Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal
Binnenhof4
Den Haag
- Directie Sub-Sahara Afrika
Afdeling Midden- en Oost-Afrika
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
- 28 oktober 2004
Behandeld
- Anneloes Schueler
Kenmerk
- DAF-1044/04
Telefoon
- 070-3486312
Blad
1/1
Fax
- 070-3486607
Bijlagen
- 1
- Anneloes.schueler@minbuza.nl
Betreft
- Beantwoording vragen van de ledenFerrier (CDA), Diettrich (D66) en Koenders (PvdA) over de conclusies van de Rwandese regering aangaande het parlementaire onderzoek naar het voortbestaan van genocide-ideologie in Rwanda.
Graag - bieden wiju hierbij- de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door Ferrier (CDA), Diettrich (D66) en Koenders (PvdA) over de conclusies van de Rwandese regering aangaande het parlementaire onderzoek naar het voortbestaan van genocide-ideologie in Rwanda. Deze vragen werden ingezonden op - 27 september 2004met kenmerk 2040500530.
De Minister De Minister
van Buitenlandse Zaken, voor Ontwikkelingssamenwerking,
Dr. B.R. Bot A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Antwoorden van - - - de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Van Ardenne van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking o- - p vragen van de leden Ferrier (CDA), Dittrich (D66) en Koenders (PVDA) over de conclusies van de Rwandese regering aangaande het parlementair onderzoek naar het voortbestaan van genocide-ideologie in Rwanda.
Vraag 1
Kent u de officiële reactie van de Rwandese regering op het rapport van de parlementaire commissie inzake het onderzoek naar het voortbestaan van een genocide ideologie in Rwanda? Zo ja, is dit de reactie die u verwacht had?
Antwoord
Nederland heeft zowel bilateraal als in EU-verband zijn zorgen over het rapport en de daarop volgende officiële reactie van de regering van Rwanda kenbaar gemaakt.
Vraag 2
Biedt de verklaring van de Rwandese regering voldoende basis voor u om een inhoudelijke reactie te geven? Zo ja, wat zal die reactie zijn?
Antwoord
De regering betreurt het dat de Rwandese regering niet glashelder heeft verklaard dat personen en organisaties onschuldig zijn totdat het tegendeel is bewezen. Hierdoor komt grote druk te staan op in het rapport beschuldigden. De Rwandese regering doet ook in redelijke termen gestelde kritiek op overheidsbeleid af met termen als 'divisionisme', waarmee het doelt op aanzetten tot etnische tegenstellingen. Hierdoor brengt de regering personen en organisaties die deze kritiek uiten in diskrediet
en tast zij democratische rechten aan. Bij de Rwandese regering is in EU-verband aangedrongen op terughoudendheid in het gebruik van deze termen en verzocht deze duidelijk te definiëren. De EU heeft een publieke verklaring uitgegeven waarin zorgen en kritiek onder woorden zijn gebracht.
Vraag 3
Hoe kijkt u aan tegen de kwaliteit van het parlementair onderzoek? Deelt u de conclusie dat, gezien uw eerdere uitspraken inzake de methodologische zwakte van het rapport, twijfels over de bewijslast en het niet toepassen van het principe van hoor en wederhoor, acties van de regering naar aanleiding van dit rapport strijdig kunnen zijn met de principes van rechtmatigheid?
Antwoord
Gelet op de methodologische zwakte van het parlementair rapport, twijfels over de bewijslast en het niet toepassen van het principe van hoor en wederhoor, dienen vraagtekens bij de kwaliteit van het rapport te worden geplaatst.
De Rwandese regering heeft het rapport voor nader onderzoek doorverwezen naar Justitie. Acties van de Rwandese regering die op een rechtelijke uitspraak vooruit lopen, zullen kritisch worden gevolgd en zonodig zal de regering hierop worden aangesproken.
