persbericht / nr. 1791
1-december-2004
Forse schaalvergroting in Noord-Hollandse landbouw
Tot 2015 neemt het aantal bedrijven in alle agrarische sectoren in
Noord-Holland fors af en neemt de gemiddelde bedrijfsgrootte sterk
toe. De schaalvergroting is noodzakelijk om het inkomen op peil te
houden bij stijgende kosten en bij opbrengstprijzen die een dalende
trend vertonen. Gemiddeld moet een bedrijf zijn oppervlakte de komende
10 jaar met een factor 1,5 à 2 vergroten om voldoende economisch
perspectief te houden. Er komt weinig agrarische grond vrij voor
andere bestemmingen. De grond van boeren die hun bedrijf beëindigen is
hard nodig voor de opschaling van blijvende bedrijven. Dat concludeert
het LEI (onderdeel van Wageningen UR) in een rapport dat is opgesteld
in opdracht van de provincie en het Ministerie van LNV, in
samenwerking met de WLTO.
Uitgangspositie vrij sterk
De provincie Noord-Holland wilde met dit onderzoek een actueel beeld
krijgen van de structuur en inkomens in de agrarische sector inclusief
de agribusiness en van de daarin te verwachten ontwikkelingen. De
agrariërs zelf zijn door middel van een aantal interactieve
bijeenkomsten in het onderzoek betrokken. Het onderzoek biedt
bouwstenen voor de Landbouw- en Visserijagenda 2004-2007 en het
Streekplan Noord-Holland Noord. De agenda is op 29 november 2004
behandeld door de Commissie Economie, Landbouw en Europa van de
Provinciale Staten. Het LEI-rapport laat zien dat de meeste land- en
tuinbouwsectoren in Noord-Holland een vrij goede bedrijfsstructuur
kennen (omvang en oppervlakte van bedrijven) in vergelijking met de
rest van Nederland. Een uitzondering hierop vormt de melkveehouderij
in bepaalde gebieden als Waterland-Midden en Kennemerland. De
tuinbouwsector is in de provincie relatief sterk en goed renderend. De
situatie van de vollegrondsgroentebedrijven verschilt per teelt.
Melkveehouderij en akkerbouw leveren in
De inkomens in de akkerbouw en de melkveehouderij liggen lager dan in
de tuinbouw. Door het aangepaste EU-landbouwbeleid zal vooral de
melkveehouderij verder moeten inleveren. Bij ongewijzigde
bedrijfsvoering zal het inkomen van de melkveehouders de komende 10
jaar met 4 à 5.000 euro afnemen (ruim 16%). De veranderingen in de
mestwetgeving kunnen dit effect nog versterken. In de akkerbouw werkt
het nieuwe EU-beleid vooralsnog minder sterk door. Maar als de
voorstellen voor een nieuw suikerbeleid worden overgenomen, zal dat
wel grote gevolgen hebben voor de bedrijven in Noord-Holland.
De marktperspectieven voor pootaardappelen, uien, bloembollen, en
vollegrondsgroenten zijn op de lange termijn in het algemeen goed.
Agribusiness constante factor
De totale agrosector zorgde in 1999 voor 9% van de bruto toegevoegde
waarde en werkgelegenheid in Noord-Holland. Het LEI verwacht een
stabilisering of lichte uitbreiding van de agribusiness in de
provincie, door de relatief sterke positie van de meeste sectoren, met
name van de tuinbouw. De toeleverende, verwerkende en distribuerende
bedrijven krijgen steeds meer een nationaal of zelfs internationaal
karakter.
Ruimte voor ontwikkeling
Een gezonde ontwikkeling van de Noord-Hollandse land- en tuinbouw
vraagt ook in de toekomst ruimte voor noodzakelijke aanpassingen, en
het provinciaal beleid kan die ruimte helpen scheppen. De provincie
zal in haar beleid vooral rekening moeten houden met de volgende
behoeften vanuit de sector:
- schaalvergroting en verhoging arbeidsproductiviteit, onder andere
door specialisatie;
- versterking van vakmanschap en ondernemerschap;
- verbetering van verkaveling en ontwatering;
- meer inkomsten van buiten het bedrijf door verbreding of verdieping;
- blijvende mogelijkheden om land te (ver )huren voor bloembollen- of
pootaardappelteelt.
---
Langetermijnperspectieven voor de landbouw in de provincie
Noord-Holland; Een door-kijk van 2004 naar 2015. Het rapport bestellen
'rapport6.04.11'.
LEI