aanleiding van het AO Latijns Amerika
Kamerbrief naar aanleiding van het AO Latijns Amerika
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Westelijk Halfrond
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
29 oktober 2004
Behandeld
Martijn Glas
Kenmerk
DWH/MC-407/04
Telefoon
070-3485375
Blad
1/7
Fax
070-3485472
Bijlage(n)
1
martijn.glas@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van vragen naar aanleiding van het AO
Latijns-Amerika
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Buitenlandse
Zaken en de Staatssecretaris van Economische Zaken, de toegezegde
antwoorden aan op vragen die zijn gesteld door leden van de vaste
commissies voor Buitenlandse Zaken en Economische Zaken tijdens het
algemeen overleg op donderdag 16 september 2004 over de
Latijns-Amerika notitie 'Verre buren, goede vrienden'.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Antwoorden van mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de heer Bot, minister van
Buitenlandse Zaken, en mevrouw Van Gennip, staatssecretaris van
Economische Zaken, op vragen van de leden Ferrier (CDA), Szabo (VVD),
Van der Staaij (SGP), Karimi (Groen Links), Koenders (PvdA) en Van
Bommel (SP) over de Latijns-Amerika Notitie 'Verre buren, goede
vrienden'.
Bezetting posten in partnerlanden
Ten aanzien van uw vraag over ondersteuning van de ambassades en de
effecten van de motie-Ferrier kan ik u het volgende meedelen. De
personele bezetting van ambassades (en het departement in Den Haag)
staat onder druk, met name ten gevolge van de efficiency
doelstellingen van de afgelopen jaren. De bezetting van de Nederlandse
vertegenwoordigingen in het buitenland wordt periodiek gewogen in de
Commissie Postennet. In die Commissie is in 2003 de bezetting van de
ambassades in partnerlanden bezien in het licht van de prioriteiten
die voortvloeien uit de beleidsnotitie Aan Elkaar Verplicht, inclusief
de extra aandacht voor de bilaterale ontwikkelingssamenwerking. Verder
wordt de bezetting van de vertegenwoordigingen in het buitenland
periodiek getoetst door de Inspectie en Evaluatie Bedrijfsvoering van
het ministerie, mede met het oog op eventuele bijsturing van de
bezetting. Met de huidige bezetting op de posten kan AEV gerealiseerd
worden en moeten de effecten van de motie-Ferrier opgevangen kunnen
worden.
Gevolgen van een Associatieakkoord EU-Mercosur voor subsistance
farmers, inheemse volkeren en het milieu
Met betrekking tot uw vraag hoe Nederland/de EU de gevolgen van een
Associatieakkoord tussen EU en Mercosur voor subsistance farmers,
inheemse volkeren en het milieu ondervangt geldt het volgende.
Subsistence farmers produceren per definitie alleen voor eigen gebruik
en hebben in principe geen last van concurrentie als gevolg van de
toename van de productie voor de export. Voor kleine boeren die wél
voor de markt produceren valt te verwachten dat ook zij zullen
profiteren van een verdere verruiming van de afzetmogelijkheden, zij
het onder bepaalde voorwaarden. Deze betreffen onder meer de mate
waarin deze boeren in staat zijn te participeren in de productieketen
voor de export dan wel de binnenlandse markt (outgrowers model).
Voorzover er sprake zal zijn van concurrentie (bijvoorbeeld om
hulpbronnen zoals vruchtbaar land en water) en verdringing van kleine
boeren door grootschalige agrarische industrieën, zijn bredere
economische groei en diversificatie, en alternatieve bronnen van
werkgelegenheid en inkomen van groot belang. Het is aan de overheden
van de betreffende landen om deze te stimuleren. Directe buitenlandse
investeringen kunnen daarbij echter een belangrijke katalyserende
werking hebben. Voor de Mercosur-landen geldt overigens dat de
armoedeproblematiek sterk samenhangt met de extreme
inkomensongelijkheid.
