Federale regering Belgie
Management
(2004-10-28)
Persbericht van de Ministerraad
Op voorstel van de heer Christian Dupont, Minister van
Ambtenarenzaken, keurde de Ministerraad een ontwerp van koninklijk
besluit goed tot wijziging van het koninklijk besluit (*) betreffende
de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de
federale overheidsdiensten.
Het ontwerp heeft de bedoeling een objectieve en transparante
evaluatieprocedure in te voeren voor de houders van managementfuncties
(de topmanagers) in de federale overheidsdiensten.
Met de invoering van een mandatenstelsel voor de hogere ambtenaren wou
men de bestuursfunctie van de federale overheidsdiensten
professionaliseren. Het ging erom aan het hoofd van de
overheidsbesturen personen te plaatsen die over erkende
managementcapaciteiten beschikken en ze te evalueren op basis van de
behaalde resultaten.
De evaluatie van de houders van managementfuncties vormt de hoeksteen
van het mandatenstelsel. De invoering van een objectieve en billijke
evaluatieprocedure voor de houders van managementfuncties is dus een
voorwaarde om de modernisering van het federaal bestuur te doen
slagen.
Regelmatig aangepaste managementplannen
Iedere topmanager stelt binnen de zes maanden na zijn aanduiding een
managementplan en een operationeel plan op die hij ter goedkeuring
voorlegt aan de organen die hem moeten evalueren.
Die plannen moeten uitgaan van regeringsprioriteiten en minstens elk
jaar bij de opmaak van de begroting worden aangepast.
Om een zo coherent mogelijke methodologie op te stellen, zal een
koninklijk besluit de vorm en de minimuminhoud van deze plannen
vastleggen.
Geregelde evaluaties over precieze elementen
De manager wordt tijdens zijn mandaat van 6 jaar drie maal
geëvalueerd: de eerste twee tussentijdse evaluaties vinden plaats
telkens om de twee jaar, terwijl de eindevaluatie zes maanden voor het
verstrijken van zijn mandaat gebeurt.
De elementen waarmee rekening wordt gehouden voor de evaluatie, hebben
niet alleen betrekking op de verwezenlijking van de doelstellingen die
werden vastgelegd in de plannen, maar eveneens op de manier waarop die
doelstellingen werden behaald en op de persoonlijke bijdrage van de
mandataris bij het behalen van die doelstellingen.
Een objectieve evaluatie
Met uitzondering van de voorzitters wordt iedere top manager
geëvalueerd door een eerste evaluator, zijn onmiddellijke
hiërarchische meerdere, bijgestaan door een tweede evaluator, de
meerdere van de onmiddellijke meerdere, die instaat voor de
objectiviteit van het proces.
Voor de evaluatie van de voorzitters is de Minister de enige
evaluator. Hij wordt daarbij bijgestaan door een extern bureau dat
borg staat voor de objectiviteit van het proces.
Tijdens de evaluatiecyclus kunnen gesprekken plaatsvinden om het
functioneren van de geëvalueerde of de verwezenlijking van de
verschillende doelstellingen te bespreken.
Na afloop van het evaluatiegesprek wordt een evaluatieverslag
opgesteld. Voor de tussentijdse evaluatie (twee keer tijdens het
mandaat) staat er geen enkele vermelding in het verslag, behalve
wanneer deze onvoldoende is. De eindevaluatie daarentegen wordt
afgesloten met één van de volgende vermeldingen: zeer goed, voldoende,
onvoldoende.
De behaalde vermelding is beslissend voor het feit dat het mandaat al
dan niet wordt voortgezet.
Overgangsbepalingen voor de topmanagers die reeds aangesteld zijn
Om de evaluatie mogelijk te maken van de topmanagers die reeds voor de
inwerkingtreding van het besluit werden aangesteld en die in sommige
gevallen reeds meer dan twee jaar in dienst zijn, worden er
overgangsbepalingen ingevoerd.
Zo zullen ze twee maal worden geëvalueerd tijdens hun mandaat: een
eerste maal halfweg en een tweede maal, zes maanden voor het einde van
hun mandaat.
(*) van 29 oktober 2001.