Rijksvoorlichtingsdienst

Titel: Persbericht WRR

Afzender: MINISTERIE AZ/WRR Rubriek: Binnenland Datum en tijd: 01-12-2004 09:06

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID/WRR

Persbericht

1 december 2004

WRR-ADVIES 'BEWIJZEN VAN GOEDE DIENSTVERLENING':
KWALITEIT MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING LIJDT ONDER CONTROLEZUCHT OVERHEID

De overheid moet meer vertrouwen hebben in de initiatieven van professionals en bestuurders van de instellingen in de gezondheidszorg, onderwijs, volkshuisvesting, welzijn en arbeidsvoorziening. Dat stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in het vandaag gepubliceerde advies aan de regering Bewijzen van goede dienstverlening. De nadruk ligt nu teveel op het controleren en afrekenen. Dat leidt tot verspilling, middelmatige prestaties en een verstikkende stapeling van toezicht en verantwoording. Bovendien leidt het af van waar het echt om zou moeten gaan: betrokken zorg en goede dienstverlening aan de burgers, cliënten en patiënten. De WRR pleit voor een besturingsmodel dat ruimte biedt en instellingen bovendien uitdaagt tot leren en innoveren. Goed presterende instellingen worden beloond en ten voorbeeld gesteld terwijl ondermaats presterende instellingen sancties krijgen opgelegd, verbeteringen worden zo nodig afgedwongen.
Om dit te realiseren moet worden afgestapt van het wantrouwen dat de relatie tussen overheid, bestuurders, toezichthouders en burgers nu domineert. Dat kan door veel meer dan nu gebeurt ruimte te bieden aan de instellingen en de professionals en hen aan te sporen kwaliteit en vernieuwing te tonen en zich daarover te verantwoorden. Dat geeft vertrouwen en leidt bovendien tot een hoger rendement voor hetzelfde geld.

Aanleiding voor het WRR- rapport

Aan het advies van de WRR ligt een onderzoek ten grondslag naar het functioneren van de maatschappelijke dienstverlening in een vijftal sectoren: onderwijs, gezondheidszorg, welzijn, volkshuisvesting, arbeidsvoorziening. Uit dit onderzoek blijkt dat professionals, bestuurders, cliënten en overheid niet goed samenwerken waardoor de dienstverlening in de knel komt.
De maatschappelijke dienstverlening kampt met een aantal hardnekkige problemen. In de volkshuisvesting komen investeringen in stedelijke vernieuwing te traag van de grond. Het begeleiden van langdurige werklozen naar een dienstverband door de arbeidsvoorziening verloopt moeizaam. Het onderwijs kent een hoge regeldruk die uitgroeit tot een belemmering voor onderwijsinstellingen en voor de mensen die daar het echte werk (onderwijs geven) moeten doen. In de sector welzijn draagt de combinatie van publiek opdrachtgeverschap met private uitvoering weinig bij aan een versterking van de professionaliteit van het welzijnswerk. In de gezondheidszorg groeit de vraag naar zorg gestaag, terwijl binnen de huidige budgettaire en politieke kaders niet aan die vraag kan worden voldaan.
Verschillende overheidsingrepen hebben deze problemen niet kunnen verhelpen, en soms zelfs versterkt. Bezuinigingen, reorganisaties en grote bestuurlijke operaties hebben de relatie tussen overheden en dienstverlenende instellingen gedomineerd. Nieuwe toezichthouders zijn in het leven geroepen om een doelmatige besteding van financiële middelen te garanderen. Cliënten worden als klanten aangemerkt en krijgen plotseling een meer sturende rol toebedeeld. Het probleem is echter dat deze hardnekkige kwesties niet zijn op te lossen door eenzijdig aan te grijpen bij bestuurders, politici, professionals of klanten. Zij zijn van elkaar afhankelijk bij de uitvoering van de dienstverlening.

Miskenning van het karakter van de maatschappelijke dienstverlening

In het publieke debat komt die wederzijdse afhankelijkheid niet uit de verf. De discussie wordt bovendien gedomineerd door eenzijdige oplossingsrichtingen en door te simpele 'of of' redeneringen die zowel het bijzondere karakter van die diensten en zorg, als het gemengde bestel van de maatschappelijke dienstverlening miskennen. Voorbeelden van dit 'of of' denken zijn: moeten de sectoren worden gerekend tot de staat of tot de markt? Ligt de verantwoordelijkheid voor de dienstverlening in de instellingen bij het bestuur, het management of bij de professionals? En moet in de vragen van de cliënten worden voorzien door vraagsturing of juist door aanbodsturing?

De overheid en de sectoren hebben elkaar te lang gevangen gehouden in een ineffectief besturingsmodel. Dit model is in één woord te typeren als boedelscheiding. Met boedelscheiding wordt bedoeld dat bij de zoektocht naar effectieve vormen van sturing een scheiding wordt bepleit van beleid en uitvoering, van doelen en middelen, en van kaderstelling en mandatering.

De analyse in dit rapport toont aan dat de keuze voor dat model een aantal negatieve gevolgen heeft. Deze zijn:

- vernietiging en verspilling van kennis bij alle betrokkenen;
- middelmatige prestaties van instellingen en bureaucratisering van verhoudingen;

- een overtrokken geloof in de 'soevereine consument' terwijl cliënten lang niet altijd in de positie verkeren om vrijelijk te kiezen, en het relationele karakter van veel van de diensten en de zorg zich niet leent voor een dergelijke benadering;

- het ontbreken van het normatieve debat (over de sociale doelstellingen van de dienstverlening);

- een stapeling van toezicht en verantwoording.

Voorstel: investeren in vernieuwing

In plaats daarvan bepleit de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid een systeem dat recht doet aan het gemengde en relationele karakter van de maatschappelijke dienstverlening en dat inspeelt op het aanwezige verbeterings- en vernieuwingspotentieel, maar dat anderzijds ook effectieve correctiemechanismen bevat. De raad wil de positie en mogelijkheden van de instellingen en de daarin werkzame professionals versterken en daar waar nodig in ere herstellen. Niet door ze een 'blanco cheque' te geven, maar juist door de vernieuwingen en kwaliteitsverbeteringen die zij weten door te voeren te belonen en ten voorbeeld te stellen aan anderen. De raad formuleert daartoe vijf ontwerpprincipes die richtinggevend moeten zijn bij het inrichten van de bestuurlijke verhoudingen rondom de maatschappelijke dienstverlening. Deze zijn:

1. stimuleer kennisuitwisseling tussen beleid en praktijk;
2. investeer in experimenten en innovatieve praktijken;
3. organiseer kritische volgers en actieve tegenkrachten;
4. laat instellingen gerichte maatschappelijke verantwoording afleggen;
5. ontwerp een samenhangend, sober en selectief toezicht.

De voorgestelde principes vormen tezamen een dynamisch besturingssysteem met een open karakter. Het primaat ligt bij de instellingen en de professionals. In de directe relatie met de leerling, de huurder, de patient en de werkzoekende wordt steeds weer het bewijs van goede dienstverlening geleverd. Met de voorgestelde principes worden ook maatschappelijke opbrengsten en een goed rendement gerealiseerd, het bewijs van goede dienstverlening wordt aldus ook op collectief niveau geleverd.

Bewijzen van goede dienstverlening, WRR-rapport 70, ISBN 90-5356-731-3, prijs: E 39.95 is vanaf 1 december 2004 verkrijgbaar in de boekhandel en bij Amsterdam University Press, Prinsengracht 747-751, 1017 JX Amsterdam, bestellingen@aup.nl of via www.aup.nl.
Tevens is de Verkenning Maatschappelijke dienstverlening. Een onderzoek naar vijf sectoren, onder redactie van H. Dijstelbloem, P.L. Meurs en E.K. Schrijvers verkrijgbaar waarin vijf sectorale achtergrondstudies zijn opgenomen naar de in het rapport behandelde sectoren. Meer informatie over deze en andere WRR-uitgaven bij Amsterdam University Press vindt u op www.aup.nl. Via de website van de WRR, www.wrr.nl, zijn voorts drie sectoroverstijgende achtergrondstudies beschikbaar. Nadere inlichtingen over het rapport zijn te verkrijgen bij de WRR: drs. H.O. Dijstelbloem 070 356 46 40
drs. J.T.A. Groeneveld 070 356 46 68

Een recensie-exemplaar kunt u bestellen bij: WRR, afdeling publicaties, Postbus 20004, 2500 EA Den Haag; fax 070 356 4685, info@wrr.nl

MINAZ/WRR, 01.12.04, 09.05 uur