmingen. Om deze reden hebben wij niet alle door de commissieleden gestelde
vragen kunnen beantwoorden. De voorzitter heeft besloten dat openstaande vragen
schriftelijk door ons worden beantwoord. Bij deze treft u op verzoek van de voorzitter van
de vaste commissie een schriftelijk antwoord aan op de gestelde vragen.
De inbreng van de leden van de vaste commissie was kritisch van toon. De leden van de
commissie zijn van mening dat er sprake is van grote verschillen tussen het beeld dat over
de uitvoering wordt geschetst in twee rapporten van de Algemene Rekenkamer en een
analyse van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) enerzijds, en het beeld dat de achtste
voortgangsrapportage van de uitvoering geeft anderzijds.1
Zoals uit onze brief bij de achtste Voortgangsrapportage implementatie SUWI en de tweede
kwartaalverslagen van de SUWI-organisaties (26 448, nr. 157) ook naar voren is gekomen,
delen we uw zorg over een aantal ontwikkelingen. Ondanks de vooruitgang die de afgelopen
periode is geboekt, zoals bij scores op een aantal prestatie-indicatoren, moeten we
constateren dat het beeld van de uitvoering door de SUWI-organisaties niet over de hele
linie al voldoet aan de verwachtingen. Zo heeft UWV aangegeven de norm voor een aantal
prestatie-indicatoren in 2004 niet te halen. Daarnaast loopt het transformatieproces
vertraging op. CWI loopt vertraging op bij het project Sonar. En het Inlichtingenbureau kent
problemen bij de bouw van de applicatie sectorloket.
De samenwerking in de keten behoeft verbetering. Deze constatering wordt onderschreven
door de Algemene Rekenkamer. Het is dan ook positief dat de ketenpartners zelf het
1 Algemene Rekenkamer, "Bemiddeling en reïntegratie van werklozen", TK 2004-2005, 29 885, nrs. 1-2.
Algemene Rekenkamer, "Fraudebestrijding: stand van zaken 2004", TK 2004-2005, 29 810, nrs. 1-2.
Raad voor Werk en Inkomen, "Ketensamenwerking en informatisering", 28 juni 2004.
---
initiatief hebben genomen tot verbetering van de samenwerking, dat inmiddels heeft geleid
tot een nieuw ketenprogramma.2
Het ketenprogramma geeft tevens een impuls aan het verder centraal stellen van de klant in
het uitvoeringsproces. Essentieel is dat het ketenprogramma uitgaat van het tot stand komen
van ketensamenwerking op lokaal/ regionaal niveau. Daar ontmoet de klant immers de keten
en moet de ketensamenwerking zich verder ontwikkelen, uiteraard binnen landelijke kaders.
Via kwartaal- en jaarverslagen wordt ons inzicht verschaft in de door de
uitvoeringsorganisaties verrichte inspanningen en bereikte resultaten. De verantwoording
van de uitvoeringsorganisaties concentreert zich rond een afgesproken set van prestatie-
indicatoren. Prestaties op het gebied van bemiddeling en reïntegratie maken deel uit van
deze set. De Algemene Rekenkamer concludeert dat er nog te weinig inzicht zou zijn in de
door CWI en UWV geleverde inspanningen. In dit verband is het van belang te melden dat
binnen het ministerie van SZW een project is gestart dat, in samenwerking met de SUWI-
organisaties en met inachtneming van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer en
de opmerkingen van Kamerleden, aanscherping en optimalisatie van de huidige set van
prestatie-indicatoren behelst.
De afspraken over de aangepaste set van prestatie-indicatoren zullen landen in de meibrief
2006.3
Hieronder gaan wij in op een aantal concrete vragen die tijdens het AO van 25 november jl.
zijn gesteld en die onbeantwoord zijn gebleven.
1. Kan de minister aangeven wanneer SUWI op orde moet zijn en de transformatie is
afgerond?
De afronding van de volledige implementatie van SUWI is gepland op 1 januari 2006. Dit
betekent niet alleen dat de transformatie van de SUWI-organisaties moet zijn voltooid, maar
ook dat deze organisaties conform de Wet SUWI, dat wil zeggen volgens het principe van
werk boven uitkering, klantgericht en doelmatig moeten opereren. Zoals wij hebben gemeld
in de brief bij de achtste Voortgangsrapportage implementatie SUWI en de tweede
kwartaalverslagen van de SUWI-organisaties kampt UWV met vertragingen in belangrijke
transformatieprogramma's zoals ICT, huisvesting en personeel. De oorzaak hiervan ligt
volgens UWV in de combinatie van veranderprogramma's met de inspanningen die UWV
moet verrichten ten behoeve van de invoering van nieuwe wet- en regelgeving. Met UWV
heeft overleg plaatsgevonden over prioriteitsstelling tussen beleidsprogramma's en de
transformatie. Het kabinet hecht grote waarde aan de realisatie van belangrijke wijzigingen
in de WAO en WW, alsook aan de realisatie van WALVIS/SUB. Dit heeft ons doen
besluiten prioriteit te geven aan de uitvoering van de beleidsprogramma's. Dit zal
consequenties hebben voor de stand van de implementatie van SUWI op 1 januari 2006.
UWV is gevraagd de consequenties van deze prioriteitstelling te verwerken in het jaarplan
2005. UWV heeft dit nog niet afgerond, waardoor goedkeuring van het jaarplan 2005 en
vaststelling van het bijbehorende budget nog niet heeft plaats kunnen vinden. De
verwachting is dat dit voor 1 januari 2006 zal gebeuren. Zoals gebruikelijk zullen de
jaarplannen van de SUWI-organisaties aan de Kamer worden aangeboden. Bij die
2 Het ketenprogramma wordt gelijk met de jaarplannen van de SUWI-organisaties aan het parlement
aangeboden.
3 In de meibrief, die vóór 1 mei verstuurd moet worden, geeft de minister de kaders aan waarop de SUWI-
organisaties hun concept-begroting, concept-jaarplan en concept-meerjarenbeleidsplan dienen te baseren.
Het gaat hierbij om de beleidsmatige en financiële kaders alsmede om de kaders voor de
informatievoorziening en verantwoording.
3
gelegenheid zullen wij nader ingaan op de consequenties die de prioriteitsstelling bij UWV
heeft voor het tijdstip waarop SUWI-volledig zal zijn geïmplementeerd.
2. De doelstellingen WAO worden niet gehaald. Is dat te wijten aan de voorrang die wordt
gegeven aan de voorbereiding van de invoering van het nieuwe beleid? Gaat dit ten koste
van het going concern? Als voorbeelden werden genoemd de resultaten m.b.t. de
behandeling van de reïntegratieverslagen en de te late start van reïntegratietrajecten.
Achterblijvende prestaties op het gebied van WAO worden door verschillende factoren
veroorzaakt. Ten behoeve van het nieuwe schattingsbesluit is het
claimbeoordelingssysteem bij UWV aangepast. Dit heeft invloed gehad op de tijdigheid
van de afhandeling van claimbeoordelingen. Ook heeft de invoering van het nieuwe
referentie-werkproces, een uitvloeisel van de UWV-vorming, begin dit jaar de
tijdigheid tijdelijk negatief beïnvloed door onder andere gewenning en tijd voor
opleidingen.
Wat betreft de snelle start van reïntegratietrajecten wordt voor de WAO de norm bijna
gehaald (82% versus 85% norm). UWV verwacht in het vierde kwartaal de norm te behalen.
Bij de beoordeling van de reïntegratieverslagen is in de praktijk gebleken dat veel
reïntegratieverslagen niet volledig of niet juist zijn ingevuld, zodat UWV nadere informatie
moet inwinnen bij de werkgever of de arbodienst. Hoewel deze vertraging dus niet direct
aan UWV is te wijten, loopt de klok gewoon door en komt dit tot uitdrukking in de
prestatie-indicatoren. Er heeft inmiddels een evaluatie plaatsgevonden via de Stuurgroep
Poortwachter en maatregelen zijn en worden genomen om de tijdigheid van de beoordeling
te verbeteren.
3. Kan worden toegelicht hoe het kan dat de ARK heeft moeten constateren dat in het
klanttevredenheidsonderzoek van CWI niet gevraagd wordt naar de kwaliteit van de
dienstverlening? De dienstverlening aan de klant moet toch centraal staan bij CWI en
UWV?
In het laatst gehouden klanttevredenheidsonderzoek (2003) is uitgebreid ingegaan op de
dienstverlening door CWI. In het onderzoek is aan de klant een oordeel gevraagd over de
dienstverlening in zijn algemeenheid, waarbij geen uitsplitsing heeft plaatsgevonden naar
het soort dienstverlening waarvan de klant gebruik heeft gemaakt. Hiernaar is eerder in het
onderzoek wel gevraagd, zodat een relatie kan worden gelegd tussen het soort
dienstverlening en de beoordeling daarvan door de klant.