Wat betreft de effecten van een Associatieakkoord op de positie van
inheemse volkeren geldt dat deze krachtens resolutie 169 van de
International Labour Organisation het recht hebben over het akkoord te
worden geconsulteerd. Wat betreft de gevolgen voor het milieu wordt,
voornamelijk op initiatief van de EU, tussen beide partijen
onderhandeld over een duurzaamheidsclausule in het akkoord. Ook voert
de Europese Commissie, zoals gebruikelijk bij internationale
handelsakkoorden waarover zij namens de EU onderhandelt, een
Sustainability Impact Assessment uit.
Financiering activiteiten in niet-partnerlanden
Aangaande uw vraag over de bedragen die beschikbaar zijn voor de
niet-partnerlanden neem ik aan dat u doelt op de strategische
faciliteit voor mensenrechten en goed bestuur. Dit fonds wordt met
ingang van dit jaar ingezet om ervoor te zorgen dat de aandacht voor
goed bestuur en mensenrechten niet beperkt blijft tot de
partnerlanden. Voor 2004 hebben ook enkele landen in Latijns-Amerika
uit dit fonds geput. Het gaat daarbij om Honduras (250.000 euro),
Haïti (200.000 euro), Peru (120.000 euro) en Argentinië (60.000 euro).
Concrete activiteiten zijn steun aan decentralisatieprogramma's,
training van rechterlijke macht en openbaar ministerie, steun aan een
waarheidscommissie (in Peru) en aan NGO's die strijden tegen
straffeloosheid. Voor volgend jaar en verder komen de gegevens over
toekenning uit dit fonds beschikbaar bij de jaarplangoedkeuring
(voorjaar 2005).
Bolivia: geschil over investering in geprivatiseerde watersector door
in Nederland gevestigd bedrijf (zaak Bechteld)
Bolivia is een aantal jaren geleden begonnen met privatisering van de
watersector. In beginsel zal elk land voor zich zelf bepalen of en zo
ja, welke activiteiten en sectoren voor privatisering in aanmerking
komen en tegen welke voorwaarden geprivatiseerd wordt. Een land dat
privatiseert zal zich dienen te realiseren dat een investeerder
gewoonlijk een commerciële doelstelling voor ogen heeft. Aan de andere
kant zal een investeerder in een sector met een publieke factor
rekening moeten houden met het feit dat een dergelijke investering
speciale verantwoordelijkheden met zich meebrengt.
Nederland pleegt aan het begrip `investeringen' in de IBO's van
Nederland met andere landen een ruime betekenis te geven. In de IBO
tussen Nederland en Bolivia is van dat uitgangspunt niet afgeweken.
Ook investeringen in publieke diensten kunnen investeringen zijn in de
zin van de IBO en deze worden in dat geval dan dus beschermd tegen
onder meer onteigening. De meeste andere westerse landen die IBO's
sluiten hanteren eenzelfde benadering.
In IBO's die Nederland sluit, is vastgelegd dat indien een gastland
een investering van een investeerder van de andere verdragspartij
onteigent, de onteigenende partij daarvoor een passende
schadevergoeding dient te betalen, die de werkelijke waarde (of
billijke marktwaarde) van de getroffen investering vertegenwoordigt.
In de IBO's van Nederland wordt dat gewoonlijk aangeduid als `just
compensation'. Daaronder wordt verstaan dat een toe te kennen
compensatie niet alleen het bedrag van de oorspronkelijke investering
omvat, maar ook datgene wat er met een investering verdiend is,
alsmede datgene wat een investeerder nog had kunnen verdienen indien
de gebeurtenis niet had plaatsgevonden. Uiteraard ligt de bewijslast
bij de investeerder die claimt.
De visie van de regering op de privatisering van water en op de vraag
of dit een zaak is waar het arbitragetribunaal onder de IBO tussen
Nederland en Bolivia over zou mogen oordelen is (op basis van
beschikbare informatie) gegeven in antwoord op vragen van de Tweede
Kamer (Aanhangsel Handelingen nrs. 765, 995 en 1229, Vergaderjaar
2001-2002).
Colombia: beleidsprioriteiten
Ten aanzien van uw opmerking dat het thema goed bestuur, mensenrechten
en vredesopbouw in Colombia meer aandacht verdient, kan worden
opgemerkt dat dit jaar het samenwerkingsprogramma voor wat betreft
vredesopbouw is uitgebreid (onder andere als gevolg van de
implementatie van de motie Van der Staaij inzake steun aan
gedemobiliseerde jongeren). Voorts heeft ook het milieuprogramma in
Colombia een sterke goed bestuur en vredesopbouwcomponent, hetgeen met
name blijkt uit de nadruk op participatief beheer van natuurgebieden
door de inheemse bevolking en de bevordering van de verbouw van
cocavervangende gewassen. Onze inspanningen op het gebied van milieu
gaan dus niet ten koste van die op het gebied van goed bestuur, in
tegendeel. De twee sectoren zijn complementair.
Colombia: motie-Van der Staaij
Naar aanleiding van uw vraag of de Nederlandse steun aan het
vredesproces conform de motie-Van der Staaij ook voor de toekomst
behouden blijft, kan het volgende worden vermeld. Nederland
ondersteunt het vredesproces conform de motie Van der Staaij door
steun aan reïntegratie van gedemobiliseerde jongeren van 18 tot 24
jaar (2 jaar, totaalbedrag EUR 1.275.000,-) . Verder geeft Nederland
samen met Zweden voor een periode van drie jaar een bijdrage aan de
Commissie voor Nationale Verzoening van de r.k. kerk (totaalbedrag EUR
317.000,-). De steun aan deze inspanningen is dus al meerjarig. Verder
overwegen wij Colombia te ondersteunen met een bijdrage uit het
Stabiliteitsfonds, mits hiervoor passende aanvragen worden ingediend.
Colombia: EU-beleid ten aanzien van de vredeszones
Zoals eerder toegelicht in Kamerbrief nr. 372 (vergaderjaar 2003-2004)
is de EU inderdaad intensief betrokken bij regionale
vredesinitiatieven in Colombia via de zogenaamde vredeslaboratoria, of
integrale regionale ontwikkelingsprojecten gericht op versterking van
de lokale gemeenschappen, bevordering van vreedzaam samenleven en
alternatieve productie. Het eerste vredeslaboratorium startte begin
2002 in Magdalena Medio en wordt op dit moment geëvalueerd (mid term
review). Begin dit jaar is een tweede vredeslaboratorium opgezet in
drie locaties, te weten in Oost-Antioquia, Noord-Santander en
Narino/Cauca.
Colombia: EU-ondersteuning aan de missie van de Organisation of
American States (OAS)
De ambassadeurs van de EU-landen in Bogotá, momenteel onder
voorzitterschap van Nederland, dragen actief bij aan de vorming van
het gezamenlijke EU-beleid ten aanzien van het vredesproces in
Colombia. Momenteel vindt er onderling overleg plaats tussen lidstaten
en Commissie over de voorwaarden waaronder nadere steun zou kunnen
worden geboden aan het vredesproces, zoals aan de missie van de OAS in
Colombia belast met verificatie van demobilisatie-, ontwapening- en
reïntegratieprocessen.
Cuba: Inzet exportinstrumentarium
Ten aanzien van uw vraag over de ontwikkelingsrelatie met Cuba, alsook
het exportinstrumentarium, kan ik bevestigen dat de
ontwikkelingsrelatie is bevroren. Zoals u weet is het EU-beleid ten
aanzien van Cuba gericht op het voeren van een dialoog met de Cubaanse
overheid om te bevorderen dat de mensenrechten daar worden
gerespecteerd. Naar aanleiding van de maatregelen die de EU heeft
genomen als reactie op het arresteren van 75 dissidenten, heeft de
Cubaanse overheid eenzijdig besloten de ontwikkelingsrelatie met de EU
te bevriezen en hetzelfde te doen met de diplomatieke relatie tussen
de Cubaanse overheid en het merendeel van de EU-ambassades, waaronder
de Nederlandse. Wat betreft het Nederlandse export-, investerings-, en
samenwerkingsinstrumentarium betekent dit dat het overleg tussen de
Cubaanse en Nederlandse overheid over dit onderwerp sinds juni 2003 is
bevroren; dat er geen onderhandelingen meer worden gevoerd over
mogelijke voortzetting van het PSOM-programma en dat Cuba geen
schenkingen uit het ORET-programma accepteert, waardoor ook de
uitvoering van dit programma stil ligt. Het PESP-programma, gericht op
het uitvoeren van haalbaarheidstudies, is op dit moment het enige
programma dat in beginsel oper ationeelisopCuba.Overigensisook
dit programma in de praktijk niet of nauwelijks toepasbaar, gezien de
houding van de Cubaanse overheid.
Cuba: activiteiten MFO's
Wat betreft uw vraag over de activiteiten van NOVIB en HIVOS geldt dat
het Nederlands beleid ten aanzien van Cuba is gericht op het bijdragen
aan het verbreken van het isolement dat de Cubaanse regering haar
eigen bevolking oplegt. Het uitgangspunt van de genoemde MFO's om
initiatieven van de Cubaanse bevolking te ondersteunen sluit hierbij
aan. De MFO's zijn vrij in hun keuze voor programma's in landen waar
een bilateraal programma met de overheid niet mogelijk is. NOVIB en
HIVOS ontplooien een klein aantal activiteiten, waarbij NOVIB deze
uitsluitend uit eigen fondsen financiert. Doordat de bilaterale
ontwikkelingsrelatie feitelijk is beëindigd, is het werken via MFO's
en NGO's momenteel de enige mogelijkheid iets voor de Cubaanse
bevolking te doen. Verder verwijs ik u naar het antwoord op eerdere
kamervragen over dit onderwerp gesteld (Kamerbrief nr. 1508,
vergaderjaar 2003-2004).
Overzicht huidige publiek-private samenwerkingsverbanden
Met betrekking tot uw verzoek om een overzicht van alle huidige
publiek-private samenwerkingsverbanden kan ik u melden dat dit
overzicht u eind november zal worden toegezonden.
Overzicht activiteiten gericht op de aanpak van drugs
Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg treft u in de bijlage 1
een overzicht aan van de activiteiten van de Europese Commissie
gericht op de aanpak van de drugsproblematiek in samenwerking met
Latijns-Amerika en de Cariben ("The contribution of the European
Commission to the implementation of the Panama Action Plan on Drugs";
kenmerk drugseu
lacD05.doc/28.04.04/FB-M). Het betreft een breed scala aan
overeenkomsten en projecten op het gebied van alternatieve productie,
vraag- en aanbodvermindering en anti-witwasactiviteiten. Nederland
ontplooit eveneens een aantal activiteiten in de regio op het gebied
van alternatieve productie en ter vermindering van het aanbod, te
weten:
· alternatieve productie:
- Nederland tracht via het milieuprogramma in Colombia de
verbouw van drugs te verminderen door de plattelandsbevolking te
steunen bij het op duurzame wijze verbouwen van alternatieve
producten, zodat de afhankelijkheid van inkomsten uit illegale
cocaverbouw afneemt.
· aanbodvermindering
- Nederland is één van de trekkers van de Overeenkomst
Maritieme Samenwerking tegen drugshandel via zee, samen met Costa Rica
en CARICOM. Nederland ondersteunt Costa Rica zowel financieel als
inhoudelijk bij diens activiteiten om landen in de regio te overreden
het verdrag te ondertekenen en ratificeren. Doel van het verdrag is
een efficiëntere inzet van bestaande middelen voor drugsbestrijding
door de deelnemende landen. De efficiëntie moet bevorderd worden door
uitwisseling van informatie maar ook door het vereenvoudigen van
procedures voor samenwerking.
- In Colombia, in de haven van Buenaventura, werkt Nederland
samen met de Colombiaanse autoriteiten om de veiligheid en de
controles te verbeteren. De goede samenwerking in Colombia is voor de
autoriteiten in Peru aanleiding geweest verzoeken in te dienen voor
soortgelijke projecten in hun havens. Op dit moment wordt samen met de
Peruaanse autoriteiten bezien hoe deze samenwerking gestalte zou
moeten krijgen.
- Nederland heeft bijgedragen aan het UNODC project inzake
Caribbean Drug Control Coordination Mechanism, dat in 2003 is
afgerond. Doel van het project was om nationale en technische data te
verkrijgen om de drugsbestrijdingsactiviteiten in de regio beter te
kunnen monitoren en evalueren. De institutionele capaciteit die is
opgebouwd, is eind 2002 aan het CARICOM-Secretariaat overgedragen.
Ministerie van Buitenlandse Zaken