Rechtbank 's-Hertogenbosch
Politie-agent veroordeeld voor opmaken vals proces-verbaal
De rechtbank âs-Hertogenbosch heeft maandag 25 oktober 2004 een
politie-agent veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren. Ook mag hij
drie jaar lang zijn ambt niet uitoefenen. Daarnaast kende de Bossche
rechtbank als voorschot een schadevergoeding van 2500 euro toe aan het
slachtoffer. De rechtbank legde daarmee een zwaardere straf op dan
door de officier van justitie was geëist.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat door de schuld van
de agent iemand zwaar lichamelijk letsel opliep. De agent probeerde in
november 2003 in âs-Hertogenbosch twee mannen op een bromfiets aan te
houden en trok daarbij aan een van hen waardoor de bromfiets tegen een
lantaarnpaal belandde en de bestuurder een beenbreuk opliep. Van dit
incident maakte hij vervolgens een vals proces-verbaal op.
De rechtbank overwoog onder meer dat voor een goede rechtspleging men
erop moet kunnen vertrouwen dat de inhoud van een ambtsedig opgemaakt
proces-verbaal de waarheid bevat. "Op deze wijze is de
geloofwaardigheid van de politie in het algemeen in het geding", aldus
de rechtbank.
Ook een meerdere van de hoofdagent werd door het openbaar ministerie
gedagvaard. Hij zou de agent hebben aangezet tot het opmaken van een
vals proces-verbaal. De rechtbank acht dit echter niet overtuigend
bewezen en sprak de man maandag 25 oktober 2004 vrij.
Vanwege een technische storing, zijn de uitspraken hieronder te
raadplegen.
RECHTBANK âS-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/085026-04
Uitspraakdatum: 25 oktober 2004
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank âs-Hertogenbosch, meervoudige kamer
voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
Verdachte
geboren te
wonende te
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11
oktober 2004.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van
justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is
gebracht
.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 september 2004.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 november 2003 te 's-Hertogenbosch aan een
persoon
genaamd slachtoffer, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (uitgebreid
bandletsel
aan de (rechter)knie met botbreuk in het onderbeen ter hoogte van het
kniegewricht,in elk geval zwaar lichamelijk letsel aan het been),
heeft
toegebracht,door opzettelijk
deze slachtoffer, terwijl deze (als bestuurder) op een met
aanzienlijke snelheid,
in elk geval (beduidend) hogere snelheid dan stapvoets, rijdende
bromfiets zat,
en/of (diens duopassagier) slachtoffer 2,
te duwen en/of vast te pakken en/of (anderszins) te raken,
(mede) ten gevolge waarvan deze slachtoffer zwaar lichamelijk letsel
heeft
opgelopen;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2003 te 's-Hertogenbosch opzettelijk
mishandelend een persoon, te weten slachtoffer, terwijl deze (als
bestuurder) op
een met aanzienlijke snelheid, in elk geval (beduidend) hogere
snelheid dan
stapvoets, rijdende bromfiets zat, heeft geduwd en/of vastgepakt en/of
(anderszins) heeft aangeraakt en/of diens duopassagier slachtoffer 2
heeft
geduwd en/of vastgepakt en/of anderszins heeft aangeraakt, terwijl
deze
bromfiets met aanzienlijke snelheid, in elk geval met een (beduidend)
hogere
snelheid dan stapvoets, reed,
(mede) tengevolge waarvan deze slachtoffer zwaar lichamelijk letsel,
te weten
uitgebreid bandletsel aan de (rechter)knie met botbreuk in het
onderbeen ter
hoogte van het kniegewricht, in elk geval zwaar lichamelijk letsel aan
het
been, althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2003 te 's-Hertogenbosch grovelijk,
althans
aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een persoon,
te
weten slachtoffer, terwijl deze (als bestuurder) op een met
aanzienlijke
snelheid, in elk geval (beduidend) hogere snelheid dan stapvoets,
rijdende
bromfiets zat, heeft geduwd en/of vastgepakt en/of (anderszins) heeft
aangeraakt en/of diens duopassagier slachtoffer 2 heeft geduwd en/of
vastgepakt
en/of anderszins heeft aangeraakt,
waardoor het (mede) aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest
dat deze
slachtoffer zwaar lichamelijk letsel, te weten uitgebreid bandletsel
aan de