Er is gevraagd naar een kwalificatie van de dienstverlening (zoals boven verwachting, veel
minder dan verwacht), de dienstverlening door medewerkers (zoals voorlichting, kwaliteit
adviezen, deskundigheid op de lokale arbeidsmarkt, de mate waarin ondersteuning naar
werk kon worden gegeven). In 2004 heeft weer een klanttevredenheidsonderzoek
plaatsgevonden. Begin 2005 zullen de uitkomsten hiervan bekend worden.
4. De overdracht van de dossiers van CWI naar gemeenten verloopt niet vlekkeloos. Al na acht
werkdagen zouden ze er moeten liggen, maar die norm wordt voor 51% van de gevallen
gehaald. CWI is toch wettelijk verplicht de gegevens binnen 8 dagen over te dragen? Hoe
wordt deze verplichting alsnog bereikt?
CWI registreert altijd de eerste melding door de cliënt. De datum van melding wordt
vastgelegd in het dossier dat CWI overdraagt aan gemeenten. Gemeenten gaan bij de
toekenning van een uitkering uit van deze datum. Met andere woorden de klant heeft
4
recht op een uitkering vanaf de eerste dag dat hij zich meldt ongeacht binnen welke
termijn het dossier wordt overgedragen.
Een ander punt betreft de vraag in hoeverre CWI de dossiers tijdig overdraagt. In het
Besluit SUWI is bepaald dat de overdracht van een aanvraag WWB plaatsvindt binnen
8 werkdagen nadat het door de aanvrager ingevulde en ondertekende aanvraagformulier
door CWI in ontvangst is genomen. Echter, de overdrachtstermijn kan niet zondermeer
op 8 dagen kan worden gesteld. Immers op grond van Besluit SUWI is het mogelijk dat
gemeenten en CWI in overleg de termijn van 8 werkdagen verlengen. Indien
burgemeester en wethouders de bedoelde termijn verlengen, dragen zij zorg voor
adequate bekendmaking daarvan. In veel gevallen hebben CWI en gemeenten van deze
mogelijkheid gebruik gemaakt via het afsluiten van prestatiecontracten. Het bieden van
de mogelijkheid om de 8 werkdagen te verlengen tot bijvoorbeeld 10 tot 20 dagen is
zinvol, aangezien CWI de verlengingsperiode intensief kan gebruiken om te
bemiddelen naar werk met een hogere slagingskans. Een ruime zoekperiode naar werk
is gewenst om het mogelijk te maken dat daadwerkelijk wordt voorkomen dat de klant
aangewezen raakt op een WWB-uitkering. De verlenging heeft geen gevolgen voor de
datum waarop een WWB-uitkering ingaat, mocht de bemiddeling toch niet tot
resultaten hebben geleid.
5. De preventiequote WW bij CWI bedraagt slechts 18% (norm). Waarom is deze zo laag?
Ten opzichte van het 2003 is de norm lager vastgesteld en bepaald op 18%. De norm
bedroeg voor het jaar 2003, 25% en gelet op de behaalde resultaten (17%) voor dat jaar
lag die norm te hoog. Op dit moment moeten met werkloosheid bedreigden zich voor de
aanvraag van een WW-uitkering melden op de eerste werkloosheidsdag. Aangezien
binnen 8 dagen na een aanvraag van een uitkering WW, overdracht van het dossier aan
UWV moet plaatsvinden, blijft er korte tijd over om te bemiddelen naar werk. Dit
verklaart ook waarom de preventiequote WWB veel hoger ligt. De termijn voor
overdracht van het dossier kan in voorkomende gevallen in het kader van de WWB
langer worden gesteld. Winst is wel te verwachten als met werkloosheid bedreigden
zich eerder melden dan op de eerste werkloosheidsdag. Immers dan heeft CWI meer tijd
om voor te lichten en te bemiddelen. Momenteel wordt onderzocht of dit op vrijwillige
basis zou moeten of dat het mogelijk/raadzaam is om een vroegere melding verplicht op
te leggen.
6. CWI kent achterstanden bij de uitvoering van het transformatieprogramma. Daarnaast is er
sprake van onderuitputting van het transformatiebudget. Wat is hiervan de oorzaak? Zijn er
effecten voor de werkgelegenheid?
