beantwoording vragen over microfinanciering, opgenomen in WO verslag
nr. 97
Kamerbrief inzake beantwoording vragen over microfinanciering,
opgenomen in WO verslag nr. 97
Aan de Voorzitter van de
De Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Duurzame Economische Ontwikkeling
Afdeling Ondernemerschap en Bedrijfsontwikkeling
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
29 oktober 2004
Auteur
Johan de Waard
Kenmerk
DDE-0686a/2004
Telefoon
070-348 5258
Blad
1/7
Fax
070-348 5956
Bijlage(n)
---
johan-de.waard@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen over microfinanciering, opgenomen in WO verslag
nr. 97
www.minbuza.nl
C.c.
Nederlands Platform voor Microfinanciering
Tijdens het overleg van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken met
de minister van Buitenlandse Zaken en ondergetekende over het
Jaarverslag 2003 van het ministerie van Buitenlandse Zaken op 9 juni
2004 (TK 29540, nr. 97), heeft uw Kamer mij gevraagd om een overzicht
van financieringsinstellingen die microkredieten verschaffen en hun
kredietportefeuille. Voorts werden er vragen gesteld in hoeverre er
sprake is van een lappendeken van financieringsinstellingen die zich
bezighouden met het verstrekken van microkredieten.
Ik heb tijdens het overleg toegezegd uw Kamer hierover te zullen
informeren.
Microfinanciering geldt als een betrekkelijk uniek
ontwikkelingsinstrument, vanwege mogelijkheden ter stimulering van de
zelfredzaamheid en aanbieding van de financiële diensten op een
permanente basis, zonder bijvoorbeeld blijvende afhankelijkheid van
donorbijdragen. Een grotere toegang tot en uitbreiding van financiële
diensten vereist integratie van microfinanciering in de financiële
sector. Dit betekent een toenemende rol ook voor private partijen,
naast traditioneel de overheid en maatschappelijke organisaties. Ook
in Nederland hebben we kunnen zien dat het aantal instellingen,
betrokken bij microfinanciering, is toegenomen. Ik onderschrijf deze
verbreding en ben voorstander van een publiek-private dialoog tussen
de verschillende geledingen op basis van complementariteit. De
oprichting vorig jaar van het Nederlands Platform voor
Microfinanciering, waarin instellingen actief op het gebied van
microfinanciering in Nederland zich hebben verenigd, ondersteun ik dan
ook van harte.
Ik gebruik nadrukkelijk het woord microfinanciering, omdat dit een
wijdere strekking heeft dan micro-kredieten. Bij micro-kredieten wordt
doorgaans gedacht aan kleine leningen, terwijl met microfinanciering
een veel breder spectrum van financiële diensten wordt aangeduid,
zoals, naast leningen, bijvoorbeeld besparingen,
aandelenparticipaties, garanties, verzekeringen, overmakingen en de
beschikking over een bankrekening. Het financieringsaanbod vanuit
Nederland heeft betrekking op leningen, aandelenparticipaties,
garanties en sinds kort micro-verzekeringen.
Een van de activiteiten van het Platform betreft het verkrijgen van
inzicht in de 'Dutch offer for microfinance'. Hiertoe worden de leden
tweemaal per jaar gevraagd hun kredietportefeuilles te actualiseren.
Ik waardeer bijzonder de bereidheid van alle leden om hieraan mee te
werken, met name ook omdat het overwegend private partijen betreft.
Financiële instrumenten en schenkingen
Tabel 1 geeft per instelling inzicht in de financiële instrumenten en
schenkingen.
Tabel: financiële instrumenten en schenkingen per instelling
Bron: Nederlands Platform voor Microfinanciering
Ter toelichting op deze tabel dient het volgende.
T.a.v financieringsmiddelen
De opgetelde kredietenportefeuilles vertegenwoordigen een bedrag van
ruim EUR 206,8 ln., bestaande uit leningen ter grootte van EUR 134,3
miljoen., aandelenparticipaties ter grootte van EUR 66,8 miljoen en
garanties ter grootte van EUR 5,7 mln. De 12 instellingen zijn op dit
moment in volgorde van belang qua uitzettingen Oikocredit, Triodos
Bank met een drietal fondsen, FMO, Stichting Doen, Cordaid,
Interpolis. Het belang van Stichting Doen neemt verder toe wanneer in
aanmerking wordt genomen dat het Triodos-Doen Fonds gegarandeerd wordt
door Foundation Doen. Hivos verstrekt zelf geen financiële diensten,
doch Hivos middelen worden aangewend als garantie voor de uitzettingen
onder het Hivos-Triodos Fonds (tot 90%) en momenteel het Triodos Fair
Share Fonds (tot 50%).
Voor een helder begrip: bij de verstrekking van financiële diensten
gaat het in belangrijke mate om privaat geld. Inzet van
overheidsmiddelen is beperkt tot de financiering van de
kredietportefeuilles van FMO en de MFO's. Naar schatting gaat het
hierbij om een bedrag van ca. EUR 68 miljoen. (EUR 30 miljoen via FMO
en ca. EUR 38 miljoen via Cordaid, Hivos, Novib en ICCO, rekening
houdend ook met eigen middelen), hetgeen overeenkomt met ca. 1/3 van
de totale uitzettingen.
Naast financiële diensten, verstrekken instellingen ook een totaal
bedrag van bijna EUR 19 miljoen aan schenkingen in 2004 die zij
ontvangen van met name mijn Departement, ICCO, Novib, Hivos, Stichting
Doen, SNV en Cordaid. Met deze fondsen wordt bijgedragen aan de
capaciteitsopbouw van microfinancierings- instellingen in de
ontvangende landen alsmede nationale en enige internationale
netwerken.
T.a.v. de geografische spreiding
Met betrekking tot de geografische verdeling valt op dat de meeste
uitzettingen in Midden- en Latijns Amerika zijn (bijna 49%, met als
belangrijkste landen Peru, Bolivia, Nicaragua, Costa Rica, Ecuador en
Chili), gevolgd door Azië (ruim 19%, met als belangrijkste landen
India, Cambodja en Filippijnen), Centraal & Oost-Europa plus landen
behorend tot voormalige Sovjet-Unie (bijna 18%, met als belangrijkste
landen de Federale Republiek Joegoslavië en Bosnië-Herzegovina) en
Afrika (ruim 12%, met als belangrijkste landen Kenia en Oeganda).
T.a.v. samenwerking
Er zijn verschillende voorbeelden van samenwerking. Van het totale
bedrag aan uitzettingen is bijna 10% uitgezet in de vorm van
zogenaamde syndicaatleningen, waarbij een van de instellingen als
leider optreedt, terwijl 1 of meerdere andere instellingen in de
financiering participeren. Voorts, zoals al opgemerkt, heeft Hivos een
al geruime tijd lopende samenwerkingsovereenkomst met Triodos Bank.
ICCO werkt nauw samen met Oikocredit middels een garantiefaciliteit.
Novib heeft een samenwerkingsverband met ASN.
T.a.v. cliënten
Het totale cliëntenbestand dat financieringsmiddelen ontvangt bestaat
uit ca. 600 instellingen, waarvan ca. 565
microfinancieringsinstellingen, 15 financieringsinstellingen die
gelden zelf investeren en/of doorlenen aan
microfinancieringsinstellingen en een twintigtal netwerken. Ruim 40%
van de middelen wordt beschikbaar gesteld in bedragen variërend tussen
de EUR 100.000 en EUR 500.000.
Lappendeken of partnerschap?
Bovenstaand overzicht laat zien dat Nederland een breed aanbod van
diverse vormen van ondersteuning kent op het gebied van
microfinanciering. Dit werd ook uitgesproken positief beoordeeld
binnen de recent gehouden donor peer review. Nederland bleek
internationaal te behoren tot de kopgroep met het meest diverse aanbod
van financieringsinstrumenten. Hiermee kan goed worden ingespeeld op
de gevarieerde behoeften in ontwikkelingslanden. De meeste andere
landen kennen een beperkter instrumentenpalet, waardoor er minder
effectief ondersteuning kan worden geboden.
Nederland kent ook een breed aanbod van aanbieders van ondersteuning.
Dit is historisch zo gegroeid. Binnen de aanbieders zijn vier stromen
te onderkennen:
· De medefinancieringsorganisaties. Ontwikkelingssamenwerking
is in 1997 akkoord gegaan met aanbieding van financiële diensten door
MFO's. De typische 'niche' voor MFO's hierbij is ondersteuning van
opkomende microfinancieringsinstellingen tijdens de ontwikkelingsfase
middels een mix van financiële en niet-financiële diensten. De
aanleiding voor deze ontwikkeling kwam mede vanuit het veld: cliënten
van de MFO's vroegen vaker om niet alleen schenkingsmiddelen, maar ook
om kredietverlening en andere financieringsmiddelen;
· Andere particuliere not-for-profit instellingen. Deze
instellingen, zoals de Stichting Doen en de Stichting Steun
Rabobanken, hebben vanuit verschillende perspectieven de conclusie
getrokken dat ondersteuning van microfinanciering een doeltreffend
middel kan zijn voor het bereiken van de sociale doelen die zij
zichzelf hebben gesteld. De Stichting Doen houdt zich sinds 1994 met
microfinanciering bezig, de Stichting Steun Rabobanken is in 1974 van
start gegaan. Recent zijn ook andere Stichtingen als de Van Leer
Stichting en de Progressio Stichting gaan nadenken of er ook voor hen
een rol op dit terrein is weggelegd.
· Financiële instellingen. Sommige financiële instellingen,
als Oikocredit, ASN, Triodos en FMO, houden zich al geruime tijd met
microfinanciering bezig. Zij richten zich op het meer ontwikkelde
segment van de microfinancieringsmarkt in ontwikkelingslanden en
zorgen ervoor dat deze aansluiting krijgen met het formele financiële
systeem. Voor andere financiële instellingen is in de afgelopen jaren
het bewustzijn gegroeid dat er ook voor hen een rol is weggelegd:
ABN/AMRO, ING, Rabobank en Interpolis. Voor een deel is dit gebaseerd
op het invullen van de maatschappelijke betrokkenheid, maar ook is er
meer aandacht voor de positieve business case van microfinanciering:
in het hoge segment van de markt kunnen ook verantwoorde commerciële
transacties worden gedaan.
· De overheid. Voor Ontwikkelingssamenwerking is er al lange
tijd de erkenning dat microfinanciering een effectief middel voor
armoedebestrijding kan zijn. In de loop der jaren zijn dan ook
verschillende initiatieven op dit terrein ondersteund. Zo is de
overheid al in 1979 instrumenteel geweest bij de oprichting van de
stichting Women's World Banking, een organisatie die zich richt op de
ondersteuning van vrouwelijke ondernemers met een laag inkomen door
hen toegang tot financiering, kennis en markten te bieden. Meer recent
heeft de overheid begin dit jaar de regeling sociaal-ethische
projecten goedgekeurd, bedoeld om geïnteresseerde particulieren
middels een heffingskorting te stimuleren te beleggen in
sociaal-ethische fondsen. Inmiddels heeft een drietal fondsen zich
laten registreren. De overheid richt zich bij haar ondersteuning
vooral op het delen van kennis over best practices, ondersteuning bij
de opbouw van op termijn levensvatbare financiële instellingen en
financiële markten in ontwikkelingslanden en het verbeteren van het
financiële klimaat in ontwikkelingslanden om de
microfinancieringsmarkt te laten ontwikkelen. Bij dit laatste kan
gedacht worden aan advisering van overheden door bijvoorbeeld CGAP,
maar ook aan de ontwikkeling van lokale maatschappelijke organisaties
die opkomen voor de belangen van de sector, op nationaal niveau als in
international verband zoals de internationale brancheorganisatie INAFI
(International Network for Alternative Financial Institutions)
Het brede scala aan aanbieders kan rekenen op een positieve feedback
van financiële instellingen in ontwikkelingslanden, die waarde hechten
aan relaties met verschillende Nederlandse instellingen, vanwege de
verschillende toegevoegde waarde die elke instelling heeft.
Het Nederlands Platform voor Microfinanciering
De verschillende partijen onderkennen het belang van uitwisseling van
relevante informatie, afstemming en samenwerking, bedoeld om het
diverse aanbod, mede bezien vanuit de optiek van ontwikkelingslanden,
op een zo efficiënt en effectief mogelijke wijze in te zetten en
onnodige versnippering tegen te gaan. Geconstateerd is dat niemand
gebaat is bij een lappendeken aan initiatieven en dat er voor
microfinanciering sprake is van complementaire rollen tussen overheid,
maatschappelijke organisaties, private partijen en de diverse
financiële instellingen. Het in 2003 opgerichte Nederlands Platform
voor Microfinanciering is inmiddels een goed middel gebleken om
partijen bij elkaar te brengen. Het Platform heeft verschillende
functies:
a) Coördinatie van gemeenschappelijke actie, zoals de organisatie
van het openingsevenement voor het door de Verenigde Naties
uitgeroepen International Year of Microcredit 2005 en het stroomlijnen
van de kalender van de verschillende publieksactiviteiten gedurende
2005;
b) Informatieuitwisseling over elkaars activiteiten in
ontwikkelingslanden: het overzicht zoals eerder in deze brief is
geschetst is ontleend aan een produkt van het Platform. Hiermee wordt
duidelijk wie waar actief is, zodat mogelijkheden voor meer
samenwerking in het veld, zoals bijvoorbeeld syndicaatsfinanciering
kunnen worden verkend;
c) Samenwerking op terreinen die een gemeenschappelijk belang
dienen. Gedacht kan worden aan de gezamenlijk in uitvoering zijnde
impactstudie voor de verschillende inspanningen in Mozambique, aan de
stroomlijning van rapportagevereisten (zodat cliënten in
ontwikkelingslanden niet op tien verschillende manieren moeten
rapporteren) en het zoeken naar consensus over de belangrijkste
indicatoren ter meting van financiële en sociale doelstellingen
verbonden aan microfinanciering;
d) Kwaliteitsverbetering. Het Platform houdt de leden ook scherp:
niet alleen aandacht voor de eigen korte termijn doelstellingen, maar
ook optimalisering van de toegevoegde waarde als afzonderlijke
instelling en/of in alliantie met anderen, met het oog op de duurzame
ontwikkeling van financiële markten in ontwikkelingslanden. In dit
verband past bijvoorbeeld comparatieve studie die het Platform
voorbereidt.
Het Platform functioneert op basis van een roulerend voorzitterschap.
Nadat Hivos in het eerste jaar deze functie vervulde, wordt het
coördinatorschap dit jaar door Novib vervuld. Tijdens het laatste
overleg op 20 oktober heeft Novib voorgesteld het voorzitterschap met
een jaar te verlengen, ter behoud van continuïteit tijdens het
aankomende UN Year of Microcredit. Dit is door de leden in dank
aanvaard. Ik ben beide instellingen zeer erkentelijk voor de inzet en
voortvarende wijze waarop in de achterliggende periode invulling is
gegeven aan de ontwikkeling van de Platform agenda en het bereiken van
consensus hierover. Mede hierdoor zijn er tot nu toe goede resultaten
bereikt. Het Platform biedt nu een goede basis voor een open
samenwerking tussen de verschillende partijen. Ik hecht er dan ook aan
dat de overheid, naast de maatschappelijke organisaties en diverse
financiële en private instellingen, een actieve inbreng blijft hebben
bij zowel de verdere ontwikkeling van de agenda van het Platform als
ook de ondersteuning bij de uitvoering van overeengekomen
activiteiten.
Nederland en het UN Year of Microcredit 2005
Het UN Year of Microcredit biedt een mooie kans om het belang van
microfinanciering voor armoedebestrijding beter op de kaart te zetten.
In 2005 zullen ook de verschillende Platformleden dit aangrijpen om
hiervoor aandacht te vragen. Dit zal gebeuren door de organisatie van
verschillende seminars, evenementen en expert bijeenkomsten, de
publicatie van artikelen, brochures en boeken, enkele documentaires op
televisie en aandacht voor sociaal-ethische beleggingsproducten. De
evenementen worden over het algemeen georganiseerd door een of enkele
Platformleden, waarbij het Platform secretariaat kijkt naar de
uniformiteit van de boodschap en de evenementenkalender op elkaar
afstemt.
Daarnaast zullen binnen het Platform stappen gezet worden om de
samenwerking verder te verbeteren, bijvoorbeeld door de uitvoering van
een comparatieve studie die zal ingaan op de toegevoegde waarde van
elk der instellingen.
Ik vertrouw erop uw Kamer met bovenstaande informatie adequaat te
hebben geïnformeerd.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Ministerie van Buitenlandse Zaken