Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2515 AA 's-Gravenhage
Uw brief Ons kenmerk
5 oktober 2004 W&B/B&K/04/70281
Onderwerp Datum
Reactie op rapport over betaalgedrag in 29 oktober 2004
Nederland en persbericht Landelijk Platform
Met uw brief van 5 oktober 2004 vraagt u mij om een reactie op het rapport over
betaalgedrag in Nederland van Intrum Justitia en op het persbericht van het Landelijk
Platform Integrale Schuldhulpverlening.
Hieronder treft u mijn reacties aan.
1. Onderzoeksrapport over (wan)betaalgedrag in Nederland van Intrum Justitia.
Intrum Justitia presenteert zich als de grootste leverancier van credit management services
in Europa. Intrum Justitia is in Nederland vooral bekend om haar incassoactiviteiten.
Intrum Justitia wil met dit onderzoek de trends in consumenten(wan)betaalgedrag
waarnemen en aandacht vragen voor de schuldenproblematiek in Nederland.
Het is goed dat dit soort organisaties hun ervaringen delen en toegankelijk maken voor
derden.
Door het rapport beschikken we over een beter beeld hoe betalingsachterstanden kunnen
ontstaan. Tevens geeft het inzicht in de rol die de diverse actoren daarbij spelen.
Voor het onderzoek is door Intrum Justitia gebruik gemaakt van gegevens afkomstig van de
debiteuren van haar opdrachtgevers. De resultaten hebben daardoor op allerlei soorten
debiteuren betrekking en niet alleen op mensen die in een problematische schuldsituatie
verkeren. In het onderzoek valt dan ook te lezen dat een aanzienlijk deel van de
incassovorderingen ontstaan door laksheid en nalatigheid van debiteuren.
Daarnaast wordt in het rapport aangegeven dat (wan)betaalgedrag ook voor een belangrijk
deel wordt veroorzaakt door het debiteurenbeheer van de opdrachtgevers van het
incassobureau Intrum Justitia.
Ik wil graag reageren op een aantal inhoudelijke bevindingen van dit onderzoek:
2
- Intrum Justitia noemt als een van de oorzaak van (wan)betaalgedrag dat de invoering van
de Euro in 2001 het leven duurder zou hebben gemaakt, waardoor mensen in koopkracht
achteruit zijn gegaan.
Ik wil dit nuanceren door te wijzen op het onderzoek "Financiële problemen door de
invoering van de euro" uit 2002, dat in opdracht van de NVVK is uitgevoerd door het
Nibud. Hieruit blijkt dat de invoering van de Euro heeft geleid tot aanpassingsproblemen ten
aanzien van het besef of iets duur of goedkoop is. Volgens het Nibud hebben mensen
hierdoor vergissingen gemaakt en meer gekocht dan voorheen of duurdere varianten van
artikelen dan voorheen.
- Een positieve ontwikkeling die uit het rapport blijkt is dat het percentage vorderingen in de
leeftijdsklasse tot 35 jaar is gedaald met 4% t.o.v. vorig jaar.
- Intrum Justitia stelt dat met de vergrijzing de schuldenproblematiek toeneemt. Zij neemt
als ijkpunt voor de schuldenproblematiek de hoogte van de waarde van de vorderingen.
Uit het rapport (tabel op blz. 3 - verhouding van het percentage vorderingen tot percentage
van de bevolking) blijkt daarentegen dat met het oplopen van de leeftijd het percentage
afneemt.
Dit laatste spoort met de gegevens uit het onlangs uitgebrachte onderzoeksrapport Schulden:
een (on)dragelijke last? Uit dit onderzoek blijkt juist dat bij huishoudens met een kostwinner
in de leeftijd van 45 jaar en ouder, de problematische schulden afnemen.
Samenvattend meen ik te mogen stellen dat het onderzoek een interessant beeld geeft van
het betaalgedrag van debiteuren en een aantal indicaties bevat voor het ontstaan van
betalingsachterstanden. In die zin is het een belangwekkend rapport voor diverse actoren,
zoals financieringsinstellingen, ondernemers en schuldhulpverleners.
Het rapport is door de aangegeven beperkingen slechts in beperkte mate geschikt voor het
trekken van beleidsconclusies.
2. Persbericht van 23 september 2004 van het Landelijk Platform Integrale
Schuldhulpverlening
In reactie op het persbericht van 23 september 2004 van het Landelijk Platform Integrale
Schuldhulpverlening (LP), waarin het platform aangeeft dat SZW vanaf 1 januari 2005 de
rechtstreekse financiering van de landelijke samenwerkingsactiviteiten stopt en dat dit de
activiteiten van het LP onmogelijk zou maken, bericht ik u het volgende.
Het LP bestaat dit jaar 10 jaar: eerst als overleg platform en de laatste 4 jaar heeft zij
daarnaast extra ondersteuning geboden aan gemeenten door projecten uit te voeren. In de
afgelopen 4 jaar heeft het LP verschillende methodieken rond de uitvoering van de integrale
schuldhulpverlening laten ontwikkelen, zoals het Landelijk Referentiemodel Integrale
Schuldhulpverlening en het Kwaliteitsmodel. Daarnaast heeft het LP diverse onderzoeken
laten doen. In die periode heeft het LP veel en goed werk verricht om gemeenten te
ondersteunen door verschillende instrumenten aan te reiken om de integrale
schuldhulpverlening vorm te kunnen geven. Als nieuwste instrument heeft het LP en de
SGBO onlangs de Handreiking Integrale Schuldhulpverlening ontwikkeld, waarin een
basispakket integrale schuldhulpverlening is beschreven.
Met de komst van de Wet Werk en Bijstand en na 10 jaar LP is het goed om te kijken waar
we staan en op welke wijze gemeenten gefaciliteerd kunnen worden op het terrein van
schuldhulpverlening. Het nut en de noodzaak van een landelijke overlegfunctie van het
platform staat niet ter discussie.
3
Echter teneinde er zeker van te zijn dat gemeenten de ondersteuningsproducten krijgen
waaraan ze behoefte hebben zal de financiering van projecten vanaf 1 januari 2005 plaats
vinden in het kader van het Innovatie Programma Werk en bijstand (IPW), dat samen met
gemeenten, VNG en Divosa is vastgesteld. Het IPW biedt volop kansen aan het LP om
samen met gemeenten projecten te ontwikkelen.
Ik betreur het dan ook dat het LP mijns inziens onterecht de conclusie heeft getrokken dat de
activiteiten van het LP onmogelijk worden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
(H.A.L. van Hoof)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid