Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Veiligheidsbeleid

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 28 oktober 2004

Behandeld

Harmen van Dijk


Kenmerk


- DVB/NN-465/04

Telefoon


- +31 (0)70 3486031


Blad


- 1/1

Fax


- +31 (0)70 3485684


Bijlage(n)


- 1


- harmen-van.dijk@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen vanhet lid Koenders over de conclusies in het rapport van de Iraq Survey Group

Graag - bied iku hierbij- de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - het lid- Koendersover - de conclusies in het rapport van de Iraq Survey Group. Deze vragen werden ingezonden op - 12 oktober 2004met kenmerk - 2040501550.


- De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Koenders (PvdA) over de conclusies in het rapport van de Iraq Survey Group

Vraag 1
Bent u verrast over de conclusies van het Iraq Survey Group (ISG)-rapport? 1) Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?

Vraag 4
Kunt u zo specifiek mogelijk ingaan op de hoofdconclusies van het rapport?

Antwoord
Het rapport bevestigt wat de afgelopen maanden al vaker is gerapporteerd door onder andere de voorganger van de heer Duelffer, David Kay, en Lord Butler in het Verenigd Koninkrijk, namelijk dat er naar alle waarschijnlijkheid geen voorraden massavernietigingswapens (MVW) meer aanwezig waren in Irak ten tijde van het begin van de militaire operatie in maart 2003.

Het rapport van de Iraq Survey Group (ISG) onderstreept dat Irak over de capaciteit beschikte en bovendien de intenties had om het MVW-programma te hervatten zodra het VN-sanctieregime zou zijn opgeheven. Het rapport is zeer uitgesproken over deze intenties.

Volgens het rapport was het primaire doel van Saddam Hussein gedurende de periode 1991 tot 2003 om de VN-sancties zo snel mogelijk op te laten heffen, waarna het regime onder meer zijn ambities op MVW-terrein weer kon oppakken.

Uit het rapport blijkt dat Irak actief poogde het sanctieregime te ondergraven, hetgeen volgens de ISG bijna zou zijn gelukt. Ook wist Irak, volgens het rapport mede met behulp van passieve of zelfs actieve steun van andere landen, in de periode 1996 ­ 2002 onder meer technologieën voor MVW-gerelateerde programma's te bemachtigen en zijn capaciteiten op het gebied van overbrengingsmiddelen opnieuw op te bouwen.

Meer specifiek zegt het rapport het volgende ten aanzien van enkele deelonderwerpen:

Raketten
Ten aanzien van raketten en andere overbrengingsmiddelen beschrijft het rapport de toegenomen activiteit van Irak vanaf 1996 om rakettechnologie te ontwikkelen. Hieronder bevond zich niet alleen de Al Samud II raket (waarvan UNMOVIC er in februari en maart 2003 een aantal vernietigde omdat deze de grens van 150 kilometer overschreed), maar bestonden ook ontwerpen voor raketten met een veel groter bereik. Duidelijk is volgens het rapport dat Irak, indien de sancties zouden zijn opgeheven, zijn raketprogramma zou hebben hervat.

Nucleaire programma
Ten aanzien van nucleaire wapens stelt het rapport dat er geen aanwijzingen zijn gevonden dat Irak zijn nucleaire programma weer had opgestart, maar tevens dat Saddam Hoesein zijn aspiraties voor een dergelijk wapen niet had opgegeven. Volgens het rapport werkte Irak actief aan het op peil houden van de nucleaire kennis, met het oog op een eventuele hervatting van het programma indien sancties zouden zijn opgeheven. Ook werkte het aan een klein aantal projecten (o.a. 'copper vapor laser') dat bij hervatting van nut had kunnen zijn.

Chemisch wapenprogramma
Op het gebied van chemische wapens (cw) concludeert de ISG dat Saddam zijn intenties om cw te verwerven nooit heeft opgegeven. Desalniettemin zijn geen aanwijzingen gevonden dat Irak in de periode 1991 ­ 2003 nieuwe chemische wapens heeft geproduceerd. Zijn voorraden heeft het vermoedelijk unilateraal vernietigd in 1991. Irak richtte zijn chemische industrie in de jaren negentig zodanig in dat het, zodra de sancties waren opgeheven, zeer snel (binnen zes maanden) weer cw zou hebben kunnen produceren (waaronder mosterdgas).

Biologische wapenprogramma
Ten aanzien van biologische wapens (bw) concludeert het rapport dat Irak zijn ambitie om snel bw te bemachtigen in 1996 opgaf en dat er sindsdien geen bewijs is dat het plannen had voor een nieuw BW-programma. De ISG neemt aan dat Irak zijn bw-voorraden begin jaren negentig unilateraal heeft vernietigd, maar heeft hiervoor ­ evenals UNMOVIC ­ geen bewijs.

Zowel ten aanzien van cw als bw is de ISG op het bestaan van een aantal niet aan de VN gedeclareerde laboratoria gestuit, die door de Iraqi Intelligence Service (ISS) werden aangestuurd. Deze laboratoria waren niet bij UNSCOM en UNMOVIC bekend. In deze laboratoria werd onder andere onderzoek gedaan naar giftige stoffen voor gebruik door de ISS (waaronder moordaanslagen). Er is door de ISG geen bewijs aangetroffen dat deze laboratoria voor militaire bw en cw programma's gebruikt werden.

Vraag 2
Hoe verhouden de uitlatingen van uw ambtsvoorganger 1) d.d. 4 september 2002 ('Er bestaat naar mijn mening geen twijfel dat Irak na het vertrek van de wapeninspecteurs-is doorgegaan met ontwikkeling van met name biologische en chemische wapens') 2), d.d. 1 oktober 2002 ('Er is echter geen reden om aan te nemen dat Saddam Hoessein is gestopt met de ontwikkeling van deze (massavernietigings-wapens)) 3) d.d. 27 november 2003, ('De Veiligheidsraad stelt dus vast dat Irak dergelijke programma's heeft'(-) 'De afwezigheid van bewijs voor de aanwezigheid kan echter niet worden uitgelegd als het bewijs voor de afwezigheid van de wapens') 4) zich met de conclusies van dit ISG-rapport? Komt u op basis van dit rapport tot andere conclusies? Zo neen, waarom niet?

Vraag 3
Wordt het geen tijd dat de Nederlandse regering erkent dat uitlatingen als de bovenstaande beter niet hadden kunnen worden gedaan? Bent u bereid dit publiekelijk uit te spreken

Antwoord
Bij brief van 22 augustus 2003 (TK 23 432 nr. 142) is de regering in reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken uitgebreid ingegaan op de informatie en bronnen waarover de regering kon beschikken met betrekking tot 'de reële dreiging die uitging van bezit door Irak van massavernietigingswapens' en 'het streven van het Iraakse regime om in strijd met de Veiligheidsraadsresoluties massavernietigingswapencapaciteit te verwerven'. De regering heeft zijn uitspraken gedaan op basis van de destijds beschikbare informatie en de internationale beoordeling daarvan. In antwoord op kamervragen van het lid Karimi van 28 januari en 2 februari (TK 2003-2004, Aanhangsel van de handelingen 927 en 1013) dit jaar, als ook tijdens het daaropvolgende interpellatiedebat op 19 februari jl. is de regering in het licht van uitspraken van de heer Kay en Secretary of State Colin Powell reeds ingegaan op zijn zienswijze ten aanzien van de door vele landen gepercipieerde dreiging die van Irak uitging. Het eindrapport van de heer Duelffer geeft geen aanleiding om op de geciteerde uitlatingen terug te komen.

Vraag 5
Kunt u daarnaast aangeven welke gevolgen de conclusies van het rapport hebben voor de voortgang van het internationale inspectie-regime inzake massavernietigingswapens?

Antwoord
De Veiligheidsraad dient zich nog uit te spreken over de toekomst van UNMOVIC. Nederland is voorstander van voortzetting in de vorm van een inspectoraat dat kan worden ingezet door de VN Veiligheidsraad indien er verdenkingen bestaan dat bepaalde massavernietigingswapenprogramma's de internationale vrede en veiligheid in gevaar brengen.


1) Zie onder meer 'ISG report key findings', via - www.bbc.co.uk-


2) Kamerstuk 23 432, nr. 56, blz. 1


3) Kamerstuk 23 432, nr. 61, blz. 7

$) Kamerstuk 23 432, nr. 139, blz. 6

===