VPRO
Docters van Leeuwen hielp atoomspion Khan Nederland binnen
Docters van Leeuwen hielp als BVD-chef atoomspion Khan om Nederland binnen te komen
Arthur Docters van Leeuwen heeft in 1992 als hoofd van de Binnenlandse
Veiligheids-dienst atoomspion en persona non grata Abdul Khan geholpen
om Nederland binnen te komen. Dat blijkt uit een reconstructie van de
zaak-Khan, die het VPRO radio-programma Argos vanochtend heeft
uitgezonden (De Ochtenden, Radio 1, vrijdag 29 oktober 2004). Ook
blijkt uit geheime documenten waarover Argos beschikt, dat de
Nederlandse autoriteiten Khan al in de loop van 1975 verdachten van
atoomspionage bij het ultracentrifugeproject Urenco. Toch kon hij eind
1975 ongestoord naar Pakistan ontkomen om daar te gaan bouwen aan de
Pakistaanse atoombom.
Nadat Khan in 1983 bij verstek tot vier jaar gevangenisstraf is
veroordeeld, is hij nog een aantal keren in Nederland terug geweest.
In 1988 bijvoorbeeld. Hij werd toen opgepakt bij een verkeerscontrole
en het land uitgezet als ongewenst vreemdeling. Toch was Khan in juli
1992 opnieuw in Nederland. Dat zou toen zijn geweest om de ernstig
zieke vader van zijn Nederlandse vrouw te bezoeken.
Hans van den Broek, toenmalig minister van Buitenlandse Zaken,
verklaart tegenover Argos dat hij toen heeft geweigerd Khan om
humanitaire redenen toe te laten. Ook toenmalig minister Korthals
Altes van Justitie wilde dat niet. Maar dat lag nog niet zo
gemakkelijk, zo legt Korthals Altes tegenover Argos uit, want het
hoofd van de Immigratiedienst in die jaren - de heer Nawijn, het
huidige LPF- Tweede Kamerlid - liet weten dat het verzoek om
humanitaire redenen eigenlijk niet geweigerd kon worden. Maar, aldus
Korthals Altes, 'hier waren ook staatbelangen in het geding en dan
moet de minister zijn verantwoordelijkheid nemen': dus Khan kreeg geen
visum.
Toch kwam Khan in 1992 uiteindelijk gewoon via Schiphol Nederland
binnen. Oud-hoogleraar strafrecht Frits Ruter, die vanaf 1983
juridisch adviseur was van de advocaten van Khan, vertelt in Argos dat
een hoge overheidsfunctionaris ('een meneer die bij een
overheidsdienst werkte en daar een behoorlijke say had') daar toen
voor heeft gezorgd. Ruter wil niet zeggen wie die
overheidsfunctionaris was. Uit andere bron krijgen wij te horen dat
dit Arthur Docters van Leeuwen is geweest, in 1992 hoofd van de
Binnenlandse Veiligheidsdienst.
Als we bij Docters van Leeuwen navraag doen, bevestigt deze dat hij
Khan inderdaad in 1992 heeft geholpen om Nederland binnen te komen.
Hij zegt dat hij daarvoor toestemming had. Als wij hem voorleggen dat
beide betrokken bewindslieden dat tegenover ons ontkennen, antwoordt
hij: 'Ik heb hierover geen rechtstreeks contact gehad met de
ministers. Het is via de secretaris-generaal van het ministerie van
Buitenlandse Zaken gegaan.' Ook bevestigt Docters van Leeuwen dat bij
de aankomst van Khan op Schiphol een BVD-functionaris aanwezig was.
Na een studie aan de Technische Universiteit Delft werkte Abdul Khan
van 1972 tot 1975 bij het Fysisch Dynamisch Onderzoekslaboratorium,
het FDO, in Amsterdam. Daar werkte hij aan metallurgisch onderzoek
voor een zeer geheim project: de uraniumverrijkingsfabriek Urenco in
Almelo. Urenco is een samenwerkingsverband van Nederland, Duitsland en
Engeland. De geheimzinnigheid waarmee uraniumverrijking is omgeven,
heeft alles te maken met het feit dat verrijkt uranium als grondstof
kan dienen voor een atoombom. Eind 1975 vertrok Khan ziek naar
Pakistan en liet per brief weten dat hij niet meer terugkwam. Khan
diende zijn ontslag in en ging, naar later bleek, voor zijn land
werken.
Op 28 maart 1979 werd in een uitzending van het Zweites Deutsches
Fernsehen gemeld dat Pakistan toegang had weten te krijgen tot de
Urenco-technologie via dr. ir. A. Khan. De Nederlandse regering nam de
zaak serieus en startte twee dagen na de ZDF-documentaire een
onderzoek. Althans dat is de officiële versie van het verhaal.
Maar uit geheime stukken waarover Argos beschikt, blijkt dat de
Nederlandse regering al veel eerder signalen kreeg dat er gespioneerd
werd bij Urenco in Almelo. Onder de titel 'Verwijdering uit het
UC-project en vertrek' wordt in een als geheim geclassificeerd rapport
uit juli 1979 van de 'onderzoeksgroep betreffende de activiteiten van
Dr. Ir. A.Q. Khan' verslag gedaan van een drietal signalen die Urenco
in 1975 al kreeg en die A. Khan verdacht maakten. Het ging om twee
bestellingen, bij een Engelse en bij een Franse firma, van nauwkeurig
gespecificeerde apparatuur. De bestellingen werden geplaatst door een
medewerker van de Pakistaanse ambassade in Brussel. Verdacht aan die
bestellingen waren de bijgevoegde specificaties. In het
onderzoeksrapport staat daarover: 'Het was duidelijk dat de gegevens,
die daarbij waren verstrekt, uit een ongerubriceerd meetrapport van
UCN afkomstig waren. Het lag voor de hand dat iemand met kennis van
zaken de gegevens aan de Pakistaanse overheid ter beschikking had
gesteld.'
De verdenking viel daarbij natuurlijk al gauw op de enige Pakistaanse
werknemer van FDO, die ook bij Urenco zelf had gewerkt: Abdul Khan.
Temeer daar het rapport als derde signaal noemt dat Abdul Khan in
oktober 1975 gesignaleerd werd op de NUCLEX, de Nucleaire Exhibitie in
Basel. Getuigen verklaarden over het gedrag van Khan het volgende:
'Hij zou daar bij verschillende stands vragen hebben gesteld over
UC-zaken die bij de aanwezige UC-medewerkers nogal verbazing
wekten.'
De drie incidenten waren aanleiding het doen en laten van Khan nader
te onderzoeken. Het rapport gaat verder: 'Als gevolg van het beraad
dat hierover tussen UCN, Economische Zaken en de BVD in oktober 1975
plaatsvond werd Khan bij FDO buiten het UC project geplaatst. FDO kon
hem met een andere taak belasten en was in staat daarbij de indruk te
wekken dat het ging om werk met een hoge prioriteit.'
Het ministerie van Economische Zaken en de BVD wisten dus al in 1975
dat Khan verdacht werd van spionage en het ministerie stemde ermee in
dat hij van het UC-project werd afgehaald. Maar verder gebeurde er
niets. Of Khan zelf iets in de gaten had, is niet duidelijk. Wel ging
hij twee maanden na zijn overplaatsing met verlof naar Pakistan en
besloot niet meer naar Nederland terug te keren.
De Nederlandse regering heeft de informatie over de verdenking van
atoomspionage bewust geprobeerd in de doofpot te stoppen. Er werd
niets mee gedaan. Door die afwachtende houding van de Nederlandse
overheid kon Khan jarenlang ongestoord zijn netwerk van nucleaire
toeleveranciers uitbouwen en in alle stilte werken aan de Pakistaanse
atoombom. Pas na de uitzending op de Duitse televisie in maart 1979,
dat is dus vier jaar na de eerste signalen over Khan, werd de
Nederlandse regering gedwongen actie te ondernemen.
In 1983 kwam het in Nederland tot een rechtzaak tegen Khan. Hij werd
bij verstek tot vier jaar gevangenisstraf veroordeeld. Maar in 1985
werd dat vonnis in hoger beroep vernietigd vanwege een vormfout. Gek
genoeg heeft Nederland vervolgens niets meer ondernomen tegen Abdul
Khan. De zaak werd niet meer opnieuw voor de rechter gebracht. Toch
had dat na herstel van de vormfout gemakkelijk gekund. Dat bevestigen
in de reconstructie van Argos zowel oud-hoogleraar Frits Ruter, die in
de jaren '80 de advocaten van Khan bijstond, als officier van Justitie
Roelof Jan Manschot, die de zaak-Khan in 1983 voor de rechter
bracht.
Argos is te beluisteren via www.vpro.nl/ochtenden; voor informatie:
035 6712029
29 okt 04 17:06