---

Kamervragen en antwoorden
---

Antwoord op vragen van het lid Veenendaal (VVD) inzake medezeggenschap Vliegbasis Twenthe

29-10-2004 14:19:00

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen van het lid Veenendaal (VVD) over medezeggenschap in relatie tot de "Vliegbasis Twenthe". (kenmerk 2040500520)

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

1. Is het u bekend dat de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht (IGK) op verzoek van de medezeggenschapscommissie (MC) van de vliegbasis Twente een bemiddelingspoging heeft ondernomen aangaande de te verhalen kosten die gemaakt zijn voor inschakeling va de landsadvocaat op de individuele leden van de MC?

2. Is het u bekend dat, naar aanleiding van die bemiddelingspoging, de IGK heeft geconstateerd dat er wel degelijk sprake is geweest van een onderzoek naar de mogelijkheid om de in vraag 1 genoemde kosten te verhalen op individuele leden van de MC? Hoe is dit te rijmen met de beantwoording van een soortgelijke vraag die u is gesteld op 6 juli jl.? 1)

10. Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat binnen uw departement op 14 juli jl. is gereageerd op een onafhankelijk advies van de IGK van exact dezelfde datum?

11. Kunt u aangeven of er overleg heeft plaatsgevonden tussen uw departement en het instituut van de IGK over het te formuleren onafhankelijk advies met betrekking tot de bemiddeling tussen MC Twente en de commandant van de vliegbasis? Zo ja, kunt u aangeven wat de uitkomsten hiervan zijn?

Op verzoek van de Medezeggenschapscommissie (MC) Twenthe heeft de IGK een gesprek belegd tussen de MC, de leiding van de vliegbasis Twenthe en de leiding van de Koninklijke luchtmacht. Uit het gespreksverslag is mij gebleken dat bij de leden van de MC de misvatting had postgevat dat sprake zou zijn van het verhalen van de integrale kosten van de landsadvocaat op individuele leden. Mijn departement is op de hoogte gesteld van het feit dat een "bemiddelingspoging" door de IGK zou plaatsvinden en de uitkomsten daarvan zijn afgewacht. De IGK heeft onafhankelijk van mijn departement zijn advies geformuleerd en per telefax naar het departement verzonden. Naar aanleiding van het advies is diezelfde dag besloten om niet alleen de kosten waartoe de MC door de rechter was veroordeeld, maar ook in dit ene geval de kosten die de MC had gemaakt voor haar eigen advocaat voor rekening van Defensie te nemen.

3. Bent u van mening dat het Besluit Medezeggenschap Defensie (BMD) niet voorziet in een spoedprocedure, vergelijkbaar met een kort geding procedure?

4. Is het niet wenselijk dat een MC zich van alle juridische instrumenten moet kunnen bedienen om de belangen van betrokken werknemers te behartigen? Zo neen, waarom niet?

De Wet op de ondernemingsraden (WOR) is niet van toepassing op Defensie. Dit is geregeld in artikel 53a WOR. In de memorie van toelichting bij dit artikel wordt het uitgangspunt verklaard dat de krijgsmacht onder alle omstandigheden onvoorwaardelijk beschikbaar dient te zijn en dat dit gegeven leidt tot beperkingen aan de medezeggenschap. De medezeggenschap bij Defensie is met inachtneming daarvan geregeld in het Besluit medezeggenschap Defensie, waarin is voorzien in een kosteloze geschillenprocedure. Als uitwerking van het eerdergenoemde uitgangspunt heeft een beroep op de geschillenregeling geen opschortende werking ten aanzien van de voorgenomen maatregel. De geschillenprocedure mondt uit in een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep bij de sector bestuursrecht van de rechtbank openstaat. Gevolgen kunnen, zoals bij alle rechtspositionele beslissingen, achteraf worden gecorrigeerd. Er bestaat dan ook geen behoefte aan het kunnen voeren van een civielrechtelijk kort geding.

