Productschap Margarine


28.10.2004

Voedselconsumptiepeiling bevestigt dalende trend

Vetconsumptie van jongvolwassenen in Nederland gedaald

De afgelopen jaren zijn we minder vet gaan eten maar ook minder groenten en fruit. Dit blijkt uit de resultaten van de jongste Voedselconsumptiepeiling (VCP). Het doel van de VCP was om inzicht te krijgen in de mate waarin voeding van 19- tot 30-jarigen voldoet aan de door de overheid gestelde doelen voor de inname van totaal vet, verzadigd vet, transvet, energie en de consumptie van groente en fruit. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Uit de resultaten van de VCP blijkt dat de huidige energie-inname opnieuw is gedaald, wat in lijn is met de tendens van de vorige Voedselconsumptiepeilingen. Deze daling is met name toe te schrijven aan de daling van de vetconsumptie, welke is gedaald tot gemiddeld 34,4 energieprocent. Hiermee voldoet ruim de helft van de 19- tot 30-jarigen momenteel aan de aanbeveling van maximaal 35 energieprocent vet. Het aandeel koolhydraten in de voeding is de afgelopen jaren wel gestegen, maar groenten, fruit en aardappelen worden steeds minder geconsumeerd. Slechts 2 procent van de mannen en vrouwen (19- tot 30-jarigen) eet ten minste 200 gram groenten en 200 gram fruit per dag.

Inname van vetzuren
Naast de daling in totaal vet is ook de inname van verzadigd vet de afgelopen jaren gedaald. Gemiddeld genomen eten de 19-30 jarigen 12,9 energieprocent verzadigd vet. De consumptie van transvetzuren is eveneens gedaald en wel tot 1,1 energieprocent en benadert daarmee de norm. De gemiddelde dagelijkse inname van onverzadigde vetzuren past met 17,9 energieprocent binnen de aanbevolen range.

Vlees- en vleesproducten leveren 20 procent van de inname van totaal vet en zijn daarmee de belangrijkste bron. Smeer- en bereidingsvetten (inclusief producten als roomboter en de frituurvetten gebruikt in de horeca) en melkproducten (inclusief kaas) leveren eveneens een belangrijk aandeel aan de totale vetinname.
Melkproducten en vleesproducten zijn de grootste leveranciers van verzadigd vet en transvetzuren. Andere belangrijke bronnen van transvetzuren zijn zoutjes, koek, gebak en biscuit en frituurvetten in de horeca.
Smeer- en bereidingsvetten leveren 23 procent van de inname van onverzadigde vetzuren en zijn hiermee de belangrijkste leverancier. Conclusies en aanbevelingen
Naar aanleiding van de resultaten van de VCP wordt geconcludeerd dat de consumptie van zowel groenten als fruit onder Nederlandse jongvolwassenen onvoldoende is en dat hiervoor binnen het beleid en de voorlichting verdere aandacht nodig is. Wat de vetvoorziening betreft, blijven de inname van verzadigde vetzuren en in mindere mate de inname van transvetzuren aandachtspunten.

Het complete rapport van de VCP kunt u hier vinden.

Nadere inlichtingen over de VCP worden verstrekt door Bianca Leemkuil, tel. 070-3195145, e-mail leemkuil@mvo.nl.