Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamer
derStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie N-Afrika en Midden-Oosten
Afdeling Midden-Oosten

Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag


Datum


- oktober 2004

Behandeld


- M.J. van Deelen


Kenmerk


- DAM-607/04

Telefoon


- 070-3485185


Blad


- 1/1

Fax


- 070-3486639


Bijlage(n)


- 1


- dam@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen vande ledenTjon-A-Ten
en Koenders over Palestijnse kinderen

Graag - bied iku hierbij- , mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking,de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - de leden- Tjon-A-Ten en Koendersover - Palestijnse kinderen. Deze vragen werden ingezonden op - 8 oktober 2004met kenmerk - 2040501350.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken,mede namens mevrouw Van Ardenne, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van de leden Tjon-A-Ten en Koenders over Palestijnse kinderen.

Vraag 1
Is het u bekend dat de op grond van de Vierde Geneefse Conventie aan Israël opgelegde verplichting alle kinderen uit de bezette gebieden toegang te garanderen tot onderwijs sinds het begin van de tweede Intifada geen inhoud krijgt, in het bijzonder voor kinderen in Jenin, Nablus en Gaza?

Antwoord
De Vierde Geneefse Conventie verplicht de Bezettende Macht om onderwijs in bezet gebied mogelijk te maken. Palestijnse kinderen in de Palestijnse Gebieden genieten over het algemeen basisonderwijs. Zelfs onder moeilijke omstandigheden, waarbij sprake is van Israëlisch militair optreden, functioneren scholen vaak nog. Dit gaat echter niet altijd zonder problemen. Volgens UNICEF hebben het vorige schooljaar zo'n 200.000 kinderen meerdere schooldagen gemist vanwege opgelegde beperkingen aan de bewegingsvrijheid. Enkele scholen zijn gesloten omdat het Israëlische leger er posten heeft geïnstalleerd. Kinderen in Jenin, Nablus en Gaza worden vaker dan elders in de Palestijnse Gebieden geconfronteerd met beperking van bewegingsvrijheid, uitgaansverboden en Israëlische militaire operaties.

Vraag 2
Is het u bekend dat de door het Hooggerechtshof in Tel Aviv in 1977 gedane uitspraak, dat Palestijnse kinderen die in Israëlische gevangenissen zitten, recht hebben op onderwijs conform het Palestijnse curriculum, niet wordt uitgevoerd?Antwoord In 1997 (niet 1977) heeft het Israëlische Hooggerechtshof bepaald dat Palestijnse kinderen in Israëlische bewaring of gevangenschap recht hebben op onderwijs. Het onderwijs vormt echter nog altijd een punt van zorg omdat er systematisch te weinig les zou worden gegeven.

Vraag 3
Is het u bekend dat de rechten van Palestijnse kinderen in Israëlische gevangenissen in het algemeen niet worden gerespecteerd?

Antwoord
Minderjarigen in Israëlische gevangenissen zijn een kwetsbare groep en de omstandigheden waarin zij verkeren zijn niet altijd in overeenstemming met het VN Verdrag voor de Rechten van het Kind. Volgens verschillende NGO's ontbreekt regelgeving ten aanzien van minderjarige gevangenen, zouden zij geen bijzondere voorrechten hebben en vaak niet gescheiden zijn van volwassenen. Voorts zou er sprake zijn van een gebrek aan basisvoorzieningen voor jongeren en zijn de gevangenissen overvol. De voorzieningen op het gebied van familiebezoek, lichaamsbeweging en buitenlucht zouden beperkt zijn. Ook zouden de onderwijs- c.q. vermaak-mogelijkheden tekort schieten. Gevangenen van Arabisch-Israëlische of Palestijnse afkomst worden, aldus deze NGO's, bepaalde rechten ontzegd die voor Joods-Israëlische gevangenen wel gelden.

Vraag 4
Heeft de EU als geheel en/of hebben afzonderlijke EU-lidstaten, waaronder Nederland, op deze ontwikkelingen gereageerd? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
In algemene zin hebben de EU en Nederland Israël meerdere malen opgeroepen om zich aan het internationale recht, waaronder genoemde Conventies, te houden. Complementair hieraan steunt Nederland zowel de Israëlische als de Palestijnse vestiging van de NGO Defense for Children International (DCI) met financiële middelen. De steun heeft als doel hen in staat te stellen problemen met betrekking tot de rechten van kinderen te signaleren en een bijdrage te leveren aan de oplossing ervan. Het DCI-Israël project is er op gericht maatschappelijke organisaties in staat te stellen een rol te vervullen in de gevangenisproblematiek. De steun aan DCI-Pal omvat onder meer rechtsbijstand aan kinderen, documentatie van schendingen van kinderrechten, het faciliteren van familiebezoek en lobbyactiviteiten. DCI-Pal besteedt speciale aandacht aan Palestijnse kinderen in Israëlische detentie en aan de problematiek van Palestijnse kinderen die worden ingezet door Palestijnse militante organisaties in het Palestijns-Israëlische conflict.

Vraag 5
Deelt u de mening dat de aanpak van in het bijzonder Palestijnse minderjarigen door Israël ernstige gevolgen en risico's kan hebben voor de fysieke en of psychische gezondheid, de schoolprestaties i.c. vroegtijdige schoolverlating etc.? Zo ja, bent u bereid alles in het werk te stellen en/of aan de Israëlische regering een scherp signaal af te geven, opdat de door Israël uitgevoerde activiteiten die gericht zijn op in het bijzonder Palestijnse minderjarigen en die niet voldoen aan de voorwaarden van proportionaliteit en legitimiteit, worden beëindigd?

Antwoord
Post-traumatisch stress syndroom, veroorzaakt door geweld in de bezette gebieden, is een aanzienlijk probleem onder Palestijnse minderjarigen. De kwestie van proportionaliteit van het Israëlische handelen, óók waar het kinderen betreft, is een belangrijk punt van kritiek in de contacten met Israël. Tegelijkertijd wordt ook de recrutering van minderjarigen door Palestijnse militanten wordt bij de Palestijnse Autoriteit aan de orde gesteld.

Vraag 6
Bent u ook bereid de Israëlische regering aan te spreken op het feit dat verplichtingen die zijn aangegaan door het ondertekenen en ratificeren van mensenrechtenverdragen i.c. het Verdrag voor de Rechten van het Kind en andere internationale verdragen, nagekomen dienen te worden?Antwoord Bij de behandeling van het eerste rapport over de implementatie van het verdrag in het VN Comité voor de rechten van het kind is Israël aangesproken op de gesignaleerde tekortkomingen. Eén daarvan betrof de behandeling van Palestijnse kinderen in Israëlische gevangenissen. Een ander kritiekpunt betrof het gebrek aan gegevens over kinderen in de Bezette Gebieden. Bij de volgende rapportage dient Israël aan te tonen welke concrete follow-up aan deze kritiek is gegeven.

===