Ik merk ten overvloede op dat de betrokken MC bij het aanspannen van een kort geding zich zowel inhoudelijk als procedureel buiten de perken van de medezeggenschap heeft begeven. De door de MC gevraagde voorzieningen zijn door de rechter in kort geding geweigerd.

5. Bent u op de hoogte van de Nota van de Directeur Arbeidsvoorwaardenbeleid 2), waarin wordt aangegeven dat het BMD niet voorziet in een spoedprocedure vergelijkbaar met een kort geding procedure en dat bij de komende herziening van het BMD zal worden voorzien in een spoedprocedure? Zo ja, wat vindt u daarvan?

9. Kunt u aangeven waarom de in vraag 5 genoemde Nota in eerste instantie is gezonden aan de secretaris-generaal en dat nadien, bij het opvragen in een WOB procedure, gebleken is dat dezelfde nota gericht is aan de staatssecretaris en de minister? Zo ja, wat is de reden hiervoor?

Ja, met de voorzitter van de geschillencommissie is afgesproken dat zo nodig een spoedadvies kan worden uitgebracht. Dit zal vervolgens in het Besluit Medezeggenschap Defensie worden geborgd (zie het antwoord op vraag 13). Ten aanzien van de nota merk ik op dat alle notas van ambtelijke functionarissen aan bewindslieden door tussenkomst van de secretaris-generaal worden verzonden.

6. Bent u op de hoogte van de publicatie Richtlijn voor inhuur externe deskundigen 3), waarin wordt gemeld dat deze richtlijn van de staatssecretaris aangeeft dat een hoofd van een diensteenheid toestemming voor inhuur kan weigeren op basis van de hoogte van de kosten, twijfel aan deskundigheid, of op basis van een onvolledige offertestelling? Zo ja, wat vindt u hiervan?

7. Bent u op de hoogte van het feit dat genoemde richtlijn zonder enige vorm van overleg met zowel bonden als medezeggenschap tot stand is gekomen? Zo ja, wat vindt u hiervan?

8. Deelt u de stelling dat op deze wijze het juridische instrument ´kort geding´ in feite illusoir is geworden, omdat bij een kort geding meestal geen tijd is voor een offertestelling, deze inhuur niet pro deo geschiedt en omdat het hoofd van de diensteenheid op deze wijze de mogelijkheid tot het voeren van een kort geding in feite ongedaan maakt, dan wel kan vertragen, als dat in het belang van de diensteenheid van datzelfde hoofd is? Acht u dit juist?

Deze richtlijn is door mij uitgevaardigd en behelst een aanwijzing aan de bevoegde functionarissen over procedures ten aanzien van het besteden van gelden. De aanwijzing wijzigt geen rechten of verplichtingen, maar beoogt het waarborgen van het doelmatig en rechtmatig aanwenden van gelden in het kader van de economische bedrijfsvoering van het ministerie. Daarover heeft geen overleg met centrales of de personeelsvertegenwoordiging plaats.

De richtlijn heeft betrekking op het artikel 15, eerste lid, van het Besluit Medezeggenschap Defensie. Dit artikel regelt het bijwonen door externe deskundigen van vergaderingen over een bepaald onderwerp en heeft geen betrekking op de kosten van juridische bijstand. (zie ook het antwoord op de vragen 3 en 4)

12. Kunt u aangeven wanneer u de evaluatie van het Besluit Medezeggenschap Defensie heeft afgerond?

13. Wanneer kan de Tweede Kamer voorstellen tot wijziging of aanpassing in het kader van het Besluit Medezeggenschap Defensie naar aanleiding van de genoemde evaluatie tegemoet zien?

De evaluatie van het Besluit Medezeggenschap Defensie is voltooid. Met de centrales van overheidspersoneel wordt overleg gevoerd over de uitkomsten en eventueel daaruit voortvloeiende wijzigingen van dit Besluit. De Kamer zal van het resultaat op de hoogte worden gesteld.

Nieuws Nieuwsberichten