CWI heeft begin 2004 een heroverweging en herprioritering van de bestaande
transformatieprojecten uitgevoerd, vanwege de onderuitputting van het budget en het
niet langer noodzakelijk zijn van bepaalde transformatieprojecten. Op basis hiervan
heeft CWI een hernieuwd Materplan Transformatie ingediend, waarin een update van
bestaande projecten heeft plaatsgevonden. Dit hernieuwde transformatieplan is door ons
als positief beoordeeld.
In het 2e kwartaalverslag heeft CWI een overzichtelijk schema opgenomen van de
voortgang van de transformatieprojecten. Hieruit blijkt welke projecten op schema
worden uitgevoerd dan wel vertraging hebben opgelopen. Tevens wordt per project
aangegeven wat de realisatie (uitgaven) in de verslagperiode is geweest. Uit dit
5
overzicht blijkt dat de uitputting van transformatiebudget achterblijft op de planning.
De redenen hiervoor zijn dat enkele projecten later zijn gestart en dat voor enkele
projecten de budgetbelasting aan het einde van de projecten is gepland.
De verwachting is dat de transformatieprojecten conform planning eind 2005 gereed
zullen zijn. De vertraging die momenteel is opgelopen in de uitvoering van de projecten
zal in 2005 worden ingelopen. De effecten voor de werkgelegenheid zijn hiermee nihil.
7. De start van de reïntegratietrajecten voor de WW loopt achter. De voortgangsrapportage
biedt geen verklaring voor het grote verschil tussen de norm van 85% voor 2004 en de score
in het eerste halfjaar die op 22% uitkomt.
UWV heeft tussen juni 2003 en juli 2004 een onderzoek uitgevoerd naar de bestaande
procesgang, zowel kwalitatief als kwantitatief. Bij de nulmeting bleek dat de
gemiddelde doorlooptijd voor de start van een reïntegratietraject 35 dagen was, terwijl
20 dagen de norm was. Maatregelen die UWV neemt, betreffen onder meer betere
opvolging van mijlpalen, nadere afspraken met CWI, het werven van meer
casemanagers/reïntegratiecoaches en de verdere professionalisering van de
reïntegratietaak. De maatregelen hebben enige tijd nodig om effect te sorteren. UWV
verwacht de norm van 85% in 2004 niet te zullen bereiken. Ik heb UWV gevraagd om
mij te informeren over de het tijdpad en de prestaties die UWV met de te nemen
maatregelen verwacht te behalen. U zult hierover nader worden bericht bij het
aanbieden van de jaarplanstukken.
8. Kan de TK nader worden geïnformeerd over de scholingscomponent in
reïntegratietrajecten?
Scholing kan onderdeel zijn van een reïntegratietraject naar werk. Het kan hier gaan om
kortdurende cursussen, zoals een cursus computervaardigheden, maar ook om langer
lopende opleidingen voor een beroep of functie, zoals financieel-administratieve of
technische opleidingen. Omdat UWV niet op geaggregeerd niveau gegevens bijhoudt
over scholing, kan niet specifiek worden aangegeven welke scholing is gevolgd en in
hoeveel reïntegratietrajecten sprake is van scholing.
Scholing wordt sinds juli 2003 in de aanbestedingsprocedure van de reïntegratietrajecten
niet meer als afzonderlijk reïntegratieproduct ingekocht. Het reïntegratietraject wordt met
alle onderdelen gefinancierd in één bedrag dat deels op basis van resultaat wordt betaald. In
verband met de nieuwe resultaatfinanciering van de reïntegratietrajecten (no cure no pay en
no cure less pay) heeft Borea aangegeven dat er minder scholing wordt verstrekt dan onder
de oude financiering (op basis van inspanning).
Met betrekking tot de effectiviteit van scholing zijn de resultaten wisselend. Niet elke
scholing levert voor elke cliënt een bijdrage aan de kans op plaatsing en op duurzaamheid
van de plaatsing. Studies wijzen gemiddeld op een klein positief effect.
Sinds medio 2004 kan het UWV een reïntegratietraject verstrekken op basis van een
individuele reïntegratieovereenkomst (IRO). Thans wordt de werking van de regeling
geëvalueerd en als onderdeel daarvan wordt ook onderzocht in welke mate scholing deel
uitmaakt van het reïntegratietraject.
Het is van belang vast te stellen voor welke cliënten scholing wenselijk is. UWV ontwikkelt
nog voor het einde van dit jaar voor zeer moeilijk plaatsbare cliënten een scholingsprotocol
dat antwoord moet geven op de vraag wanneer scholing met het oog op plaatsingskansen
een nuttig onderdeel van het reïntegratietraject is.
6
9. Twee jaar geleden is CVCS stopgezet. Wat is er in de tussentijd op dit terrein gebeurd?
Het Cliënt Volg en Communicatie Stelsel (CVCS) is als pilot-systeem opgezet en
beproefd in de pre-SUWI periode van Samenwerking Werk en Inkomen. De resultaten
van het CVCS zijn, na de evaluatie daarvan, benut bij de voorbereiding en
implementatie van SUWI zoals die in 2001 is ingezet door de toenmalige
Veranderorganisatie SUWI. Over de stand van zaken van de keteninformatisering
SUWI wordt periodiek gerapporteerd in de voortgangsrapportages SUWI. Voor de
uitwisseling van cliëntgegevens tussen de ketenpartners is het Suwinet ingericht. De
Suwinet-Inkijk, een veelgebruikte voorziening waarmee medewerkers gegevens kunnen
raadplegen die bij andere ketenpartners staan geregistreerd, is een rechtstreekse
opvolger van de CVCS-Inkijk. Daarnaast zijn Suwinet-Mail (besloten mailvoorziening
voor communicatie tussen medewerkers) en Suwinet-Meldingen operationeel. De eerste
toepassing van de geautomatiseerde Meldingen vindt plaats in de Vooraankondiging
WW (van CWI naar UWV). De toepassing wordt uitgebreid in de geautomatiseerde
werkproceskoppelingen die de ketenpartners momenteel realiseren, parallel aan de
ontwikkeling van Sonar. Sonar is het systeem dat de primaire processen van CWI op
het vlak van werk en inkomen gaat ondersteunen.
In de Tussenevaluatie SUWI 2004 van mei jl. is aangegeven dat de totstandkoming van de
keteninformatisering is achtergebleven bij de planning. De ketenpartners hebben toen
gezamenlijk verscherping en verduidelijking van afspraken aangebracht. In vervolg daarop
hebben zij onlangs het eerder genoemde Ketenprogramma 2005 vastgesteld. Zij betrekken
daarbij de inzet van ICT om de geformuleerde ambities waar te maken en de publieke
dienstverlening (meer) toegankelijk, gebruiksvriendelijk en efficiënt te maken. Speerpunten
zijn verbetering van de directe ondersteuning van dienstverlening, eenmalige
gegevensuitvraag aan cliënten (o.a. via elektronische intake en met gebruikmaking van
authentieke bronnen) en verbreding van gebruik van ICT-voorzieningen.
10. De uitvoeringskosten voor SUWI werden in 2002 voor het UWV geschat op 1,6 miljard,
terwijl ze volgens de cijfers nu al uitkomen op 1,9 miljard. Voor het CWI liggen de kosten
bijna 100 miljoen hoger. Hoe kunnen deze forse kostenstijgingen in een periode van twee
jaar worden verklaard? En wat kan eraan worden gedaan?
De uitvoeringskosten CWI voor 2004 zijn om een aantal redenen hoger dan het in 2001
afgesproken budgettair kader. Als gevolg van de teruggang van de economische
omstandigheden heeft CWI te maken gehad met een toegenomen taaklast. Om de
kwaliteit en continuïteit te waarborgen is het budget van CWI aangepast.
Ten opzichte van het budgettaire kader 2001 is een aanvullende post opgenomen in
verband met de boedel van Arbeidsvoorziening. Per 1 januari 2002 is CWI op grond
van de Wet SUWI als zelfstandig bestuursorgaan van start gegaan. In de Tweede Kamer
is bij de behandeling van de Wet SUWI afgesproken dat CWI met een schone lei zou
beginnen. CWI kan in dit kader een bedrag van in totaal 67,6 miljoen ten laste van de
boedel Arbeidsvoorziening brengen. Het betreft extra kosten voor de periode 2002-
2006. De nadruk van de kosten ligt op de jaren 2002-2004.
Zowel in 2002 als in 2003 is er sprake geweest van het doorschuiven van activiteiten
naar het volgende jaar. De reden hiervoor is dat CWI vertraging heeft opgelopen met de
uitvoering van bepaalde activiteiten. In 2003 betrof het bijvoorbeeld de uitvoering van
7
diverse projecten op het gebied van communicatieplan vacatureoffensief, plan van
aanpak jongactief.
Met betrekking tot transformatie heeft CWI in 2002 en 2003 een bedrag doorgeschoven
vanwege de vertraging van projecten. De transformatieprojecten zullen zoals gepland
op 1 januari 2006 afgerond zijn. Daarnaast is gecorrigeerd voor de door het ministerie
van Financiën geaccordeerde loon/prijs ontwikkeling.
In de komende periode zal met CWI gesproken worden over een realistisch meerjarige
budgettair kader. Hierbij zal onder andere ingegaan worden op de te behalen
efficiencyresultaten. De resultaten van deze gesprekken worden neergelegd in de
meibrief 2006.
Ten aanzien van de ontwikkeling van de uitvoeringskosten van UWV kan het volgende
worden opgemerkt. De meerjarige budgetontwikkeling van het UWV is in het najaar
van 2001 vastgesteld en kwam voor het jaar 2004 uit op een totaalbedrag van 1604,6
mln. tegen de op dat moment bekende prijzen en volumina 2002. Sinds deze
vaststelling is het door het UWV te behandelen volume in de WW met 140 000
toegenomen, terwijl in de AG-sector een vermindering van 17 000 gevallen optrad
(cijfers augustus 2003 die de basis voor het jaarplan 2004 vormen). Per saldo heeft dit
geleid tot een extra budgettoekenning van 64 mln.
Daarnaast is gecorrigeerd voor de door het ministerie van Financiën geaccordeerde
loon/prijs ontwikkeling. Voor beleidsontwikkelingen (voornamelijk aanloopkosten
Walvis, handhaving en kosten Poortwachter) is in 2003 en 2004 in totaal 59 mln.
toegevoegd aan het UWV budget. Voor nagekomen posten uit de periode voor de start
van het UWV is in totaal 32 mln. toegekend. In 2004 bevat het UWV budget
bovendien 30 mln. (eenmalige) doorgeschoven migratie-projectgelden uit 2003, en
7 mln. aan diverse projectgelden.
Daarnaast was in 2004 sprake van een tijdelijke daling in het werkaanbod bij de divisie
AG als gevolg van de effecten van de Wet Poortwachter; vanaf eind 2004 is in verband
met de herkeuringsoperatie echter weer de volledige capaciteit nodig. Om deze
tijdelijke overcapaciteit productief in te zetten is eenmalig in 2004 51 mln.
beschikbaar gesteld voor het project Werk boven Uitkering.
Bovenstaande mutaties staan beschreven in de jaarplannen 2003 en 2004 van het UWV
die de Tweede Kamer in afschrift zijn toegezonden.
11. Gegevensuitwisseling tussen Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de
ziektekostenverzekeraars kan ervoor zorgen dat onrechtmatig verkregen bijstand kan
worden opgespoord. Bestaat deze gegevensuitwisseling, zo ja hoe verloopt die en zo nee,
waarom niet?
Gegevensuitwisseling DJI en gemeenten kan via de samenloopapplicatie van het
Inlichtingenbureau in termen van kosten en baten positief worden onderbouwd. Met
deze gegevensuitwisseling kan de onrechtmatige ontvangst van bijstand tijdens detentie
goed worden opgespoord.
Het Inlichtingenbureau is verzocht te starten met de feitelijke gegevensuitwisseling
tussen gemeenten en DJI via de oude samenloopapplicatie. Het Inlichtingenbureau is
gereed met de technische voorbereidingen voor de aansluiting met Justitie. Het
Inlichtingenbureau zal in samenwerking met DJI met de pilotgemeenten de
gegevensuitwisseling testen en evalueren. Inmiddels is het contract/convenant tussen
het Inlichtingenbureau en DJI getekend en kan binnenkort de pilot gestart worden.
8
Parallel hieraan werkt het Inlichtingenbureau aan een landelijke (technische) uitrol
richting gemeenten van de aansluiting DJI.
Gegevenskoppeling met zorgverzekeraars lijkt echter weinig nieuwe informatie op te
leveren in het kader van handhaving. In de brief van 7 juli 2004 aan de Eerste en
Tweede Kamer omtrent het eerste kwartaal 2004 en de rapporten IWI inzake het
Inlichtingenbureau is gecommuniceerd dat de uitwisseling met
ziektekostenverzekeraars om leefvormfraude op te sporen niet rendabel is, omdat deze
vorm van fraude niet goed via de verzekeraars te traceren is.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid