Den Haag, 28 oktober 2004
Bijdrage van Saskia Noorman-den Uyl aan de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Werk en inkomen kunstenaars (wWik nr 29 574)
De Partij van de Arbeid vindt de wet Werk en inkomen kunstenaars is een belangrijk instrument om kunstenaars de kans te bieden om uiteindelijk met hun kunst zelf hun brood te verdienen. Maar de PvdA vindt ook dat het hoog tijd is dat de WIK wordt aangepast. De bestaande regeling is zeer ingewikkeld en een administratief monster.
Als de regering zich beperkt had tot het afbreken van die administratieve rompslomp dan was ik tevreden geweest. Maar nee.
Er worden in dit voorstel die maatregelen extra genomen die de PvdA niet accepteert.
1. Ieder jaar meer verdienen
Er wordt geëist dat de kunstenaar in de WIK ieder jaar meer verdienen moet (de progressieve inkomenseis).Dat lijkt heel redelijk. Maar er zit een dikke adder onder het gras. Want zoals het nu in het wetsvoorstel is geregeld, hoeft de kunstenaar eigenlijk helemaal niet extra te verdienen. Dat mag zijn vrouw ook doen. Dat zegt niks over goed presteren. En als de kunstnaar extra verdient dan gaat hij of zij een tijdje uit de WIK. Prima toch? Ja, maar dat geld telt dan niet mee.
Deze progressie-eis is een wassen neus die de kunstenaar zo alleen maar in de problemen brengt. In ieder geval de academieverlater die meteen al een bijbaan moet zoeken. De PvdA houdt vast aan de huidige inkomenseis, want je moet wel laten zien dat je wel een beetje je brood er mee kan verdienen. Wij willen op een andere manier kijken of mensen serieus in hun vak bezig zijn om een toekomst te bouwen. De PvdA heeft inmiddels een amendement ingediend om die progressie-eis te schrappen.
2. Goed presteren
Op een goede manier in je vak aan een zelfstandige toekomst bouwen moet wel duidelijk worden. De commissie Kunstenaar en Co van het ministerie van OCW houdt jaarlijks de vinger aan de pols en kijkt hoe iedere kunstenaar in de WIK zijn werk doet. Dat is een deskundig oordeel dat meer zegt over de prestaties dan de progressie-eis. Daarom wil de PvdA dat de gemeente die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de WIK jaarlijks deze rapportage krijgt toegestuurd.
3. Ongelijk beroepskostenforfait
Er wordt, heel raar, een verschillende norm gesteld voor het beroepskostenforfait voor scheppende en niet-scheppende kunstenaars. Dat verschil wordt door de regering niet verklaard. De kosten om dat beroepskostenforfait het gelijk te trekken zijn ¤ 22.750. De PvdA-fractie heeft ook hierover een amendement ingediend.
4. Projectengeld
Het oorspronkelijke geld voor projecten van kunstenaars is gehalveerd van ¤ 6,1 mln naar ¤ 3,1 mln. De regering zegt dat ze daar ambtenbaren van OCW van betaald heeft.
De PvdA-fractie is daar niet van gediend. Het aantal kunstenaars dat een beroep op de WIK doet is toegenomen en het geld om de opbouw van hun beroepspraktijk te ondersteunen is gehalveerd. Waar slaat dat op? Heeft dit kabinet wel serieus een hart voor kunst en cultuur?
Samenvatting WIK
Sinds 1 januari 1999 kunnen kunstenaars die de ambitie hebben om een beroepspraktijk als kunstenaar te starten een beroep doen op de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK).
De kunstenaar (en partner) krijgen dan ongeveer 75% van de bijstandsnorm, maar mogen bijverdienen tot 125% van de bijstandsnorm.
Hierdoor kunnen zij gedurende maximaal 48 maanden in de kosten van het levensonderhoud voorzien als zij in de opbouwperiode van een beroepspraktijk als kunstenaar niet zelfstandig in de kosten van het levensonderhoud kunnen voorzien. Met de komst van de WIK kwam er een einde aan een periode waarin kunstenaars ten onrechte een beroep moesten doen op de Algemene bijstandswet (ABW) of de daarvan afgeleide regelingen voor werkloze werknemers of zelfstandige ondernemers.
Uit de evaluaties van de WIK blijkt dat gemeenten en kunstenaars de WIK, waar het gaat om uitgangspunten en inhoud, positief beoordelen. Van de kunstenaars die de WIK uitstromen blijkt ongeveer 75% op eigen benen te kunnen staan, los van de bijstand. Dat is succesvol.
Met de herziening van de WIK, de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK), wordt ernaar gestreefd de voorwaarden te scheppen voor een meer effectieve financiële ondersteuning van beroepsmatig actieve kunstenaars. Aan dit streven liggen de volgende concrete doelstellingen ten grondslag:
- Vereenvoudiging van wet- en regelgeving (terugdringen van bureaucratie, waaronder begrepen terugdringen van de uitvoeringslasten, een betere afstemming van de regelgeving op aanpalende wet- en regelgeving).
- Het effectief bevorderen van de zelfstandige bestaansvoorziening als beroepsmatig actief kunstenaar via een renderende - al dan niet gemengde - beroepspraktijk.