van het lid Herben over NL OS-hulp en de Taliban
Beantwoording kamervragen van het lid Herben over NL OS-hulp en de
Taliban
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Azië en Oceanië
Afdeling Zuid-Azië
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
oktober 2004
Behandeld
Marit van Zomeren
Kenmerk
DAO 0753/04
Telefoon
070-3484108
Blad
1/1
Fax
070-3485323
Bijlage(n)
1
marit-van.zomeren@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van het lid Herben over het mogelijk ten goede
komen van Nederlandse ontwikkelingshulp aan de Taliban
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Defensie, de
antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het
lid Herben over het mogelijk ten goede komen van Nederlandse
ontwikkelingshulp aan de Taliban. Deze vragen werden ingezonden op 17
september 2004 met kenmerk 203041510.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Antwoord van mevrouw van Ardenne-van der Hoeven, minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de heer Kamp, minister van
Defensie, op vragen van het lid Herben (LPF) over het mogelijk ten
goede komen van Nederlandse ontwikkelingshulp aan de Taliban.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel "Hulp als wapen" in de Militaire
Spectator? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Berust de bewering van Afghaanse makelaars, dat veel onderkomens in
Kabul in het bezit zijn van Taliban-commandanten die in Pakistan
wonen, op waarheid? Berust de bewering, dat de exorbitante
huuropbrengsten door genoemde Taliban-commandanten worden gebruikt om
militiatrainingen te financieren, op waarheid? Zo ja, om hoeveel
onderkomens gaat het? Gaat het hier om, ook vanuit militair oogpunt,
significante bedragen?
Antwoord
De huurprijzen van onroerend goed in en direct rond Kabul zijn sinds
2002 zeer sterk gestegen, onder meer door de komst van vele NGO's en
diplomatieke vertegenwoordigingen naar de stad. De regering beschikt
niet over aanwijzingen dat veel onderkomens in Kabul in het bezit zijn
van in Pakistan woonachtige Taliban-commandanten. Dat huuropbrengsten
uit Kabul worden gebruikt voor financiering van militiatrainingen in
Pakistan kan evenmin worden bevestigd. Wel is bekend dat een deel van
het vastgoed in Afghanistan in handen is van mensen met een
oorlogsverleden. In een land waar zo lang een burgeroorlog heeft
gewoed is dit echter niet verwonderlijk.
Vraag 3
Waarom worden deze Taliban-commandanten niet onteigend of wordt
anderszins voorkomen dat zij in het bezit komen van de
huuropbrengsten?
Vraag 4
Worden door de Afghaanse of Pakistaanse autoriteiten, eventueel
geholpen door eenheden van ISAF of Enduring Freedom, pogingen in het
werk gesteld om, bijvoorbeeld door middel van het volgen van deze
geldstromen, deze in Pakistan verblijvende Taliban-commandanten te
arresteren? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Met VN-Veiligheidsraadresolutie 1526 (30 januari 2004) zijn de
financiële maatregelen voor het bestrijden van Al Qa'ida en de Taliban
aangescherpt. Op grond van deze resolutie en eerdere VNVR-resoluties
kunnen VN-lidstaten Taliban-commandanten voordragen voor plaatsing op
de sanctielijst bij het VN-Sanctiecomité voor Al Qa'ida en de Taliban.
Als het Sanctiecomité deze voordracht overneemt, dienen de tegoeden
van deze personen te worden bevroren. Dergelijke voordrachten, of
arrestaties van genoemde personen, lijken echter nog niet plaats te
hebben. Reden hiervoor is onder meer gebrek aan capaciteit en daarmee
samenhangend gebrek aan harde informatie: de namen van
Taliban-commandanten zijn vaak niet bekend of het kan niet worden
bewezen dat personen aan de Taliban gelieerd zijn. Wel moet hierbij
worden opgemerkt dat de Pakistaanse overheid in de afgelopen periode
enige successen heeft geboekt bij het gewapenderhand bestrijden van
met name Al Qa'ida in het grensgebied met Afghanistan.
Vraag 5
Hoeveel ontwikkelingshulp heeft Nederland in 2003 gegeven aan
Afghanistan? Hoeveel zal de hulp bedragen in 2004 en de daaropvolgende
jaren? Hoeveel nationale en internationale hulporganisaties zijn er
thans actief in Afghanistan? Hoeveel daarvan zijn Nederlandse
hulporganisaties?
Antwoord
Nederland heeft in 2003 EUR 55 miljoen bijgedragen aan de wederopbouw
in Afghanistan. Tijdens de Berlijn-conferentie in maart 2004 heeft
Nederland EUR 100 miljoen toegezegd voor 2004 tot en met 2006. De hulp
zal dit jaar naar verwachting EUR 47 miljoen bedragen.
Er zijn in Afghanistan ongeveer 2300 Afghaanse humanitaire
organisaties en 337 internationale hulporganisaties actief. Daaronder
bevindt zich een zeer beperkt aantal Nederlandse organisaties, zoals
ZOA Vluchtelingenzorg, Cordaid/Caritas, NOVIB, War Child en Serve. De
meest prominente in Afghanistan actieve internationale organisatie is
de VN-missie `United Nations Assistance Mission in Afghanistan'
(UNAMA). Daarnaast is ook een aantal gespecialiseerde internationale
VN-organisaties actief zoals UNDP, UNOPS, WFP, UNICEF, UNIFEM, FAO en
ILO.
Vraag 6
Kunt u garanderen dat er geen Nederlandse (ontwikkelings)gelden,
hetzij rechtstreeks hetzij via de VN of andere hulporganisaties, in de
vorm van huuropbrengsten of anderszins ten goede komen aan de Taliban?
Geldt bovenstaande ook voor Al-Qaeda? Welke maatregelen worden genomen
om dit te voorkomen?
Antwoord
De Nederlandse ontwikkelingsgelden worden voor het overgrote deel
geleid via het Afghanistan Reconstruction Trust Fund (onder beheer van
de Wereldbank), via de Afghaanse overheid en via VN-organisaties. Het
is hoogst onwaarschijnlijk dat deze fondsen op enigerlei wijze ten
goede komen aan de Taliban en Al Qa'ida. De in het kader van ISAF in
Kabul geplaatste Nederlandse militairen zijn gestationeerd op
legerplaatsen van ISAF. Voor hen wordt geen huur afgedragen. Evenmin
wordt huur afgedragen door het in Pol-e Khomri in de provincie Baghlan
gevestigde Provincial Reconstruction Team (PRT) dat gebruik maakt van
terreinen van de Afghaanse overheid. Van de verhuurder van het gebouw
in Kabul waarin de Nederlandse ambassade is gevestigd bestaan geen
aanwijzingen dat hij banden zou hebben met de Taliban.
Vraag 7
Is het waar dat de Taliban steeds meer terrein wint in Afghanistan, en
dat zij reeds heerst over tweederde deel van het land? Indien dit waar
is, betekent dit dat de Taliban kan rekenen op de steun van de
bevolking in de betreffende gebieden?
Antwoord
Neen. De Taliban wint niet steeds meer terrein in Afghanistan en
heerst zeker niet reeds over tweederde deel van het land. In
zuidelijke, zuidoostelijke en oostelijke provincies worden door
`Opposing Militant Forces' (waartoe de in Afghanistan actieve
Talibanrestanten gerekend worden) acties uitgevoerd tegen de daar
aanwezige Afghaanse en coalitietroepen, waarbij het incidenteel
voorkomt dat gedurende relatief korte tijd een dorp of deel van een
district door hen wordt bezet. In de grensstreek met Pakistan heeft
een deel van de plaatselijke bevolking sympathie voor de ideeën van de
Taliban, maar zij steunt over het algemeen hun acties niet.
Vraag 8
In hoeverre wint de Taliban terrein in de provincie Baglan, waar een
Nederlands Provincial Reconstruction Team is gestationeerd? Wat
betekent dit voor de werkwijze en ook de veiligheid van de Nederlandse
militairen aldaar?
Antwoord
In de provincie Baghlan is momenteel geen sprake van terreinwinst door
de Taliban. De veiligheidssituatie in Baghlan kan worden gekenschetst
als rustig maar niet stabiel. Het door Nederland geleide PRT in de
provincie Baghlan is op 1 oktober jl. operationeel geworden en
overgedragen aan ISAF. In de huidige omstandigheden is het PRT
volledig in staat de opgedragen taken te verrichten op de wijze zoals
die was voorzien bij het besluit met een PRT bij te dragen aan ISAF. U
bent over dit besluit, en over de werkwijze van het PRT, per brief
geïnformeerd op 28 juni jl. (Kamerstuk 27 925 nr. 133).
Vraag 9
Heeft de Afghaanse minister van Planning in april tegen een gehoor van
hulpverleners gezegd dat de werkwijzen van hulporganisaties een
"ernstiger bedreiging vormen voor de regering dan krijgsheren en
commandanten"? 2) Geldt dit ook voor Nederlandse of door Nederland
gefinancierde hulporganisaties? Zo ja, welke? Indien de uitspraken
juist zijn, op welke werkwijzen doelde de Afghaanse minister precies?
Zijn de betreffende werkwijzen sindsdien aangepast?
Antwoord
Tijdens het 'Afghan Development Forum' op 20 april jl., waarbij ook
hulporganisaties aanwezig waren, heeft minister van Planning
Bashardost gezegd dat het kanaliseren van internationale hulpgelden
via NGO's voor de regering een groter gevaar vormde dan de
krijgsheren. Recent heeft de minister zich uitgelaten over de
veronderstelde hoge administratieve kosten van NGO's, waarbij hij
sprak van verkwisting en waarbij hij begrip toonde voor aanvallen die
op NGO's worden gepleegd.
De Nederlandse regering is het geheel oneens met de uitlatingen van de
minister. NGO's doen veel nuttig werk en zonder hun inspanningen zou
de wederopbouw waarschijnlijk niet mogelijk zijn, of in elk geval veel
trager verlopen. Naar aanleiding van de verschillende uitlatingen van
de minister van Planning heeft de EU-troika démarches gepleegd bij
minister van Buitenlandse Zaken Abdullah en de minister van Planning.
Ook hebben de Europese ambassadeurs president Karzai aangesproken op
deze kwestie. Tenslotte hebben de Nederlandse ambassadeur, de Europese
Commissie en de EU-Speciaal Vertegenwoordiger de kwestie in september
aangekaart in een brief aan de president.
President Karzai heeft tegenover de EU en in de media uitgedragen dat
NGO's zeer waardevol werk verrichten. Zowel de president als de
minister van Buitenlandse Zaken zegden bij hogergenoemde contacten toe
de aanname van een wet te zullen bespoedigen die de positie van NGO's
regelt.
1) Militaire Spectator, nr. 9
2) Idem, p. 465.
Ministerie van Buitenlandse Zaken