Rechtspraak - landelijke actualiteiten
Uitspraak Hoge Raad in de strafzaken in de zgn. Ceteco-affaire
's-Gravenhage, 26 oktober 2004 - De Hoge Raad heeft vandaag uitspraak
gedaan in de strafzaken tegen drie verdachten, die op 7 mei 2003 door
het hof te Den Haag zijn veroordeeld tot taakstraffen of een geldboete
wegens met name valsheid in geschrift. Het ging in die zaken om
risicovol kasgeldbeheer bij de provincie Zuid-Holland, dat in 1999
leidde tot de zgn. Ceteco-affaire. Verdachte B. was de ambtenaar bij
de provincie die het kasgeldbeheer voerde, verdachte S. was vennoot
van de derde verdachte, een venootschap onder firma T.I. Die
vennootschap had notaâs gestuurd aan de provincie voor courtagekosten
in verband met door haar aan verdachte B. gegeven adviezen ten behoeve
van diverse door verdachte B. aangegane transacties. Volgens het hof
waren die notaâs vals opgemaakt omdat er in strijd met de waarheid
âcourtageâ in rekening was gebracht, terwijl er in werkelijkheid geen
bemiddeling had plaatsgevonden. Aan de verdachten was ook
tenlastegelegd dat zij zich hadden schuldig gemaakt aan oplichting.
Van die oplichting heeft het hof de verdachten vrijgesproken.
Het openbaar ministerie en de verdachten hebben cassatieberoep
ingesteld.
Het openbaar ministerie is het er niet mee eens dat het hof de
vordering van het openbaar ministerie heeft afgewezen om de
tenlastelegging uit te breiden met het verwijt dat de verdachten zich
aan verduistering hebben schuldig gemaakt.
De verdachten klagen erover dat het bewijs niet op alle punten is
geleverd en zij klagen over de strafoplegging.
Als raadsvrouw in cassatie treedt voor de verdachten op mr. A.E.M.
Röttgering, advocaat te Amsterdam.
Op 6 juli 2004 heeft de plv. procureur-generaal Fokkens in zijn advies
aan de Hoge Raad op het cassatieberoep van het openbaar ministerie
geconcludeerd tot vernietiging van het arrest. In het cassatieberoep
van de verdachten heeft hij geconcludeerd tot verwerping daarvan.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachten verworpen.
De Hoge Raad heeft de beslissing van het hof dat de tenlastelegging
niet mag worden uitgebreid met het verwijt van verduistering
vernietigd en de zaken verwezen naar het hof Amsterdam. Dit hof zal
alsnog moeten onderzoeken of de tenlastelegging mag worden uitgebreid
met verduistering en, zo ja, of dat feit ook bewezen is en welke straf
zou moeten worden opgelegd.
(Samenvatting van de griffier van de Hoge Raad der Nederlanden (buiten
verantwoordelijkheid van de Hoge Raad)
De tekst van de uitspraak treft u voorlopig hieronder aan.
26 oktober 2004
Strafkamer
nr. 00208/04
SCR/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op de beroepen in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te
's-Gravenhage van 7 mei 2003, nummer 22/001950-02, in de strafzaak
tegen:
, gevestigd te .
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de
Rechtbank te 's-Gravenhage van 12 april 2002 - de verdachte
vrijgesproken van het haar bij inleidende dagvaarding onder 2 primair
en subsidiair en 3 tenlastegelegde en haar voorts ter zake van
"medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon,
meermalen gepleegd" veroordeeld tot een geldboete van ⬠25.000,--
voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
2.1. De beroepen zijn ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof
en de verdachte.
De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft bij schriftuur middelen van
cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt
daarvan deel uit. De raadsvrouwe van de verdachte, mr. A.E.M.
Röttgering, advocaat te Amsterdam, heeft het cassatieberoep
tegengesproken.
Namens de verdachte heeft mr. A.E.M. Röttgering, bij schriftuur
middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest
gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft
geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden tussenbeslissing en de
bestreden einduitspraak, maar de laatste uitsluitend wat betreft de
beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde, zal
vernietigen en de zaak naar een aangrenzend gerechtshof zal verwijzen
teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden
berecht en afgedaan, en het beroep van de verdachte zal verwerpen.
3. Beoordeling van het tweede door de Advocaat-Generaal voorgestelde
middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof bij zijn tussenbeslissing van 5
maart 2003 de door de Advocaat-Generaal bij het Hof gevorderde
wijziging van de tenlastelegging, voorzover deze wijziging betreft de
toevoeging van een onder 2 meer subsidiair ten laste te leggen feit,
ten onrechte althans ontoereikend gemotiveerd heeft afgewezen en
dientengevolge in de bestreden einduitspraak wat betreft het onder 2
tenlastegelegde niet heeft beslist op de grondslag van de
tenlastelegging
3.2. Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding, onder 2
tenlastegelegd dat:
"zij,
op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode
van 1 april 1998 tot en met 1 september 1999,
in de gemeente(n) Den Haag en/of Andijk en/of Gouda en/of Wervershoof,
althans (telkens) in Nederland,
(telkens),
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels de
provincie Zuid-Holland, althans een of meer namens de provincie
Zuid-Holland tot uitbetaling aan derden bevoegde personen, heeft
bewogen tot de afgifte van een of meer geldsbedragen (tot een
totaalbedrag van --ongeveer-- f. 1.350.000,--, althans een
(aanzienlijk) bedrag aan geld, in ieder geval tot enig geldsbedrag)
aan haar, verdachte, en/of een of meer van haar mededader(s);
die als valse hoedanigheid en/of die listige kunstgrepen en/of dat
samenweefsel van verdichtsels --zakelijk weergegeven en in onderling
verband en samenhang-- bestonden uit:
-- (haar, verdachte's, mededader) was binnen de
ambtelijke organisatie van de provincie Zuid-Holland (onder meer)
belast met de zogeheten "treasury"-portefeuille van die provincie,
binnen welke taakopdracht hij tot taak had en/of diende te bevorderen,
in ieder geval bevorderde, dat de provincie Zuid-Holland
leenovereenkomst(en) en/of andersoortige financiële constructie(s)
aanging met een of meer derden;
-- (haar, verdachte's, mededader) verrichtte in de
hierboven genoemde periode ingevolge de binnen de ambtelijke
organisatie van de provincie Zuid-Holland toen geldende regels die
"treasury"-werkzaamheden op autonome wijze, althans met een grote mate
van autonomie, in ieder geval verrichtte die die
"treasury"-werkzaamheden toen binnen de ambtelijke organisatie van de
provincie Zuid-Holland met een door de (ambtelijke en/of bestuurlijke)
organisatie van de provincie Zuid-Holland toegelaten (zeer) grote mate
van autonomie;
-- (haar verdachte's mededader) werd met betrekking
tot die werkzaamheden (waartoe onder meer behoorden het voorbereiden
en/of uitvoeren van door de provincie Zuid-Holland gesloten
leenovereenkomst(en) en/of aangegane financiële constructie(s) met
een of meer derden) naar zij, verdachte, en/of een of meer van haar
mededader(s) wist(en) en/of moet(en) hebben geweten en/of
redelijkerwijze kon(den) weten niet dan wel slechts in beperkte mate
gecontroleerd door (een) ander(en) --dan die --
binnen het bestuurlijk en ambtelijk apparaat van de provincie
Zuid-Holland;
-- zij, verdachte, en/of (haar mededader) (die toen
(mede)vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer anderen van
haar mededader(s) presenteerde(n) zich toen in het maatschappelijk
verkeer en naar de provincie Zuid-Holland toe als geld- of
kapitaalmakelaar(s) en/of geld- of kapitaalbemiddelaar(s);
-- zij, verdachte, en/of (haar mededader) (die toen
(mede)vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer anderen van
haar mededader(s) stelden(n) ten behoeve van haar, verdachte, en/of
(haar mededader) en/of een of meer anderen van haar
mededader(s) (telkens) een of meer
(declaratie)formulier(en)/(-)nota('s) op waarin ten laste van de
provincie Zuid-Holland een of meer geldsbedragen werd(en) gedeclareerd
en/of in rekening gebracht en zond(en) die declaratie(s)/nota('s) op
naar/ter attentie van (haar, verdachte's, mededader)/die
(in diens hoedanigheid van provinciaal ambtenaar van
de provincie Zuid-Holland) en/of de provincie Zuid-Holland;
het betrof de navolgende (declaratie)formulieren/
(-) nota('s):
1) Courtage-nota nota nr. : dd 5 februari 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.1. c), en/of
2) Courtage-nota nota nr. : dd 24 maart 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.2. c), en/of
3) Courtage-nota nota nr. : dd 18 maart 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.3. c), en/of
4) Courtage-nota nota nr. : dd 4 december 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.4. c), en/of
5) Courtage-nota nota nr. : dd 26 april 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.5. c), en/of
6) Courtage-nota nota nr. : dd 11 juni 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.6. c), en/of
7) Courtage-nota nota nr. : dd 13 juli 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.7. c), en/of
8) Courtage-nota nota nr. : dd 11 augustus 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.8. c), en/of
9) Courtage-nota nota nr. : dd 17 september 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.9. c), en/of
10) Courtage-nota nota nr. : dd 9 oktober 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.10. c), en/of
11) Courtage-nota nota nr. : dd 3 november 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.11. c), en/of
12) Courtage-nota nota nr. : dd 6 november 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.12. c), en/of
13) Courtage-nota nota nr. : dd 16 oktober 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.13. c), en/of
14) Courtage-nota nota nr. : dd 22 oktober 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.14. c), en/of
15) Courtage-nota nota nr. : dd 17 november 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.15. c),
(hierboven wordt met "dossier Rijksrecherche" telkens bedoeld het
dossier "Rijksrecherche Den Haag Zaaknummer 19990268");
-- zij, verdachte, en/of (haar mededader) en/of een
of meer anderen van haar mededader(s) vermeldde(n) (telkens)
opzettelijk in strijd met de waarheid (en/of listiglijk en
bedrieglijk) in die hierboven genoemde en aan genoemde [medeverdachte
1] en/of de provincie Zuid-Holland verzonden declaratie(s)/nota('s)
dat het/de in/door middel van die declaratie(s)/nota('s) bij de
provincie Zuid-Holland in rekening gebrachte bedrag(en) (telkens)
betrekking had(den) op courtagekosten met betrekking tot/in verband
met (een/de) die declaratie(s)/nota('s) met zoveel woorden aangegeven
door de provincie Zuid-Holland gesloten leenovereenkomst(en) en/of
financiële constructie(s) tussen die provincie Zuid-Holland enerzijds
en een of meer derden anderzijds, zulks terwijl dat/die gedeclareerde
en/of in rekening gebrachte bedrag(en) (telkens) in het geheel geen
betrekking had(den) op door die haar, verdachte, en/of (haar
mededader) en/of een of meer anderen van haar
mededader(s) verrichte bemiddelingswerkzaamheid/-heden (althans
courtage genererende werkzaamheid/-heden) met betrekking tot tussen de
provincie Zuid-Holland en haar wederpartij(en) bij de/die in de/die
declaratie(s)/ nota('s) genoemde leenovereenkomsten en/of financiële
constructie(s);
-- deze manier van declareren en/of het op deze wijze opstellen van
die declaratie(s)/nota('s) was (telkens) door de hierboven genoemde
voorgesteld aan haar, verdachte, en/of (haar
mededader) (die toen (mede)vennoot was van haar,
verdachte) en/of een of meer (anderen) van haar mededader(s) en/of
vond (telkens) plaats op basis van en/of na door die
aan haar, verdachte, en/of (haar mededader) (die
toen (mede)vennoot was van haar, verdachte) en/of een of meer
(anderen) van haar mededader(s) verstrekte gegevens (met betrekking
tot die leenovereenkomst(en) en/of die financiële constructie(s));
-- genoemde heeft (telkens) (listiglijk en
bedrieglijk) een of meer van die declaratie(s)/ nota('s) -- na
binnenkomst ervan bij de provincie Zuid-Holland -- (ter goedkeuring
en/of ter uitbetaling door de provincie Zuid-Holland) van zijn
(goedkeurende) handtekening en/of paraaf voorzien,
en/of
die heeft (telkens) (listiglijk en bedrieglijk)
de/een of meer van de op die declaratie(s)/nota('s) betrekking
hebbende (en voor de financiële administratie van de provincie
Zuid-Holland voor uitbetaling aan derden noodzakelijk, in ieder geval
van belang zijnde) boekings- en/of betalingsopdrachten (deels)
opgesteld en/of ingevuld en/of van diens (goedkeurende) paraaf en/of
handtekening voorzien, en/of ter uitbetaling door de provincie
Zuid-Holland getekend en/of geparafeerd,
en/of
die heeft (daarbij) telkens, althans een- of
meermalen, (listiglijk en bedrieglijk) (onbevoegdelijk) diens paraaf
en/of handtekening geplaatst in de voor de paraaf en/of handtekening
van de daartoe bevoegde budgetbeheerder bestemde kolom of plaats in
die boekings- en/of betalingsopdracht(en),
en/of
die heeft (vervolgens) (listiglijk en bedrieglijk)
die geparafeerde en/of getekende declaratie(s)/nota('s) en/of
boekings- en/of betalingsopdrachten ter verdere (financiële)
afwerking/bewerking en/of uitbetaling (door)gezonden naar een of meer
van de daarvoor aangewezen ambtelijke instantie(s) en/of afdeling(en)
en/of perso(o)n(en) binnen de provincie Zuid-Holland,
in ieder geval heeft (haar, verdachte's mededader)/die [medeverdachte
1] binnen het ambtelijk apparaat van de provincie Zuid-Holland
(listiglijk en bedrieglijk) bevorderd en/of vanuit diens ambtelijke
positie bewerkstelligd, althans weten te bewerkstelligen dat het/de op
die declaratie(s)/nota('s) aangegeven bedrag(en) (met spoed) door de
provincie Zuid-Holland werd(en) betaald aan haar, verdachte, en/of
(haar mededader) (die toen (mede)vennoot van haar,
verdachte, was) en/of een of meer (anderen) van haar mededader(s);
waardoor die provincie Zuid-Holland --telkens-- werd bewogen tot het
betalen van een of meer geldsbedragen aan haar, verdachte, en/of (haar
mededader) (die toen (mede)vennoot van haar,
verdachte, was) en/of een of meer anderen van haar mededader(s);
art. 326 Wetboek van Strafrecht"
3.3. Ter terechtzitting van het Hof van 5 maart 2003 heeft de
Advocaat-Generaal bij het Hof gevorderd dat de tenlastelegging,
voorzover van belang voor de beoordeling van het middel, als volgt
wordt gewijzigd:
"Na het onder 2 tenlastegelegde feit dient te worden toegevoegd:
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring
en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Zij,
op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode
van 1 april 1998 tot en met 1 september 1999,
in de gemeente(n) Den Haag en/of Andijk en/of Gouda en/of Wervershoof,
althans (telkens) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer van de
hieronder vermelde vals(e) of vervalst(e)
(declaratie)formulier(en)/(-)nota('s)
1) Courtage-nota nota nr. : dd 5 februari 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.1. c), en/of
2) Courtage-nota nota nr. : dd 24 maart 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.2. c), en/of
3) Courtage-nota nota nr. : dd 18 maart 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.3. c), en/of
4) Courtage-nota nota nr. : dd 7 december 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.4. d), en/of
5) Courtage-nota nota nr. : dd 26 april 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.5. c), en/of
6) Courtage-nota nota nr. : dd 11 juni 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.6. c), en/of
7) Courtage-nota nota nr. : dd 13 juli 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.7. c), en/of
8) Courtage-nota nota nr. : dd 11 augustus 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.8. c), en/of
9) Courtage-nota nota nr. : dd 17 september 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.9. c), en/of
10) Courtage-nota nota nr. : dd 9 oktober 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.10. c), en/of
11) Courtage-nota nota nr. : dd 3 november 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.11. c), en/of
12) Courtage-nota nota nr. : dd 6 november 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.12. c), en/of
13) Courtage-nota nota nr. : dd 16 oktober 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.13. c), en/of
14) Courtage-nota nota nr. : dd 22 oktober 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.14. c), en/of
15) Courtage-nota nota nr. : dd 17 november 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.15. c),
(hierboven wordt met "dossier Rijksrecherche" telkens bedoeld het
dossier "Rijksrecherche Den Haag Zaaknummer 19990268"),
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig
feit te dienen - als ware dat (die) geschrift(en) (telkens) echt en
onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat:
- (haar, verdachte's mededader) was binnen de
ambtelijke organisatie van de provincie Zuid-Holland (onder meer)
belast met de zogeheten "treasury"-portefeuille van die provincie,
binnen welke taakopdracht hij tot taak had en/of diende te bevorderen,
in ieder geval bevorderde, dat de provincie Zuid-Holland
leenovereenkomst(en) en/of andersoortige financiële constructie(s)
aanging met een of meer derden;
- (haar, verdachte's mededader) verrichtte in de
hierboven genoemde periode ingevolge de binnen de ambtelijke
organisatie van de provincie Zuid-Holland toen geldende regels die
"treasury"-werkzaamheden op autonome wijze, althans met een grote mate
van autonomie, in ieder geval verrichte die die
"treasury"-werkzaamheden toen binnen de ambtelijke organisatie van de
provincie Zuid-Holland met een door de (ambtelijke en/of bestuurlijke)
organisatie van de provincie Zuid-Holland toegelaten (zeer) grote mate
van autonomie;
- (haar, verdachte's mededader) werd met betrekking
tot die werkzaamheden (waartoe onder meer behoorde(n) het voorbereiden
en/of uitvoeren van door de provincie Zuid-Holland gesloten
leenovereenkomsten en/of aangegane financiële constructies met een of
meer derden) naar zij, verdachte, en/of een of meer van haar,
verdachte's, mededader(s) wist(en) en/of moet(en) hebben geweten en/of
redelijkerwijze kon(den) weten, niet dan wel slechts in beperkte mate
gecontroleerd door (een) ander(en) - dan die -
binnen het bestuurlijk en/of ambtelijk apparaat van de provincie
Zuid-Holland;
- zij, verdachte, en/of (haar mededader) (die toen
(mede)vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer anderen van
haar mededader(s) presenteerde(n) zich toen in het maatschappelijk
verkeer en/of naar de provincie Zuid-Holland toe als zogeheten geld-
of kapitaalmakelaar(s) en/of geld- of kapitaalbemiddelaar(s);
- zij, verdachte, en/of (haar mededader) (die toen
(mede)vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer anderen van
haar mededader(s) stelde(n) ten behoeve van haar, verdachte, en/of
(haar mededader) en/of een of meer andere(n) van
haar mededader(s) (telkens) een of meer
(declaratie)formulier(en)/(-)nota('s) op waarin ten laste van de
provincie Zuid-Holland een of meer geldsbedragen werd(en) gedeclareerd
en/of in rekening werd(en) gebracht en zond(en) die
declaratie(s)/nota('s) op naar/ter attentie van (haar, verdachte's,
mededader)/ die (in diens hoedanigheid van
provinciaal ambtenaar van de provincie Zuid-Holland) en/of de
provincie Zuid-Holland;
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
- zij, verdachte, en/of (haar mededader) en/of een
of meer anderen van haar, verdachte's, mededader(s) vermeldde(n)
(telkens) opzettelijk in strijd met de waarheid in die hierboven
genoemde en aan genoemde en/of de provincie
Zuid-Holland verzonden declaratie(s)/nota('s) dat het/de in door
middel van die declaratie(s)/ nota('s) bij de provincie Zuid-Holland
in rekening gebrachte bedrag(en) (telkens) betrekking had(den) op
courtagekosten met betrekking tot/in verband met (een/de) in die
declaratie(s)/(nota('s) met zoveel woorden aangegeven door de
provincie Zuid-Holland gesloten leenovereenkomst(en) en/of financiële
constructie(s) tussen die provincie Zuid-Holland enerzijds en een of
meer derden anderzijds, zulks terwijl dat die gedeclareerde en/of in
rekening gebrachte bedrag(en) (telkens) in het geheel geen betrekking
had(den) op door die haar, verdachte, en/of (haar mededader)
en/of een of meer anderen van haar mededader(s)
verrichte bemiddelingswerkzaamheid/-heden, (althans courtage
genererende werkzaamheid/werkzaam-heden) met betrekking tot tussen de
provincie Zuid-Holland en haar wederpartij(en) bij de/die in de/die
declaratie(s)/nota('s) genoemde leenovereenkomst(en) en/of financiële
constructie(s);
- deze manier van declareren en/of het op deze wijze opstellen van die
declaratie(s)/nota('s) was (telkens) door de hierboven genoemde
voorgesteld aan haar, verdachte, en/of (haar
mededader) (die toen (mede)vennoot was van haar,
verdachte) en/of een of meer (anderen) van haar mededader(s) en/of
vond (telkens) plaats op basis van en/of na door die
aan haar, verdachte, en/of (haar mededader) (die
toen (mede)vennoot was van haar, verdachte) en/of en of meer (anderen)
van haar mededader(s) verstrekte gegevens (met betrekking tot die
leenovereenkomst(en) en/of die financiële constructie(s));
- genoemde heeft (telkens) een of meer van die
declaratie(s)/nota('s) -na binnenkomst ervan bij de provincie
Zuid-Holland- (ter goedkeuring en/of ter uitbetaling door de provincie
Zuid-Holland) van zijn (goedkeurende) handtekening en/of paraaf
voorzien,
en/of
die heeft (telkens) de/een of meer van de op die
declaratie(s)/nota('s) betrekking hebbende (en voor de financiële
administratie van de provincie Zuid-Holland voor uitbetaling aan
derden noodzakelijk, in ieder geval van belang, zijnde) boekings-
en/of betalingsopdrachten (deels) opgesteld en/of ingevuld en/of van
zijn, verdachte's, (goedkeurende) paraaf en/of handtekening voorzien,
en/of
die heeft (daarbij) telkens, althans een- of
meermalen, (onbevoegdelijk) diens paraaf en/of handtekening geplaatst
in de voor de handtekening of paraaf van de daartoe bevoegde
budgetbeheerder bestemde kolom of plaats in die boekings- en/of
betalingsopdracht(en),
en/of
die heeft (vervolgens) die geparafeerde en/of
getekende declaratie(s)/nota('s) en/of betalings- en/of
boekingsopdracht(en) ter verdere (financiële) afwerking/bewerking
en/of uitbetaling (door)gezonden naar een of meer van de daarvoor
aangewezen ambtelijke instantie(s) en/of afdeling(en) en/of
perso(o)n(en) binnen de provincie Zuid-Holland,
in ieder geval heeft (haar, verdachte's, mededader)/ die
binnen het ambtelijk apparaat van de provincie
Zuid-Holland bevorderd en/of vanuit diens ambtelijke positie
bewerkstelligd, althans weten te bewerkstelligen dat het/de op die
declaratie(s)/nota('s) aangegeven bedrag(en) (met spoed) door de
provincie Zuid-Holland werd(en) betaald aan haar, verdachte, en/of
(haar mededader) (die toen (mede)vennoot van haar,
verdachte, was) en/of een of meer (anderen) van haar mededader(s).
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een
bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Zij,
op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode 1
april 1998 tot en met 1 september 1999, in de gemeente(n) Den Haag
en/of Andijk en/of Gouda en/of Wervershoof, althans (telkens) in
Nederland, (telkens) tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk geld, in totaal ongeveer Æ 1.350.000,-, in elk geval
(telkens) een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) geld, dat/die (telkens)
geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de provincie Zuid-Holland, in
elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
haar mededader(s), en welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of haar
mededader(s) uit hoofde van (haar, verdachte's, mededader)
's persoonlijke dienstbetrekking van stafmedewerker
middelenbeheer, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich
had(den), (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
art 321 Wetboek van Strafrecht"
3.4. Omtrent de vordering tot wijziging van de tenlastelegging houdt
het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 5 maart 2003
het volgende in:
"De advocaat-generaal vordert vervolgens dat de tenlastelegging zal
worden gewijzigd overeenkomstig een door haar op schrift gestelde
vordering, welke zij mondeling toelicht en aan het hof overlegt.
De raadsvrouw van de verdachte verzoekt het hof om een korte
onderbreking te bepalen, zodat zij met de vertegenwoordiger van haar
cliënt de vordering tot wijziging van de tenlastelegging kan
bespreken.
Het hof onderbreekt hierop het onderzoek.
Na hervatting van het onderzoek geeft de voorzitter het woord aan de
raadsvrouw van de verdachte.
De raadsvrouw van de verdachte maakt bezwaar tegen de gevorderde
wijziging ten aanzien van feit 2 meer subsidiair, omdat dit een ander
feit betreft dan het oorspronkelijk onder 2 primair tenlastegelegde
feit. Indien het hof de wijziging geheel of gedeeltelijk zou toestaan
verzoekt de raadsvrouw van de verdachte aanhouding van de behandeling,
omdat zij zich dan onvoldoende voorbereid acht om haar cliënt naar
behoren te verdedigen.
De advocaat-generaal vraagt te mogen reageren op het betoog van de
raadsvrouw. Dit wordt door het hof niet toegestaan, aangezien het niet
gebruikelijk is om in dit soort procedurele kwesties twee termijnen
toe te staan.
Het hof onderbreekt hierop het onderzoek voor beraadslaging. Na
beraadslaging en hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter
mede, dat het hof de wijziging van de tenlastelegging toelaatbaar acht
gelet op de wettelijke bepalingen voor wat betreft feit 1 en feit 2
subsidiair, zodat het hof de vordering in zoverre toewijst.
De onder feit 2 meer subsidiair voorgestelde wijziging wijst het hof
af, gelet op het totaal van de in de oorspronkelijke dagvaarding
terzake van dit feit opgenomen feitelijke omschrijvingen, nu door deze
wijziging van de tenlastelegging in zoverre niet langer hetzelfde feit
in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht zou inhouden."
3.5. Bij de afwijzing van de vordering heeft het Hof de juiste
maatstaf aangelegd voorzover het is nagegaan of is voldaan aan de in
art. 313, tweede lid tweede volzin, Sv gestelde eis dat de in de
aanvankelijke tenlastelegging onder 2 opgenomen gedragingen hetzelfde
feit in de zin van art. 68 Sr opleveren als de in de vordering tot
wijziging van de tenlastelegging opgenomen gedragingen. Daartoe diende
het Hof te onderzoeken of de in de oorspronkelijke tenlastelegging en
de wijziging daarvan verweten gedragingen zijn begaan onder
omstandigheden waaruit blijkt van een zodanig verband met betrekking
tot de gelijktijdigheid van die gedragingen en de wezenlijke samenhang
in het handelen en de schuld van de verdachte, dat de gedachte achter
de in art. 313, tweede lid, Sv opgenomen beperking die naar art. 68 Sr
verwijst, meebrengt dat de gevorderde wijziging toelaatbaar is (vgl.
HR 2 november 1999, NJ 2000, 174).
Dienaangaande heeft het Hof overwogen dat gelet op het totaal van de
in de oorspronkelijke dagvaarding ter zake van de onder 2 opgenomen
feitelijke omschrijvingen door de desbetreffende wijziging niet langer
sprake zou zijn van hetzelfde feit in de zin van art. 68 Sr.
Dit oordeel van het Hof is zonder nadere motivering, die ontbreekt,
niet begrijpelijk, in aanmerking genomen dat de gevorderde wijziging
wat betreft het tijdstip van de verweten gedragingen, de plaats van
deze gedragingen, de persoon of personen met wie de gedragingen zouden
zijn verricht en degene(n) die door de gedragingen zou(den) zijn
benadeeld niet afwijkt van de in de oorspronkelijke dagvaarding onder
2 opgenomen, op het delict oplichting toegesneden tenlastelegging,
terwijl de delictsomschrijvingen van oplichting en verduistering naar
hun strekking niet wezenlijk uiteenlopen.
3.6. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Beoordeling van de namens de verdachte voorgestelde middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art.
81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot
beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of
de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden
uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen
hiervoor is overwogen mee dat het eerste door de Advocaat-Generaal bij
het Hof voorgestelde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet
worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden tussenbeslissing van 5 maart 2003 en de
bestreden einduitspraak, doch de laatste uitsluitend wat betreft de
beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de
strafoplegging;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam opdat de zaak in
zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en
afgedaan;
Verwerpt het beroep van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als
voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en W.A.M. van Schendel,
in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en
uitgesproken op 26 oktober 2004.
Nr. 00208/04
Mr Fokkens
Zitting: 6 juli 2004
Conclusie inzake:
1. Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Gravenhage veroordeeld tot
een geldboete van ⬠25.000,-- voorwaardelijk met een proeftijd van
twee jaren wegens "medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door
een rechtspersoon, meermalen gepleegd".
2. Tegen deze uitspraak heeft de Advocaat-Generaal bij het Hof
cassatieberoep ingesteld. Deze heeft twee middelen van cassatie
voorgesteld.
Ook verdachte heeft tegen deze uitspraak cassatieberoep doen
instellen. Namens verdachte heeft mr A.E.M. Röttgering, advocaat te
Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld en de middelen welke
door de Advocaat-Generaal zijn voorgesteld tegengesproken. De zaak
hangt samen met de zaaknummers 00209/04 en 00210/04, in welke ik
vandaag eveneens concludeer.
3. Ik behandel de middelen in volgorde van binnenkomst van de
schrifturen bij de Hoge Raad. Dat betekent dat eerst de middelen welke
door de Advocaat-Generaal zijn voorgesteld aan de orde komen en
vervolgens de middelen welke namens de verdachte zijn voorgesteld.
4. Het eerste middel van de Advocaat-Generaal klaagt dat het Hof ten
onrechte de Advocaat-Generaal heeft belet andermaal het woord te
voeren teneinde te kunnen reageren op hetgeen van de zijde van de
verdachte is aangevoerd naar aanleiding van de door de
Advocaat-Generaal gevorderde wijziging van de tenlastelegging.
5. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 maart 2003 houdt,
voorzover hier van belang, in:
"De Advocaat-Generaal vordert vervolgens dat de tenlastelegging zal
worden gewijzigd overeenkomstig een door haar op schrift gestelde
vordering, welke zij mondeling toelicht en aan het hof overlegt.
De raadsvrouw van de verdachte verzoekt het hof om een korte
onderbreking te bepalen, zodat zij met de vertegenwoordiger van haar
cliënt de vordering tot wijziging van de tenlastelegging kan
bespreken.
Het hof onderbreekt hierop het onderzoek. Na hervatting van het
onderzoek geeft de voorzitter het woord aan de raadsvrouw van de
verdachte.
De raadsvrouw van de verdachte maakt bezwaar tegen de gevorderde
wijziging ten aanzien van feit 2 meer subsidiair, omdat dit een ander
feit betreft dan het oorspronkelijk onder 2 primair tenlastegelegde
feit. Indien het hof de wijziging geheel of gedeeltelijk zou toestaan
verzoekt de raadsvrouw van de verdachte aanhouding van behandeling,
omdat zij zich dan onvoldoende voorbereid acht om haar cliënt naar
behoren te verdedigen.
De Advocaat-Generaal vraagt te mogen reageren op het betoog van de
raadsvrouw. Dit wordt door het hof niet toegestaan, aangezien het niet
gebruikelijk is om in dit soort procedurele kwesties twee termijnen
toe te staan.
Het hof onderbreekt hierop het onderzoek voor beraadslaging. Na
beraadslaging en hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter
mede, dat het hof de wijziging tenlastelegging toelaatbaar acht gelet
op de wettelijke bepalingen voor wat betreft feit 1 en feit
subsidiair, zodat het hof de vordering in zoverre toewijst.
De onder feit 2 meer subsidiair voorgestelde wijziging wijst het hof
af, gelet op het totaal van de in de oorspronkelijke dagvaarding
terzake van dit feit opgenomen feitelijke omschrijvingen, nu door deze
wijziging van de tenlastelegging in zoverre niet langer hetzelfde feit
in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht zou inhouden."
6. De Advocaat-Generaal heeft op de voet van art. 313 jo. 415 Sv de
inhoud van de voorgestelde wijzigingen schriftelijk aan het Hof
overgelegd nadat zij die mondeling had toegelicht. Vervolgens heeft
het Hof overeenkomstig art. 329 jo. 415 Sv de raadsvrouw van de
verdachte in de gelegenheid gesteld het woord te voeren. Aldus heeft
het Hof de procedure gevolgd die van toepassing is indien een
wijziging van de tenlastelegging wordt gevorderd. In die procedure is
niet voorzien dat de rechter de ambtenaar van het Openbaar Ministerie
de gelegenheid geeft om te reageren op hetgeen de raadsman heeft
aangevoerd naar aanleiding van diens vordering. Hetzelfde geldt
overigens ook als de raadsman een verzoek heeft gedaan: de wet
voorziet niet in de bevoegdheid te antwoorden op de reactie van het
Openbaar Ministerie op het verzoek. De klacht dat het Hof ten onrechte
niet (andermaal) het woord heeft gegeven aan de Advocaat-Generaal en
dat dit verzuim moet leiden tot nietigheid van het onderzoek kan dan
ook niet slagen. In het middel wordt nog geprobeerd via de beginselen
van een goede procesorde tot nietigheid te komen, maar uit de
omstandigheid dat zelfs het niet in acht nemen van art. 329 Sv niet
tot nietigheid leidt als een vordering tot wijziging van de
tenlastelegging is gedaan (HR 12 oktober 1999, NJ 1999, 829) kan
worden afgeleid dat dit bij voorbaat een kansloze stelling is. Ik voeg
eraan toe dat het, gelet op het belang van deze vordering, mijns
inziens beter zou zijn geweest indien het Hof de Advocaat-Generaal wel
de gelegenheid had gegeven op het betoog van de raadsvrouw te
reageren.
7. Het middel faalt.
8. Het tweede middel klaagt dat het Hof ten onrechte een deel van de
ter terechtzitting gevorderde wijziging tenlastelegging heeft
afgewezen.
9. Bij inleidende dagvaarding is verdachte als feit 2 ten laste gelegd
dat:
"zij, op een of neer verschillende tijdstippen op of omstreeks de
periode van 1 april 1998 tot en met 1 september 1999, in de
gerneente(n) Den Haag en/of Andijk en/of Gouda en/of Wervershoof
althans (telkens) in Nederland, (telkens), tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen met oogmerk om zich en/of een
of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels de provincie Zuid-Holland, althans een
of meer namens de provincie Zuid-Holland tot uitbetaling aan derden
bevoegde personen, heeft bewogen tot de afgifte van een of meer
geldbedragen (tot een totaalbedrag van -ongeveer- fl. 1.350.000,--,
althans een (aanzienlijk bedrag aan geld, in ieder geval tot enig
geldbedrag) aan haar, verdachte, en/of een of meer van haar
mededader(s)
die als valse hoedanigheid en/of die listige kunstgrepen en/of dat
samenweefsel van verdichtsels -zakelijk weergegeven en in onderling
verband en samenhang- bestonden uit:
-- (haar, verdachte's, mededader) was binnen de
ambtelijke organisatie van de provincie Zuid- Holland (onder meer)
belast met de zogeheten "treasury"-portefeuille van die provincie,
binnen welke taakopdracht hij tot taak had en/of diende te bevorderen,
in ieder geval bevorderde, dat de provincie Zuid-Holland
leenovereenkomst(en) en/of andersoortige financiële constructie(s)
aanging met een of meer derden;
-- (haar, verdachte's, mededader) verrichte in de
hierboven genoemde periode ingevolge de binnen de ambtelijke
organisatie van de provincie Zuid-Holland toen geldende regels
die"treasury"-werkzaamheden op autonome wijze, althans met een grote
mate van autonomie, in ieder geval verrichte die die
"treasury"-werkzaamheden toen binnen de ambtelijke organisatie van de
provincie Zuid-Holland met een door de (ambtelijke en/of bestuurlijke)
organisatie van de provincie Zuid-Holland toegelaten (zeer) grote mate
van autonomie;
(haar verdachte's mededader) werd met betrekking tot
die werkzaamheden (waartoe onder meer behoorden het voorbereiden en/of
uitvoeren van door de provincie Zuid-Holland gesloten
leenovereenkomst(en) en/of aangegane financiële constructie(s) met
een of meer derden) naar zij, verdachte, en/of een of meer van haar
mededader(s) wist(en) en/of moet(en) hebben geweten en/of
redelijkerwijze kon(den) weten niet dan wel slechts in beperkte mate
gecontroleerd door (een) ander(en) -dan die binnen
het bestuurlijk en ambtelijk apparaat van de provincie Zuid-Holland;
-- zij, verdachte, en/of (haar mededader) (die toen
(mede) vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer anderen van
haar mededader(s) presenteerde(n) zich toen in het maatschappelijk
verkeer en naar de provincie Zuid-Holland toe als geld- of
kapitaalmakelaar(s) en/of geld- of kapitaalbemiddelaar(s);
zij, verdachte, en/of (haar mededader) (die toen
(mede) vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer anderen van
haar mededader(s) stelden(n) ten behoeve van haar, verdachte, en/of
(haar mededader) en/of een of meer anderen van haar
mededader(s) (telkens) een of meer declaratieformulier(en)/(-)
nota('s) op waarin ten laste van de provincie Zuid-Holland een of meer
geldbedragen werd(en) gedeclareerd en/of in rekening gebracht en
zond(en) die declaratie(s)/(-)nota('s) op naar/ter attentie van (haar,
verdachte's, mededader)/die (in diens hoedanigheid
van provinciaal ambtenaar van de provincie Zuid-Holland en/of de
provincie Zuid-Holland
het betrof de navolgende (declaratie)formulieren/(-)nota's:
1) Courtage-nota nota nr. : dd 5 februari 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.1. c), en/of
2) Courtage-nota nota nr. : dd 24 maart 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.2. c), en/of
3) Courtage-nota nota nr. : dd 18 maart 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.3. c), en/of
4) Courtage-nota nota nr. : dd 7 december 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.4. d), en/of
5) Courtage-nota nota nr. : dd 26 april 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.5. c), en/of
6) Courtage-nota nota nr. : dd 11juni 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.6. c), en/of
7) Courtage-nota nota nr. : dd 13juli 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.7. c), en/of
8) Courtage-nota nota nr. : dd 11 augustus 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.8. c), en/of
9) Courtage-nota nota nr. : dd 17 september 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.9. c), en/of
10) Courtage-nota nota nr. : dd 9 oktober 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.10. c), en/of
11) Courtage-nota nota nr. : dd 3 november 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.11. c), en/of
12) Courtage-nota nota nr. : dd 6 november 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.12. c), en/of
13) Courtage-nota nota nr. : dd 16 oktober 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.13. c), en/of
14) Courtage-nota nota nr. : dd 22 oktober 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.14. c), en/of
15) Courtage-nota nota nr. : dd 17november1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.15. c), (hierboven wordt met "dossier
Rijksrecherche" telkens bedoeld het dossier "Rijksrecherche Den Haag
Zaaknummer 19990268")
-- zij, verdachte, en/of (haar mededader) en/of een
of meer anderen van haar mededader(s) vermeldde(n) (telkens)
opzettelijk in strijd met de waarheid (en/of listiglijk en
bedrieglijk) in die hierboven genoemde en aan genoemde [medeverdachte
1] en/of de provincie Zuid-Holland verzonden declaratie(s)/(-)nota('s)
dat het/de in/door middel van die declaratie(s)/nota('s) bij de
Zuid-Holland in rekening gebrachte bedragen (telkens) betrekking
had(den) op courtagekosten met betrekking tot/in verband met (een/de)
die declaratie(s)/notal('s) met zoveel woorden aangegeven door de
provincie Zuid-Holland gesloten leenovereenkomst(en) en/of financiële
constructie(s) tussen die provincie Zuid-Holland enerzijds en een of
meer derden anderzijds, zulks terwijl dat die gedeclareerde en/of in
rekening gebrachte bedrag(en) (telkens) in het geheel geen betrekking
had(den) op door die haar, verdachte, en/of (haar mededader)
en/of een of meer anderen van haar mededader(s)
verrichte bemiddelingswerkzaamheid/-heden (althans courtage
genererende werkzaamheid/-heden) met betrekking tot tussen de
provincie Zuid-Holland en haar wederpartij(en) bij de/die in de/die
declaratie(s)/nota('s) genoemde leenovereenkomsten en/of financiële
constructie(s)
-- genoemde heeft (telkens) (listiglijk en
bedrieglijk) een of meer van die declaratie(s)/nota('s) -- na
binnenkomst ervan bij de provincie Zuid-Holland - (ter goedkeuring
en/of ter uitbetaling door de provincie Zuid-Holland) van zijn
(goedkeurende) handtekening en/of paraaf voorzien,
en/of
die heeft (telkens) (listiglijk en bedrieglijk)
de/een of meer van de op die declaratie(s)/nota('s) betrekking
hebbende (en voor de financiële administratie van de provincie
Zuid-Holland voor uitbetaling aan derden noodzakelijk, in ieder geval
van belang zijnde) boekings- en/of betalingsopdrachten (deels)
opgesteld en/of ingevuld en/of van diens (goedkeurende) paraaf en/of
handtekening voorzien, en/of ter uitbetaling door de provincie
Zuid-Holland getekend en/of geparafeerd,
en/of
die heeft (daarbij) telkens, althans een-of
meermalen, (listiglijk en bedrieglijk) (onbevoegdelijk) diens paraaf
en/of handtekening geplaatst in de voor de paraaf en/of handtekening
van de daartoe bevoegde budgetbeheerder bestemde kolom of plaats in
die boekings- en/of betalingsopdracht(en),
en/of
die heeft (vervolgens) (listiglijk en bedrieglijk)
die geparafeerde en/of getekende declaratie(s)/nota('s) en/of
boekings- en/of betalingsopdrachten ter verdere (financiële)
afwerking/bewerking en/of uitbetaling (door)gezonden naar een of meer
van de daarvoor aangewezen ambtelijke instantie(s) en/of afdeling(en)
en/of perso(o)n(en) binnen de provincie Zuid-Holland,
in ieder geval heeft (haar, verdachte's mededader)/die [medeverdachte
1] binnen het ambtelijk apparaat van de provincie Zuid-Holland
(listiglijk en bedrieglijk) bevorderd en/of vanuit diens ambtelijke
positie bewerkstelligd, althans weten te bewerkstelligen dat het/de op
die declaratie(s)/nota('s) aangegeven bedrag(en) (met spoed) door de
provincie Zuid-Holland werd(en) betaald aan haar, verdachte, en/of
(haar mededader) (die toen (mede)vennoot van haar,
verdachte, was) en/of een of meer (anderen) van haar mededader(s);
waardoor de provincie Zuid-Holland --telkens-werd bewogen tot het
betalen van een of meer geldbedragen aan haar, verdachte, en/of (haar
mededader) (die toen (mede)vennoot van haar,
verdachte, was) en/of een of meer anderen van haar mededader(s);"
10. De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft ter terechtzitting
gevorderd dat de tenlastelegging terzake van feit 2 als volgt komt te
luiden:
"Feit 2
"Courtage-nota nota nr. : 9812482 dd 4 december 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.4. c)" dient te worden vervangen door
"Courtage-nota nota nr. : dd 7 december 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.4. d)"
Na het onder 2 tenlastegelegde feit dient te worden toegevoegd
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring
en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Zij,
op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode
van 1 april 1998 tot en met 1 september 1999, in de gemeente(n) Den
Haag en/of Andijk en/of Gouda en/of Wervershoof, althans (telkens) in
Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van een of meer van de hieronder vermelde
vals(e) of vervalst(e) (declaratie)formulier(en)/(-)nota('s)
1) Courtage-nota nota nr. : dd 5 februari 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.1. c), en/of
2) Courtage-nota nota nr. : dd 24 maart 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.2. c), en/of
3) Courtage-nota nota nr. : dd 18 maart 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.3. c), en/of
4) Courtage-nota nota nr. : dd 7 december 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.4. d), en/of
5) Courtage-nota nota nr. : dd 26 april 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.5. c), en/of
6) Courtage-nota nota nr. : dd 11juni 1999 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.6. c), en/of
7) Courtage-nota nota nr. : dd 13juli 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.7. c), en/of
8) Courtage-nota nota nr. : dd 11 augustus 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.8. c), en/of
9) Courtage-nota nota nr. : dd 17 september 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.9. c), en/of
10) Courtage-nota nota nr. : dd 9 oktober 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.10. c), en/of
11) Courtage-nota nota nr. : dd 3 november 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.11. c), en/of
12) Courtage-nota nota nr. : dd 6 november 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.12. c), en/of
13) Courtage-nota nota nr. : dd 16 oktober 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.13. c), en/of
14) Courtage-nota nota nr. : dd 22 oktober 1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.14. c), en/of
15) Courtage-nota nota nr. : dd 17november1998 (dossier
Rijksrecherche 2.3.3.15. c), (hierboven wordt met "dossier
Rijksrecherche" telkens bedoeld het dossier "Rijksrecherche Den Haag
Zaaknummer 19990268"),
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig
feit te dienen - als ware dat (die) geschrift(en) (telkens) echt en
onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat:
- (haar, verdachte's mededader) was binnen de
ambtelijke organisatie van de provincie Zuid-Holland (onder meer)
belast met de zogeheten "treasury"-portefeuille van die provincie,
binnen welke taakopdracht hij tot taak had en/of diende te bevorderen,
in ieder geval bevorderde, dat de provincie Zuid-Holland
leenovereenkomst(en) en/of andersoortige financiële constructie(s)
aanging met een of meer derden;
- (haar, verdachte's mededader) verrichtte in de
hierboven genoemde periode ingevolge de binnen de ambtelijke
Organisatie van de provincie Zuid-Holland toen geldende regels die
"treasury" werkzaamheden op autonome wijze, althans met een grote mate
van autonomie, in ieder geval verrichte die die
"treasury"-werkzaamheden toen binnen de ambtelijke Organisatie van de
provincie Zuid-Holland met een door de (ambtelijke en/of bestuurlijke)
Organisatie van de provincie Zuid-Holland toegelaten (zeer) grote mate
van autonomie;
- (haar, verdachte's mededader) werd met betrekking
tot die werkzaamheden (waartoe onder meer behoorde(n) het voorbereiden
en/of uitvoeren van door de provincie Zuid-Holland gesloten
leenovereenkomsten en/of aangegane financiële constructies met een of
meer derden) naar zij, verdachte, en/of een of meer van haar,
verdachte's, mededader(s) wist(en) en/of moet(en) hebben geweten en/of
redelijkerwijze kon(den) weten, niet dan wel slechts in beperkte mate
gecontroleerd door (een) ander(en) - dan die -
binnen het bestuurlijk en/of ambtelijk apparaat van de provincie
Zuid-Holland;
- zij, verdachte, en/of (haar mededader) (die toen
(mede)vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer anderen van
haar mededader(s) presenteerde(n) zich toen in het maatschappelijk
verkeer en/of naar de provincie Zuid-Holland toe als zogeheten geld-
of kapitaalmakelaar(s) en/of geld- of kapitaalbemiddelaar(s);
- zij, verdachte, en/of (haar mededader) (die toen
(mede)vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer anderen van
haar mededader(s) stelde(n) ten behoeve van haar, verdachte, en/of
(haar mededader) en/of een of meer andere(n) van
haar mededader(s) (telkens) een of meer
(declaratie)formulier(en)/(-)nota('s) op waarin ten laste van de
provincie Zuid-Holland een of meer geldsbedragen werd(en) gedeclareerd
en/of in rekening werd(en) gebracht en zond(en) die
declaratie(s)/nota( op naar/ter attentie van (haar, verdachte's,
mededader)/ die (in diens hoedanigheid van
provinciaal ambtenaar van de provincie Zuid-Holland) en/of de
provincie Zuid-Holland;
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
- zij, verdachte, en/of (haar mededader) en/of een
of meer anderen van haar, verdachte's, mededader(s) vermeldde(n)
(telkens) opzettelijk in strijd met de waarheid in die hierboven
genoemde en aan genoemde en/of de provincie
Zuid-Holland verzonden declaratie(s)/nota('s) dat het/de in door
middel van die declaratie(s)/nota( bij de provincie Zuid-Holland in
rekening gebrachte bedrag(en) (telkens) betrekking had(den) op
courtagekosten met betrekking tot/in verband met (een/de) in die
declaratie(s)/(nota(s) met zoveel woorden aangegeven door de provincie
Zuid-Holland gesloten leenovereenkomst(en) en/of financiële
constructie(s) tussen die provincie Zuid-Holland enerzijds en een of
meer derden anderzijds, zulks terwijl dat die gedeclareerde en/of in
rekening gebrachte bedrag(en) (telkens) in het geheel geen betrekking
had(den) op door die haar, verdachte, en/of (haar mededader)
en/of een of meer anderen van haar mededader(s)
verrichte bemiddelingswerkzaamheid/ heden, (althans courtage
genererende werkzaamheid/werkzaamheden) met betrekking tot tussen de
provincie Zuid-Holland en haar wederpartij(en) bij de/die in de/die
declaratie(s)/nota('s) genoemde leenovereenkomst(en) en/of financiële
constructie(s);
- deze manier van declareren en/of het op deze wijze opstellen van die
declaratie(s)/nota('s) was (telkens) door de hierboven genoemde
voorgesteld aan haar, verdachte, en/of (haar
mededader) (die toen (mede)vennoot was van haar,
verdachte) en/of een of meer (anderen) van haar mededader(s) en/of
vond (telkens) plaats op basis van en/of na door die
aan haar, verdachte, en/of (haar mededader) (die
toen (mede)vennoot was van haar, verdachte) en/of en of meer (anderen)
van haar mededader(s) verstrekte gegevens (met betrekking tot die
leenovereenkomst(en) en/of die financiële constructie(s));
- genoemde heeft (telkens) een of meer van die
declaratie(s)/nota( - na binnenkomst ervan bij de provincie
Zuid-Holland - (ter goedkeuring en/of ter uitbetaling door de
provincie Zuid-Holland) van zijn (goedkeurende) handtekening en/of
paraaf voorzien, en/of
die heeft (telkens) de/een of meer van de op die
declaratie(s)/nota('s) betrekking hebbende (en voor de financiële
administratie van de provincie Zuid-Holland voor uitbetaling aan
derden noodzakelijk, in ieder geval van belang, zijnde) boekings-
en/of betalingsopdrachten (deels) opgesteld en/of ingevuld en/of van
zijn, verdachte's, (goedkeurende) paraaf en/of handtekening voorzien,
en/of
die heeft (daarbij) telkens, althans een- of
meermalen, (onbevoegdelijk) diens paraaf en/of handtekening geplaatst
in de voor de handtekening of paraaf van de daartoe bevoegde
budgetbeheerder bestemde kolom of plaats in die boekings- en/of
betalingsopdracht(en), en/of
die heeft (vervolgens) die geparafeerde en/of
getekende declaratie(s)/nota('s) en/of betalings en/of
boekingsopdracht(en) ter verdere (financiële) afwerking/bewerking
en/of uitbetaling (door)gezonden naar een of meer van de daarvoor
aangewezen ambtelijke instantie(s) en/of afdeling(en) en/of
perso(o)n(en) binnen de provincie Zuid-Holland, in ieder geval heeft
(haar, verdachte's, mededader)/ die binnen het
ambtelijk apparaat van de provincie Zuid-Holland bevorderd en/of
vanuit diens ambtelijke positie bewerkstelligd, althans weten te
bewerkstelligen dat het/de op die declaratie(s)/nota('s) aangegeven
bedrag(en) (met spoed) door de provincie Zuid-Holland werd(en) betaald
aan haar, verdachte, en/of (haar mededader) (die
toen (mede)vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer
(anderen) van haar mededader(s).
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een
bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Zij,
op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode 1
april 1998 tot en met 1 september 1999, in de gemeente(n) Den Haag
en/of Andijk en/of Gouda en/of Wervershoof, althans (telkens) in
Nederland, (telkens) tezamen en In vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, (telkens) opzettelijk geld, in totaal ongeveer f
1.350.000,-, in elk geval (telkens) een of meerdere hoeveelhe(i)d(en)
geld, dat/die (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de
provincie Zuid-Holland, in elk geval (telkens) aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en welk(e)
geldbedrag(en) verdachte en/of haar mededader(s) uit hoofde van (haar,
verdachte's, mededader) 's persoonlijke
dienstbetrekking van stafmedewerker middelenbeheer, in elk geval
anders dan door misdrijf onder zich had(den), (telkens)
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
art 321 Wetboek van Strafrecht"
11. Het Hof heeft de afwijzing van de onder 2 meer subsidiair
gevorderde wijziging als volgt gemotiveerd:
"De onder feit 2 meer subsidiair voorgestelde wijziging wijst het hof
af, gelet op het totaal van de in de oorspronkelijke dagvaarding
terzake van dit feit opgenomen feitelijke omschrijvingen, nu door deze
wijziging van de tenlastelegging in zoverre niet langer hetzelfde feit
in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht zou inhouden."
12. Bij de afwijzing heeft het Hof de juiste maatstaf aangelegd, te
weten of is voldaan aan de in art. 313 lid 2 Sv gestelde eis dat de in
de aanvankelijke tenlastelegging onder 2 opgenomen gedragingen
hetzelfde feit in de zin van art. 68 Sr opleveren als de in de
vordering tot wijziging van de tenlastelegging opgenomen gedragingen.
Ik stel voorop dat de strekking van beide strafbepalingen niet
wezenlijk uiteenloopt, beide strekken tot bescherming van het vermogen
en in veel gevallen zal het verschil tussen een gang van zaken die
oplichting oplevert en een die als verduistering kan worden beschouwd,
gering zijn, zo al niet beide delictsomschrijvingen toepasbaar zijn
(Vgl HR 8 januari 1991, NJ 1991, 344). Derhalve diende het Hof na te
gaan of de in de oorspronkelijke tenlastelegging en de wijziging
daarvan verweten gedragingen zijn begaan onder omstandigheden waaruit
blijkt van een zodanig verband met betrekking tot de gelijktijdigheid
en wezenlijke samenhang in het handelen en de schuld van de verdachte,
dat de gedachte achter de in art. 313 lid 2 Sv opgenomen beperking die
naar art. 68 Sr verwijst, meebrengt dat de gevorderde wijziging
toelaatbaar is (Vgl. HR 2 november 1999, NJ 2000, 174, HR, 29 januari
2002, LJN AD8646 en HR 27 januari 2004, LJN AN8274).
13. Het Hof heeft volstaan met de overweging dat de vordering wordt
afgewezen "gelet op het totaal van de in de oorspronkelijke
dagvaarding terzake van dit feit opgenomen feitelijke omschrijvingen,
nu door deze wijziging van de tenlastelegging in zoverre niet langer
hetzelfde feit in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht
zou inhouden". Gelet op het criterium waaraan het Hof moest toetsen,
is dit oordeel zonder nadere motivering, die ontbreekt,
onbegrijpelijk. Nu, zoals hierboven is weergegeven, het verwijt onder
2 primair er in de kern op neerkomt dat verdachte met onder meer
de Provincie Zuid-Holland heeft bewogen de
betreffende geldbedragen af te geven en het verwijt onder 2 meer
subsidiair, dat op het wegsluizen van dezelfde geldbedragen betrekking
heeft, ervan uitgaat dat de Provincie niet tot afgifte is bewogen maar
dat medeverdachte het geld uit hoofde van zijn
dienstbetrekking onder zich had en zich dat met zijn mededaders
wederrechtelijk heeft toegeëigend, is er op het eerste gezicht een
zodanig verband met betrekking tot de gelijktijdigheid en zodanige
samenhang in handelen en schuld, dat er sprake is van hetzelfde feit
in de zin van art. 68 Sr. Ik kan me ook niet voorstellen dat het Hof
de officier van justitie na deze vrijspraak ontvankelijk zou achten in
een vervolging van verdachte ter zake van de meer subsidiair
tenlastegelegde verduistering.
14. Het middel is derhalve terecht voorgesteld. Dit betekent dat de
bestreden uitspraak zal moeten worden vernietigd ten aanzien van deze
tussenbeslissing en de beslissing ten aanzien van het onder 2
tenlastegelegde. Nu, zoals ik hierna uiteen zal zetten, de namens
verdachte voorgestelde middelen falen, kan daarmee worden volstaan.
Anders dan in HR 29 januari 2002, AD8646 het geval was, behoeft geen
vernietiging ten aanzien van de strafoplegging te volgen, omdat in het
geval dat na verwijzing een veroordeling ter zake van feit 2 zou
volgen, voor dat feit binnen de door art. 63 Sr getrokken grenzen
afzonderlijk een straf kan worden opgelegd.
15. Het eerste middel dat namens verdachte is voorgesteld klaagt dat
het Hof onder feit 1 onder meer bewezen heeft verklaard dat verdachte
nota's valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk deze als echt en
onvervalst te gebruiken door - kort gezegd - in strijd met de waarheid
te vermelden dat deze betrekking hadden op courtagekosten, terwijl uit
de bewijsmiddelen niet kan blijken dat het woord courtagekosten
onjuist was.
16. Het Hof heeft in zijn arrest bij de bewijsvoering overwogen,
voorzover hier van belang:
"Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsvrouw namens verdachte
aangevoerd dat niet kan worden gesteld dat de door
ingediende nota's niet de werkelijkheid weerspiegelen, nu "courtage"
makelaarsloon is, een makelaar is en het betaalde loon
derhalve als makelaarsloon kan worden aangemerkt, ook als het
betrekking heeft op advieswerkzaamheden.
Het hof verwerpt dit verweer. Een makelaar is een bemiddelaar bij het
totstandkomen van transacties, courtage is de beloning voor die
bemiddeling. Als bij die bemiddeling nevenwerkzaamheden worden
verricht (bijvoorbeeld advisering of administratie), kunnen deze onder
courtage worden begrepen. Als een makelaar echter - zoals in dit geval
- werkzaamheden verricht waarbij geen bemiddeling plaatsvindt
(bijvoorbeeld taxatie of advisering), kan zijn beloning naar algemeen
spraakgebruik niet als courtage worden aangeduid en is een zodanige
aanduiding misleidend. In het onderhavige geval klemt dat des te meer,
nu gelet op de inhoud van de nota niets erop wijst dat de verrichte
werkzaamheden in het geheel geen betrekking hebben op
bemiddelingswerkzaamheden door de verdachte. Die transacties zijn in
werkelijkheid door bemiddeling van anderen tot stand gekomen. Onder
deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de term "courtage" in
de betreffende nota's valselijk is opgenomen. "
17. Anders dan de steller van het middel meent, acht ik dit oordeel
van het Hof niet onbegrijpelijk. Uit de bewijsmiddelen kan worden
opgemaakt dat aan verdachte door vergoedingen werden
toegekend wegens zijn adviezen ten aanzien leningtransacties van de
provincie Zuid-Holland, waarvan de hoogte verband hield met te betalen
bemiddelingskosten, terwijl er in werkelijkheid in het geheel niet
bemiddeld was. Mede gelet op de afspraak die aan die vergoeding ten
grondslag lag, namelijk dat aan verdachte hetgeen
hij bij de courtage aan een kant kon uitsparen aan verdachte als
vergoeding zou betalen, heeft het Hof kunnen oordelen dat als gevolg
van de vermelding courtage de werkelijke achtergrond van de betaling
aan het zicht werd onttrokken en dat de term "courtage" dus valselijk
was opgenomen in de nota's.
18. Voorts klaagt het middel dat niet kan blijken dat verdachte opzet
had op enige valsheid of het oogmerk had valse geschriften als echt en
onvervalst te gebruiken. Deze klacht die ook als verweer voor het Hof
is aangevoerd en in de cassatieschriftuur niet nader is gemotiveerd,
is ongegrond nu het Hof dat verweer op toereikende gronden in zijn
arrest heeft verworpen.
19. Het middel faalt en kan met de in art. 81 RO bedoelde motivering
worden afgedaan.
20. Het tweede middel dat namens de verdachte is voorgesteld klaagt
over de strafoplegging.
21. Blijkens de aangehechte pleitnotities aan het proces-verbaal van
de terechtzitting van 23 april 2003 heeft verdachtes raadsvrouw onder
meer aangevoerd dat verdachte een rechtspersoon is die geen activa
meer heeft en dat de opgelegde geldboete derhalve voor rekening van de
belangrijkste vennoot zal komen. De raadsvrouw heeft
in dat kader gewezen op het bedrag van fl.1.800.954,04 dat
aan de provincie Zuid-Holland moet terugbetalen als
uitkomst van een civiele procedure in deze kwestie. Voorts heeft zij
de financiële positie van in het licht van zijn
persoonlijke omstandigheden geschetst en aangegeven dat hij niet of
nauwelijks draagkracht heeft.
22. Het Hof heeft verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke
geldboete ⬠25.000,-- met een proeftijd van twee jaren en heeft de
strafoplegging als volgt gemotiveerd:
"De Advocaat-Generaal mr. Ter Hart heeft gevorderd dat het vonnis
waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van
het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een
geldboete van ⬠75.000,--.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van
de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond
van de omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit
het onderzoek ter terechtzitting.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de
financiële omstandigheden waarin de verdachte verkeert. Tevens wordt
rekening gehouden met het feit dat een eventuele geldboete feitelijk
moet worden gedragen door de belangrijkste vennoot van verdachte, die
zelf eveneens wordt bestraft."
23. Ik acht het middel ongegrond. Het gaat hier om een voorwaardelijk
opgelegde boete, met als enige voorwaarde dat verdachte voor het einde
van de proeftijd geen strafbare feiten pleegt. Dat betekent dat
verdachte het in eigen hand heeft of hij de boete daadwerkelijk zal
moeten betalen. Als de tenuitvoerlegging wordt gevorderd in verband
met een nieuw strafbaar feit, zal de rechter bij zijn beslissing op de
vordering tot tenuitvoerlegging rekening kunnen houden met de
draagkracht van verdachte. Gelet op dit alles meen ik dat het oordeel
van het Hof dat deze voorwaardelijk opgelegde geldboete niet
onverenigbaar is met verdachtes draagkracht, niet onbegrijpelijk is.
24. Het middel faalt.
25. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden
tussenbeslissing en de bestreden einduitspraak, maar de laatste
uitsluitend voor wat betreft de beslissing ten aanzien van het onder 2
tenlastegelegde, zal vernietigen en de zaak naar een aangrenzend
gerechtshof zal verwijzen teneinde inzoverre op het bestaande hoger
beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en het beroep van
verdachte zal verwerpen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
plv.