Vraag 4
Wat is uw interpretatie van de vermelding dat de mensenrechtenorganisatie Liprodhor aan het Rwandese volk en de regering haar excuses heeft aangeboden voor slecht gedrag van enkele van haar leden en medewerkers, gezien het feit dat Liprodhor tot nu toe als kritische en zelfstandige organisatie bekend stond en daarom financiële steun vanuit Nederland krijgt? Zouden volgens u deze excuses in verband kunnen worden gebracht met de intimiderende werking van de beschuldigingen in de afgelopen
maanden, gezien ook de vlucht van Liprodhor-medewerkers naar Oeganda?
Antwoord
Het valt niet uit te sluiten dat er verband bestaat tussen een intimiderende werking van het parlementaire rapport en de excuses van Liprodhor. Hierbij moet worden aangetekend dat Liprodhor met interne problemen kampt. De organisatie heeft op 29 mei 2004 een eigen onderzoekscommissie ingesteld. De uitkomsten van dit onderzoek zijn besproken tijdens de Algemene Vergadering van Liprodhor op 11 september 2004, waarop is besloten tot het aanbieden van excuses voor het wangedrag van bepaalde leden.
Tijdens een bijeenkomst in oktober 2004, zal Liprodhor een nieuwe strategie presenteren. Verdere ontwikkelingen zullen nauwgezet worden gevolgd.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de Rwandese regering in zijn verklaring het standpunt inneemt dat schuld kan worden vastgesteld totdat onschuld is bewezen, omdat in de regeringsverklaring zowel beschuldigde personen en organisaties als donoren opgeroepen worden een onderzoek in te stellen om de beschuldigingen van het parlement te kunnen weerleggen? Zo ja, wat is uw reactie hierop?
Antwoord
De reactie van de Rwandese regering hinkt op twee gedachten: enerzijds een verwijzing naar de noodzaak van juridisch onderzoek, anderzijds een verzoek aan personen, organisaties en donoren om bij zichzelf te rade te gaan over mogelijke steun aan aanhangers van de 'genocide ideologie' en actie te ondernemen tegen hen.
Voor Nederland geldt dat personen onschuldig zijn totdat het tegendeel is bewezen. Aan de oproep van de Rwandese regering zal dan ook geen gehoor worden gegeven. Indien er door het Rwandese Openbaar Ministerie bewijzen worden geleverd dat er binnen de Nederlandse ambassade of door haar partnerorganisaties strafbare feiten worden gepleegd, zullen er maatregelen worden genomen.
Vraag 6
Kunt u aangeven wat, gezien het bovenstaande, de gevolgen kunnen zijn voor de bilaterale verhouding tussen de Nederlandse en Rwandese regering en het nog voor 2004 af te sluiten Memorandum of Understanding?
Antwoord
Onderkend dient te worden dat de kwestie van de genocide emotioneel zwaar belastend blijft in Rwanda. Maar dit doet niet af aan het feit dat van de regering van Rwanda verwacht mag en moet worden dat het uiterst zorgvuldig omgaat met het gebruik van terminologie als 'divisionisme' en het uiten van beschuldigingen. Zo niet, dan dreigt de indruk te ontstaan van politiek misbruik, gericht tegen organisaties en personen die zich inzetten voor een democratischer en rechtvaardiger Rwanda. Nederland
zal Rwanda in duidelijke termen blijven aanzetten tot meer openheid en tolerantie ten opzichte van kritische geluiden. Zowel het oude als het nieuw af te sluiten 'Memorandum of Understanding' (MoU) tussen Rwanda en Nederland, alsmede EU-consultaties onder de artikel 8 van de Cotonou-overeenkomst zullen hiervoor gebruikt worden. Indien de regering geen openingen biedt voor meer vrijheid, ook voor het maatschappelijk middenveld, zal Nederland zich, mede in EU-verband, bezinnen op te nemen stappen.
Hierbij dient niet uit het oog te worden verloren dat enerzijds het groeiend isolement van Rwanda een negatief effect kan hebben op zowel regionale als binnenlandse ontwikkelingen en anderzijds er in het Nederlands OS-beleid getracht wordt bij te dragen aan versterking van stabiliteit en 'rule of law' (constitutionele rechten en 'checks & balances').
===
Ministerie van Buitenlandse Zaken