Rijksuniversiteit Groningen

Onderpresteertests standaard opnemen in psychologisch onderzoek naar 'schildersziekte' Moniek van Hout richt zich in haar promotieonderzoek op de diagnostiek en psychologische behandeling van Chronische Toxische Encephalopathie (CTE). CTE, beter bekend als OPS (Organo Psycho Syndroom) en in de volksmond als "schildersziekte", kan ontstaan na langdurige blootstelling aan organische oplosmiddelen. Het komt voor bij schilders, tapijtleggers, drukkers, etc. Slechts een klein gedeelte van de mensen die met organische oplosmiddelen werken krijgt cognitieve en emotionele klachten. CTE is medisch moeilijk vast te stellen met neurologisch of neurofysiologisch onderzoek. De diagnose hangt vooral af van het neuropsychologisch onderzoek, dat in staat is subtiele aandachts- en geheugenproblemen aan te tonen. Veel patiënten zijn echter verwikkeld in procedures in het kader van een arbeidsongeschiktheids-beoordeling of een aansprakelijkheidsstelling van hun bedrijf. Ze kunnen dan belang hebben bij zwakke prestaties op het neuropsychologisch onderzoek. Moniek van Hout wilde weten of het inderdaad voorkomt dat patiënten met een vermoedelijke CTE onderpresteren op het neuropsychologisch onderzoek. Onder onderpresteren wordt hier verstaan dat de prestaties op het neuropsychologisch onderzoek onwaarschijnlijk slecht zijn. Inderdaad bleek dat onderpresteren vaak voorkomt bij deze patiënten. Ook wanneer onderpresteren uitgesloten werd als verklaring voor de zwakke prestaties en ook andere diagnoses als verklaring van de klachten werden uitgesloten, scoorde de patiëntengroep beduidend slechter dan een in leeftijd en opleiding vergelijkbare groep. Van Hout vindt dan ook dat onderpresteertests standaard moeten worden opgenomen in elk testpsychologisch onderzoek naar CTE en waarschijnlijk ook bij andere syndromen zoals whiplash en het chronisch vermoeidheidssyndroom. Van Hout evalueert in haar proefschrift tevens de psychologische behandeling voor CTE patiënten: een psychosociale groepstherapie om beter te leren omgaan met de klachten en een cognitieve strategietraining voor de geheugen en aandachtsproblemen. Na de therapie bleek dat de groep vooruit was gegaan op de geheugentaken, en ook op een klachtenlijst specifiek voor CTE. Deze positieve resultaten waren helaas bij follow-up na drie maanden niet meer aanwezig. De behandelde patiënten, maar ook hun partners, waren erg tevreden met de behandeling en een behoorlijk percentage patiënten en partners rapporteerde vooruitgang in psychosociaal en cognitief functioneren. Patiënten die verwikkeld waren in een afkeuringsprocedure of een schadeclaim, en/of die onderpresteerden op het neuropsychologisch onderzoek, hadden slechtere behandelresultaten. Voor de groep onderpresteerders was ook de tevredenheid met de behandeling en de beoordeling van cognitieve vooruitgang lager. Wanneer de twee deelbehandelingen met elkaar werden vergeleken bleek dat de cognitieve strategietrainingsgroep na afloop van de behandeling beter presteerde op de geheugentaken. De psychosociale behandelingsgroep was meer tevreden over de behandeling maar rapporteerde desondanks een toename in lichamelijke klachten. Moniek van Hout (Vlaardingen, 1961) studeerde klinische psychologie aan de Universiteit Utrecht en verrichtte haar promotieonderzoek bij het Solvent Team Enschede van het Medisch Spectrum Twente, ziekenhuis Enschede. Zij werkt in dit ziekenhuis bij de afdeling klinische psychologie en bij het Solvent Team. Datum en tijd donderdag 2 december 2004, 14.45 uur Promovendus mw. M.S.E. van Hout, tel. (053)487 28 30 , e-mail: m.vanhout@ziekenhuis-mst.nl (werk) Proefschrift Psychological diagnosis and treatment of Chronic Toxic Encephalopathy (Organic Psycho Syndrome) Promotor prof.dr. B.G. Deelman en prof.dr. B. Schmand Faculteit psychologische, pedagogische en sociologische wetenschappen Plaats Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen

Laatst gewijzigd:22 november 2004 15:08