Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA `s-GRAVENHAGE
Uw brief: 17 november 2004 Ons kenmerk
kenmerk: 2040503340 W&B/URP/04/80583
Onderwerp Datum
Kamervragen van het lid Noorman- den Uyl 3 december 2004
(PvdA) naar aanleiding van de nieuwe Wet op
de identificatieplicht.
./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Noorman- den Uyl (PvdA) naar
aanleiding van de nieuwe Wet op de identificatieplicht (ingezonden 16 november 2004).
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
2040503340
Vragen van het lid Noorman-den Uyl (PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid naar aanleiding van de nieuwe Wet op de identificatieplicht.(Ingezonden 16
november 2004).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het feit dat door de nieuwe Wet op de identificatieplicht mensen met een
uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) financieel in de problemen komen, omdat
zij nu ook voor hun kinderen identificatiekaarten moeten aanschaffen?1
Antwoord 1
Ik ben op de hoogte van het feit dat met ingang van 1 januari 2005 voor kinderen van 14 jaar en
ouder een identificatiebewijs moet worden aangeschaft, voor zover zij daar nog niet over
beschikken. Of mensen met een uitkering als gevolg hiervan ook daadwerkelijk financieel in de
problemen komen, hangt af van hun individuele financiële situatie.
Vraag 2
Hoeveel nieuwe identificatieplichtige jongeren maken onderdeel uit van een huishouden met een
inkomen op bijstandsniveau? Hoeveel bij een inkomen tot 120% van het wettelijke minimumloon?
Antwoord 2
Het aantal kinderen van 14 tot 18 jaar dat deel uitmaakt van een huishouden met een inkomen op
het minimumniveau bedraagt naar schatting 70.000. Het aantal kinderen van die leeftijd dat
onderdeel uitmaakt van een huishouden met een inkomen tot 120 % van het wettelijk minimumloon
bedraagt naar schatting 115.000 (dit is inclusief het aantal kinderen dat deel uitmaakt van een
huishouden op het minimumniveau).
Vraag 3
Wat is het koopkrachtverlies voor een alleenstaande ouder met twee pubers die 80 voor de
aanschaf van de documenten moet uitgeven?
Antwoord 3
Het maximale tarief dat gemeenten in rekening mogen brengen voor een Nederlandse
identiteitskaart in 2005 is 31,26. Deze kaart is 5 jaar geldig; het inkomenseffect treedt eens per 5
jaar op. Deze uitgave komt voor een alleenstaande ouder met twee kinderen in de leeftijd van 14
tot en met 17 jaar op bijstandsniveau overeen met maximaal 0,4% van het inkomen. Dit cijfer is
niet algemeen geldend, omdat de gemeenten het tarief lager dan het maximum tarief kunnen
vaststellen en omdat er huishoudens zijn die al beschikken over deze documenten.
Vraag 4
Om hoeveel procentpunt koopkrachtverlies gaat het bij een inkomen op minimumniveau en hoeveel
bij een inkomen tot 120% boven het wettelijke minimumloon?
1 Brief Cliëntenraad Minima Heerlen
---
Antwoord 4
Uitgaande van een prijs voor een Nederlandse identiteitskaart van maximaal 31,26 gaat het voor
een alleenstaande ouder met 2 kinderen in de leeftijd tussen 14 tot en met 17 jaar met een inkomen
op WML niveau om maximaal 0,4% van het inkomen en met een inkomen van 120% boven
WML om maximaal 0,3%. Deze effecten treden eens in de 5 jaar op.
Vraag 5
Hebt u de effecten van deze wetgeving meegenomen in de koopkrachtcijfers voor 2005? Zo neen,
waarom niet?
Antwoord 5
Het generieke koopkrachtbeeld geeft de inkomensontwikkeling weer uit hoofde van voor vrijwel
iedereen geldende factoren. Deze uitgave voor aanschaf van de identificatiedocumenten maakt
geen onderdeel uit van het generieke koopkrachtbeeld omdat het een specifieke groep
huishoudens betreft die kinderen heeft in de leeftijd van 14 tot en met 17 jaar en die nog niet
beschikt over een dergelijk document.
Vraag 6
Mogen de gemeenten bijzondere bijstand verstrekken in de kosten van de verplichte
identiteitsdocumenten?
Zo ja, onder welke voorwaarden? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 6
De kosten voor de aanschaf van de verplichte identiteitsdocumenten zijn kosten die in beginsel uit
de eigen middelen dienen te worden voldaan. Zoals de Minister van Justitie heeft meegedeeld,
kunnen de gemeenten echter bij verordening bepalen dat geheel of gedeeltelijk kwijtschelding
wordt verleend al naar gelang de betalingscapaciteit van betrokken persoon en conform de fiscale
invorderingswet2. Voorts hebben de gemeenten de bevoegdheid om in bijzondere individuele
omstandigheden en rekening houdend met vorenbedoelde kwijtscheldingsmogelijkheid, voor deze
kosten geheel of gedeeltelijk bijzondere bijstand te verlenen. Dit wordt door de gemeente van
geval tot geval beoordeeld.
2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 218, nr 21 blz 30
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid