commentaar op het UNFPA-rapport "State of World Population 2004"
Kamerbrief inzake commentaar op het UNFPA-rapport "State of World
Population 2004"
Aan de Voorzitter
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Verenigde Naties en Internationale Financiële Instellingen
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
29 oktober 2004
Behandeld
Mark van der Velden
Kenmerk
DVF/FS - 240/04
Telefoon
00 31 70 348 6854
Blad
1/4
Fax
00 31 70 348 6465
Bijlage(n)
-
Mark-vander.velden@minbuza.nl
Betreft
Commentaar op het UNFPA-rapport "State of World Population 2004"
Graag stel ik u, in antwoord op commissieverzoek 04-Buza-57, in kennis
van mijn commentaar op het UNFPA-rapport "State of World Population
2004", dat ik op 15 september jl. in Nieuwspoort officieel van UNFPA
in ontvangst nam. Tien jaar na de in 1994 te Caïro gehouden
International Conference on Population and Development (ICPD), maakt
UNFPA in dit jaarlijks gepubliceerde Wereldbevolkingsrapport de balans
op. Het rapport `The Cairo Consensus at Ten: Population, Reproductive
Health and the Global Effort to End Poverty' geeft een overzicht van
hetgeen landen hebben bereikt en welke uitdagingen er nog liggen bij
de verdere implementatie van het actieprogramma van ICPD.
Het rapport bevestigt in feite mijn keuze om seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten tot een prioritair thema binnen mijn beleid te
maken. In de notitie `Aan Elkaar Verplicht' (TK 29234, nr. 1) schreef
ik: "Minder armoede is alleen te behalen als ook de Cairo agenda wordt
geïmplementeerd.". Het Wereldbevolkingsrapport bevestigt het empirisch
fundament van deze beleidskeuze: `Analysis of more recent data
confirms that countries that have reduced fertility and mortality by
investing in health and education have prospered as a result'. Men
noemt dit ook wel de `population bonus'. De centrale doelstelling van
het beleid, namelijk armoedebestrijding, waarbij via het pad van
duurzame ontwikkeling de Millennium Development Goals moeten worden
gehaald, is dus alleen te behalen door implementatie van de
Caïro-agenda. UNFPA heeft in zijn analytische werk voorts aangetoond,
dat interventies op het gebied van seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten zeer efficiënt zijn in termen van kosten en
baten. Mijn focus op deze thematiek is derhalve volledig consistent
met, en past uitstekend bij, een resultaatgericht beleid.
Wat betreft de implementatie van het ICPD-actieprogramma gedurende het
afgelopen decennium geldt, dat het glas zowel half vol als half leeg
is. Er is veel bereikt, maar er is ook nog veel te doen. Enerzijds
kunt u in het rapport bijvoorbeeld lezen, dat het gebruik van moderne
anticonceptiemiddelen de afgelopen tien jaar substantieel is
toegenomen (van 55% naar 61% van de (echt)paren), dat overheden het
ICPD- actieprogramma omarmd hebben als een essentieel onderdeel van
hun ontwikkelingsstrategie en dat driekwart van de 169 rapporterende
landen een nationale strategie voor HIV/AIDS-bestrijding heeft
ontwikkeld. Anderzijds leert het rapport echter, dat de moedersterfte
wereldwijd gezien onverminderd hoog is, de HIV/AIDS -pandemie steeds
alarmerender vormen aanneemt en dat de voortdurende ongelijkheid
tussen de sexen een volledige en succesvolle implementatie van het
ICPD-actieprogramma in de weg staat.
Mijn conclusie, onder meer op basis van dit Wereldbevolkingsrapport,
is dat de zogenaamde omslag of paradigm shift van Caïro, waarbij de
beleidsfocus verschoof van bevolkingsplanning naar de rechten en
behoeften van individuen, inmiddels grotendeels is vertaald naar, en
ingebed in, instituties. Het rapport bevestigt, dat er op nationaal
niveau in ruime mate ownership is van het ICPD-actieprogramma. Dat
komt onder meer tot uitdrukking in nieuwe ICPD-conforme programma's,
wetgeving en organisaties.
Deze instituties hebben echter nog in onvoldoende mate vruchten
afgeworpen, omdat de implementatie van het ICPD-actieprogramma in mijn
ogen wordt belemmerd door met name de volgende factoren:
1. Het gebrek aan financiële middelen beschikbaar voor
implementatie, en daarmee ook het gebrek aan uitvoeringscapaciteit;
2. De ideologische, conservatieve druk op het Caïro-acquis
vanuit zowel enkele Westerse landen, als vanuit een aantal
Islamitische.
3. Culturele en traditionele belemmeringen die onderdrukkend
zijn voor vrouwen en meisjes.
4. Het armoedeprobleem in het algemeen.
De sleutel tot de oplossing van deze problemen ligt in mijn opvatting
in het principe van partnerschap. Zoveel mogelijk actoren, van
internationale organisaties tot individuele burgers, moeten in
partnerschap samenwerken en hun kennis, vaardigheden en middelen
bijeenbrengen om het gezamenlijke doel, de volledige implementatie van
het ICPD-actieprogramma, te bereiken. Ook het bedrijfsleven kan een
belangrijke rol spelen.
Zowel donoren als ontvangende landen zijn tot nu toe tekortgeschoten
wat betreft het beschikbaar stellen van financiële middelen. Zoals het
Wereldbevolkingsrapport meldt, hebben donoren gemiddeld genomen
slechts de helft beschikbaar gesteld van wat zij in 1994 beloofd
hadden. Ook ontvangende landen hebben niet voldoende financiële
prioriteit gegeven aan de implementatie van ICPD, inclusief
capaciteitsopbouw in eigen land, al hebben zij het naar verhouding
beter gedaan dan donoren. Nederland zal een krachtige financiële
bijdrage aan de implementatie van het ICPD-actieprogramma blijven
leveren. Daarnaast spreekt Nederland ook voortdurend zowel donoren als
ontvangende landen aan op hun financiële commitment ten aanzien van
ICPD.
Een specifiek probleem in deze is het gebrek aan middelen voor
reproductieve gezondheid, zoals anticonceptiva, condooms,
kraampakketten en medicijnen om geslachtsziekten te behandelen. Op
basis van een analyse van 49 landen schat UNFPA in dat dit tekort dit
jaar USD 75 miljoen bedraagt. Ik heb nu het initiatief genomen om
tezamen met de EU-partners dit gat te dichten. Voorts heb ik het
voornemen om mij, in samenwerking met UNFPA en andere gelijkgezinde
partners, te richten op structurele capaciteitsopbouw in landen zelf
op dit gebied.
Een tweede obstakel voor de implementatie van ICPD is de politisering
van de Caïro-agenda door conservatieve groeperingen. De pragmatische
en resultaatgerichte implementatie van eerder aangegane
verplichtingen wordt hierdoor gehinderd. Tijdens de bijeenkomsten dit
jaar in het kader van `10 jaar ICPD' is gebleken dat er nog altijd
zeer brede steun voor de ICPD-consensus is. Om verdere politisering
van het actieprogramma tegen te gaan, is een dialoog met verlichte
sectoren in de maatschappij onontbeerlijk. Daarnaast moeten
niet-wetenschappelijk gefundeerde, ideologisch bepaalde uitspraken
gerelateerd aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten met
kracht publiekelijk weersproken worden, hetgeen ik in het verleden ook
altijd heb gedaan. Onze aanpak moet derhalve gebaseerd zijn op empirie
en dialoog, in plaats van ideologie en confrontatie.
Voorts spelen er in veel landen ook culturele en traditionele
factoren, die de implementatie van ICPD verhinderen. Wederom is een
open dialoog met de belanghebbenden het startpunt voor het overwinnen
van dergelijke weerstanden en in feite een onontbeerlijk middel om op
lange termijn ontwikkeling te realiseren. Zoals het
Wereldbevolkingsrapport ook vermeldt: `To be successful and
sustainable, development efforts need to recognize local social and
cultural realities and promote open dialogue and community
involvement'. Een voorbeeld van een dergelijke dialoog was de
conferentie over reproductieve rechten en cultuur, die ik op 8 maart
jl. organiseerde ter gelegenheid van Wereldvrouwendag.
Het armoedeprobleem in het algemeen komt in onevenredige mate op de
schouders van vrouwen en meisjes terecht en daarmee wordt ook de
realisatie van hun seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
belemmerd. Mijn beleidinspanningen in bredere zin, alle uiteindelijk
gericht op armoedebestrijding, komen dus ook ten goede aan de
implementatie van ICPD.
Ik benut het huidige EU-Voorzitterschap van Nederland actief om het
politieke en financiële commitment voor ICPD te verdiepen en te
verbreden. Ook na het EU-Voorzitterschap en na alle vieringen in
verband met `10 jaar ICPD' moet implementatie van de Caïro-agenda
echter hoog op de agenda blijven staan. Ik zal mij hiervoor actief
inzetten, zowel via multilaterale gremia als door financiering van
bilaterale programma's op het terrein van seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten in de partnerlanden. Met Luxemburg, dat na
Nederland het EU-Voorzitterschap zal bekleden, ben ik in gesprek over
de manier waarop dit de komende periode het meest effectief kan
gebeuren. De implementatie van het ICPD-actieprogramma alsmede de
obstakels en uitdagingen in deze, zoals beschreven in het State of
World Population Report, blijven mijn aandacht vragen en vormen een
essentieel onderdeel van mijn beleid. Zo organiseer ik ter gelegenheid
van Wereldvrouwendag 2005 bijvoorbeeld opnieuw een evenement, met
ditmaal als rode draad `the meeting of generations'. Tijdens dat
evenement zullen jongeren uit de hele wereld met elkaar van gedachten
wisselen over thema's die raken aan seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten van jongeren. Partnerschap als fundament van het
beleid vertaalt zich in een betrokkenheid over grenzen èn generaties
heen.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Ministerie van Buitenlandse Zaken