(rechter)knie met botbreuk in het onderbeen ter hoogte van het
kniegewricht,
in elk geval zwaar lichamelijk letsel aan het been, heeft bekomen,
althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of
verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van
deze
slachtoffer is ontstaan, heeft bekomen;
(artikel 308 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 25 november 2003 te 's-Hertogenbosch opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten slachtoffer 2), heeft geduwd en/of
vastgepakt
en/of (anderszins) geraakt, terwijl deze (als duopassagier) op een met
aanzienlijke snelheid, althans met een hogere snelheid dan stapvoets,
rijdende
bromfiets zat, en/of slachtoffer (bestuurder van die bromfiets)
opzettelijk
heeft geduwd en/of vastgepakt en/of (anderszins) geraakt, (mede) ten
gevolge
waarvan deze slachtoffer 2 letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 25 november 2003 tot en met 26
november
2003 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in het arrondissement
's-Hertogenbosch,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een (onder meer) door hem als hoofdagent van politie van de
politieregio
Brabant Noord ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, gedateerd 26
november 2003,
in elk geval in een geval waarin een wettelijk voorschrift een
verklaring
onder ede vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt,
schriftelijk, persoonlijk, opzettelijk valselijk een verklaring onder
ede
heeft afgelegd,
door tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
persoonlijk, schriftelijk, opzettelijk valselijk geheel of ten dele in
strijd
met de waarheid te verklaren in vorenbedoeld proces-verbaal,
- zakelijk weergegeven -:
"Ik, verbalisant, zag dat de bestuurder van de bromfiets in plaats
van te remmen zijn snelheid bleef verhogen. Ik, verbalisant, kwam
daardoor links-voor de bromfiets te staan. Ik, verbalisant, vreesde
door de bestuurder van de bromfiets omver gereden te worden en draaide
links-om mijn as. Ik, verbalisant , voelde dat ik aan mijn
linkerzijde licht werd geraakt door de bromfiets en/of de opzittenden.
Ik, verbalisant , zag dat de bromfietser met opzittenden mij verder
passeerde en met hoge snelheid zijn weg vervolgde over de
Baksvelstraat in de
richting van de Wolfsdonklaan. Ik, verbalisant zag dat beide
opzittenden omkeken en dat de bestuurder zijn bromfiets naar rechts
stuurde.
Ik, verbalisant , zag dat de bestuurder van de bromfiets nog verder
naar rechts stuurde en dat een of beide wielen van de bromfiets de aan
de
rechterzijde gelegen trottoirrand raakte(n). Dit was ongeveer twintig
meter
verder in de richting van de Wolfsdonklaan.
Ik, verbalisant , zag dat de bestuurder zijn bromfiets verder niet
meer onder controle had en dat de bromfiets naar rechts kantelde. Ik,
verbalisant , zag dat de bromfiets en/of de opzittenden de aldaar
staande en in werking zijnde lantaarnpaal raakten en vervolgens ten
val
kwamen."
en/of dit proces-verbaal (vervolgens) op ambtseed/ambtsbelofte te
ondertekenen.
(artikel 207 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 25 november 2003 tot en met 26
november
2003 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in het arrondissement
's-Hertogenbosch,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
een
ambtsedig proces-verbaal gedateerd 26 november 2003 - zijnde een
geschrift dat
bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft
opgemaakt
of heeft vervalst, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in
vereniging met
die ander(en), althans alleen, valselijk in dat proces-verbaal
opgenomen
-zakelijk weergegeven-:
"Ik, verbalisant , zag dat de bestuurder van de bromfiets in plaats
van te remmen zijn snelheid bleef verhogen. Ik, verbalisant , kwam
daardoor links-voor de bromfiets te staan. Ik, verbalisant , vreesde
door de bestuurder van de bromfiets omver gereden te worden en draaide
links-om mijn as. Ik, verbalisant , voelde dat ik aan mijn
linkerzijde licht werd geraakt door de bromfiets en/of de opzittenden.
Ik, verbalisant , zag dat de bromfietser met opzittenden mij verder
passeerde en met hoge snelheid zijn weg vervolgde over de
Baksvelstraat in de
richting van de Wolfsdonklaan. Ik, verbalisant , zag dat beide
opzittenden omkeken en dat de bestuurder zijn bromfiets naar rechts
stuurde.
Ik, verbalisant , zag dat de bestuurder van de bromfiets nog verder
naar rechts stuurde en dat een of beide wielen van de bromfiets de aan
de
rechterzijde gelegen trottoirrand raakte(n). Dit was ongeveer twintig
meter
verder in de richting van de Wolfsdonklaan.
Ik, verbalisant , zag dat de bestuurder zijn bromfiets verder niet
meer onder controle had en dat de bromfiets naar rechts kantelde. Ik,
verbalisant , zag dat de bromfiets en/of de opzittenden de aldaar
staande en in werking zijnde lantaarnpaal raakten en vervolgens ten
val
kwamen."
en/of (vervolgens) dat proces-verbaal ondertekend,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te
gebruiken of
door anderen te doen gebruiken;
(art. 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het
tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden
gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in
de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing
der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
De acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder
1 primair, 1 subsidiair en onder 2 is tenlastegelegd, zodat de
verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn
vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat
verdachte heeft begaan zoals is weergegeven op het in dit vonnis
opgenomen afgestreepte afschrift van de dagvaarding.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit
waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is
verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op in de uitspraak vermelde strafbare .
De strafbaarheid.
Door de raadsman is met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde
feit als verweer gevoerd dat sprake is geweest van een situatie van
psychische overmacht, zodat verdachte terzake het tenlastegelegde
dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich in een
situatie van ontreddering bevond, daarbij verwijzend naar hetgeen de
psychiater stelt. Verdachte en zijn collegaâs werden op 25 november
2003 belaagd, bedreigd en aangevallen. Slechts met behulp van
pepperspray en een overmacht van politie zijn de ontstane onlusten de
kop ingedrukt. De situatie waarin verdachte verkeerde werd ook
gekenmerkt door die van âpsychische kwetsbaarheidâ zoals de psychiater
heeft opgemerkt. Hij was fysiek doodziek en over zijn toeren. Ondanks
het feit dat hij eigenlijk daarvoor te beroerd was stond het korps
erop dat een proces-verbaal van bevindingen over (de aanleiding van)
het ongeval zou worden opgemaakt. Waar verdachte in die toestand
terugkwam op het bureau en verslag uitbracht aan de chef van dienst,
instrueert deze verdachte om zijn verhaal aan te passen. Aldus werd
verdachte in de nacht van 25 op 26 november 2003 een uitweg geboden.
Gegeven de ontreddering van verdachte, gegeven datgene dat verdachte
eerder reeds had meegemaakt, gegeven de (werk)druk op dat moment,
alsmede de indringende opstelling van de hoogste aanwezige in rang,
werd op verdachte een zodanige (van buitenkomende) kracht of drang
uitgeoefend, dat hij daartegen redelijkerwijs geen weerstand kon
bieden.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Op grond van functie,
maatschappelijke status, beroep of rol in het maatschappelijke en
sociale leven worden in het strafrecht ten aanzien van sommige
personen verhoudingsgewijs hogere eisen aan hun gesteld dan aan
anderen in vergelijkbare omstandigheden. De bijzondere 'hoedanigheid'
of 'kwaliteit' rechtvaardigt in die gedachtengang een hogere standaard
van verantwoordelijkheid in rechte. Zo'n (maatschappelijke of sociale)
borgstelling kan structureel zijn (gekoppeld aan een bepaalde
persoonlijke hoedanigheid, bijv. arts, politie-agent, portier,
hulpverlener, opvoeder) maar ook incidenteel, bijvoorbeeld door het
min of meer spontaan op zich nemen van een bepaalde taak (eenmaal
daaraan begonnen staat men ook garant voor het tot een goed einde
brengen daarvan).
Zoân bijzondere beroepsmatige hoedanigheid, staat in het algemeen al
spoedig in de weg aan overmacht, bij de psychische overmacht als grond
ter verontschuldiging kan dit zelfs in versterkte mate het geval te
zijn. Bij psychische overmacht ligt de nadruk niet zozeer op een
objectieve afweging van de in het geding zijnde belangen maar in het
vergeeflijke van het zwichten voor ondervonden pressie vormt de
Garantenstellung een verhoudingsgewijs hoge drempel voor het welslagen
van een beroep op schulduitsluiting.
Om een geslaagd beroep op psychische overmacht te kunnen doen moet
verdachte zich in een toestand hebben bevonden waarin hij niet
redelijkerwijs weerstand had kunnen en behoren te bieden aan de drang.
Verdachte is politieambtenaar, met meer dan 10 jaar ervaring, en aldus
mogen er aan hem hogere eisen worden gesteld dan aan de gemiddelde
burger. Zeker waar het hier gaat om een zogenaamd "functioneel"
delict: het opmaken van een proces-verbaal.
Verdachte is op de hoogte van de waarde die wordt gehecht aan een op
ambtseed opgemaakt proces-verbaal. Overigens is het onderhavige
proces-verbaal afgerond en ondertekend op de dag na het gebeuren in de
Baksvelstraat. Er is dus enige tijd verstreken tussen het moment
waarop verdachte emotioneel was aangedaan en het moment waarop hij het
bewuste proces-verbaal heeft vastgesteld en ondertekend. De rechtbank
gaat er van uit dat verdachte in die tijd weer tot rust is gekomen.
Verdachte verkeerde wellicht in een dilemma, de tweestrijd, waarin hij
ten tijde van het begaan van het delict verkeerde. De actuele situatie
vergt het maken van een keuze die tweeërlei van aard kan zijn. Er
moet worden gekozen tussen het toegeven âof juist het weerstand
bieden- aan een uitgeoefende druk.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte
redelijkerwijs weerstand behoorde te bieden aan de door hem
beweerdelijk uitgeoefende drang.
Er zijn voor het overige geen feiten of omstandigheden gebleken die de
strafbaarheid van of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom
strafbaar voor hetgeen te laste bewezen is verklaard
Toepasselijke wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 207, 308
De overwegingen die tot de beslissing hebben geleiD
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de die aan verdachte te worden opgelegd heeft
de gelet op:
1. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder
dit is begaan
2. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de enerzijds in het bijzonder rekening
houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren
gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
* de ernst van door verdachte gepleegde strafbare in verhouding tot
andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het
wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke
feiten worden opgelegd.
* Verdachte heeft op 25 november 2003 getracht een bromfiets met
bestuurder en duopassagier aan te houden. Hij is naar de rijdende
bromfiets toegelopen, terwijl deze zijn snelheid opvoerde. Hij
heeft vervolgens geprobeerd de bestuurder en/of de duopassagier
vast te pakken waardoor er op enig moment sprake is geweest van
contact tussen verdachte en de personen op de bromfiets. Bijna
onmiddellijk na dit contact is de bromfiets tegen een lantaarnpaal
aangereden en tengevolge daarvan heeft de bestuurder van de
bromfiets een beenbreuk opgelopen. De wijze van handelen van
verdachte past niet in de gegeven omstandigheden. Het is op zijn
minst genomen onvoorzichtig te noemen te proberen de bestuurder
van een bromfiets te pakken als deze met aanzienlijke snelheid
voorbij komt gereden.
Van een politieambtenaar mag verwacht worden dat hij zich tevoren
rekenschap geeft van de gevaarzetting van dit soort handelen, met name
nu het in casu een betrekkelijk gering feit betrof.
* Vervolgens heeft verdachte een proces-verbaal van bevindingen
opgemaakt en ondertekend terwijl hij niet de ware toedracht van
het gebeuren daarin had opgenomen. Dit alles om zijn rol in het
gebeuren te bagatelliseren. In onze rechtsstaat wordt aan een op
ambtseed opgemaakt proces-verbaal grote waarde toegekend. Voor een
goede rechtspleging moet men erop kunnen vertrouwen dat de inhoud
van een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal de waarheid bevat.
Veelal zijn processen-verbaal van politie het fundament waarop een
strafzaak is gebaseerd. Op deze wijze is de geloofwaardigheid van
de politie in het algemeen in het geding.
Alles overziende rekent de rechtbank de verdachte het
bewezenverklaarde zwaar aan en is - mede gelet op de generale en
speciale preventie - van oordeel dat oplegging van de navolgende straf
gerechtvaardigd en geboden is.
De zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van
justitie gevorderde straf, hoewel de eis van de officier van justitie
betrekking had op feit 1 primair, feit 2 en feit 3 primair, en de
rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen van feit 1 meer
subsidiair en feit 3primair.
De is van oordeel dat de gevorderde straf de ernst van het
bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt, met name het
onder 3 bewezenverklaarde feit wordt verdachte zwaar aangerekend.
Immers ingevolge de wet (vide artikel 344 lid 2 Sv.) kan het bewijs
dat de verdachte het telastegelegde feit heeft gepleegd, door de
rechter worden aangenomen op het proces-verbaal van een
opsporingsambtenaar.
Ons rechtsstelsel is voor een groot deel afhankelijk van juist
opgemaakte processen-verbaal door de politie. Als daarom iemand een
vals proces-verbaal opmaakt, ondertekent en instuurt dient dit zwaar
te worden gestraft.
De vordering van de benadeelde partij slachtoffer.
De zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het
volgende onderdeel van haar vordering, aangezien deze niet van zo
eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het
strafgeding, te weten:
Immateriële schade voor zover het een bedrag van ⬠2.500,= te boven
gaat.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van haar vordering slechts bij
de burgerlijke rechter aanbrengen.
De acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit
toegebrachte schade, als voorschot op de immateriële schade een
bedrag van ⬠2.500,=.
De zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel
opleggen, nu de het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan
het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van
dezelfde schade worden opgelegd, zal de bepalen dat verdachte van de
schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij
heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
schadevergoeding.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is
tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt daarvan
vrij.
Het bewezenverklaarde levert op :
T.a.v. feit 1 meer subsidiair:
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel
bekomt
T.a.v. feit 3 primair:
in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede
vordert,
persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en
overtuigend bewezen.
T.a.v. feit 1 meer subsidiair, feit 3 primair:
Werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis
T.a.v. feit 3 primair:
Gehele ontzegging van bepaalde rechten voor de duur van 3 jaar
te weten, ontzegging van zijn recht tot het bekleden van het ambt van
politieambtenaar.
T.a.v. feit 1 meer subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2500,00 subsidiair 50 dagen
hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de
Staat ten
behoeve van het slachtoffer van een bedrag van EUR 2.500 (zegge:
tweeduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te
vervangen
door 50 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor
opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij in het kader van een
voorschot toe
en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde
partij
slachtoffer , van een bedrag van EUR 2.500 (zegge: tweeduizend
vijfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot
heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de
tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet
ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde
bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde
verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.W.E.C. Pulles, ,
mr. K. Visser en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van J.C. de Steur, griffier
en is uitgesproken op 25 oktober 2004.
RECHTBANK âS-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/085028-04
Uitspraakdatum: 25 oktober 2004, bij vervroeging
STRAFVONNIS
Vonnis van de rechtbank âs-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de
behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
verdachte,
geboren te
wonende te
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18
oktober 2004.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van
justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is
gebracht
.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 september 2004.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
Medeverdachte in of omstreeks de periode van 25 november 2003 tot en
met 26
november 2003 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in het arrondissement
's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans
alleen,
in een (onder meer) door hem als hoofdagent van politie van de
politieregio
Brabant Noord ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, gedateerd 26
november 2003,
in elk geval in een geval waarin een wettelijk voorschrift een
verklaring
onder ede vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt,
schriftelijk, persoonlijk, opzettelijk valselijk een verklaring onder
ede
heeft afgelegd,
door tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
persoonlijk, schriftelijk, opzettelijk valselijk geheel of ten dele in
strijd
met de waarheid te verklaren in vorenbedoeld proces-verbaal,
- zakelijk weergegeven -:
"Ik, verbalisant, zag dat de bestuurder van de bromfiets in plaats
van te remmen zijn snelheid bleef verhogen. Ik, verbalisant , kwam
daardoor links-voor de bromfiets te staan. Ik, verbalisant , vreesde
door de bestuurder van de bromfiets omver gereden te worden en draaide
links-om mijn as. Ik, verbalisant , voelde dat ik aan mijn
linkerzijde licht werd geraakt door de bromfiets en/of de opzittenden.
Ik, verbalisant , zag dat de bromfietser met opzittenden mij verder
passeerde en met hoge snelheid zijn weg vervolgde over de
Baksvelstraat in de
richting van de Wolfsdonklaan. Ik, verbalisant , zag dat beide
opzittenden omkeken en dat de bestuurder zijn bromfiets naar rechts
stuurde.
Ik, verbalisant , zag dat de bestuurder van de bromfiets nog verder
naar rechts stuurde en dat een of beide wielen van de bromfiets de aan
de
rechterzijde gelegen trottoirrand raakte(n). Dit was ongeveer twintig
meter
verder in de richting van de Wolfsdonklaan.
Ik, verbalisant , zag dat de bestuurder zijn bromfiets verder niet
meer onder controle had en dat de bromfiets naar rechts kantelde. Ik,
verbalisant , zag dat de bromfiets en/of de opzittenden de aldaar
staande en in werking zijnde lantaarnpaal raakten en vervolgens ten
val
kwamen.",en/of dit proces-verbaal (vervolgens) op
ambtseed/ambtsbelofte te ondertekenen,
hebbende hij,verdachte, voornoemd misdrijf opzettelijk uitgelokt op of
omstreeks 25 november 2003 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in het
arrondissement 's-Hertogenbosch,
door misbruik van gezag en/of door het verschaffen van gelegenheid
en/of
middelen en/of inlichtingen,
hebbende hij, verdachte, als inspecteur van politie en/of hoofd van de
districtsrecherche te 's-Hertogenbosch, op dat moment werkzaam als
officier
van dienst, tegenover en ten overstaan van voornoemde , hoofdagent
van politie, en/of een of meer andere ondergeschikten in rang,
mededelingen
en/of voorstellen en/of suggesties gedaan over de inhoud van het
valselijk op
te maken proces-verbaal zoals hieronder weergegeven
en/of hebbende hij, verdachte,
(ten overstaan van) voornoemde en/of een of meer ander(en)
opzettelijk medegedeeld - zakelijk weergegeven-:
dat in grote problemen zou komen wanneer hij zijn ervaringen met
betrekking tot het bromfietsongeval naar waarheid in een
proces-verbaal zou
opnemen en/of
dat een zodanige omschrijving van het ongeval moest geven dat het
minder consequenties kon hebben en/of
dat het contact met de berijders van de bromfiets ook kon zijn geweest
door
een afdraaiende of afwerende beweging en/of
dat , terwijl hij zijn bevindingen vertelde aan zijn collega's,
daarmee moest stoppen en/of
dat het verhaal anders was gegaan dan zijn collega's vertelde en/of
dat het voorval op papier moest worden omschreven zoals hij,
verdachte, dat toen
(vervolgens) voorstelde en/of vertelde en/of
dat het op papier moest zetten zoals afgesproken tussen verdachte en
medeverdachte en/of
dat medeverdachte niet in het proces-verbaal moest opnemen dat hij de
bromfietser
had vastgepakt of geduwd,
in elk geval opzettelijk medegedeeld -zakelijk weergegeven- dat de
feitelijke
toedracht met betrekking tot de oorzaak van het bromfietsongeval
geheel of ten
dele in strijd met de waarheid in een proces-verbaal moest worden
verwoord;
(artikel 207 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of
zou kunnen leiden:
Medeverdachte in of omstreeks de periode van 25 november 2003 tot en
met 26
november 2003 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in het arrondissement
's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
althans
alleen, een ambtsedig proces-verbaal gedateerd 26 november 2003 -
zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk
heeft opgemaakt of heeft vervalst, immers heeft hij, medeverdachte,
tezamen en in
vereniging met die ander(en), althans alleen, valselijk in dat
proces-verbaal
opgenomen -zakelijk weergegeven-:
"Ik, verbalisant , zag dat de bestuurder van de bromfiets in plaats
van te remmen zijn snelheid bleef verhogen. Ik, verbalisant , kwam
daardoor links-voor de bromfiets te staan. Ik, verbalisant , vreesde
door de bestuurder van de bromfiets omver gereden te worden en draaide
links-om mijn as. Ik, verbalisant , voelde dat ik aan mijn
linkerzijde licht werd geraakt door de bromfiets en/of de opzittenden.
Ik, verbalisant , zag dat de bromfietser met opzittenden mij verder
passeerde en met hoge snelheid zijn weg vervolgde over de
Baksvelstraat in de
richting van de Wolfsdonklaan. Ik, verbalisant , zag dat beide
opzittenden omkeken en dat de bestuurder zijn bromfiets naar rechts
stuurde.
Ik, verbalisant , zag dat de bestuurder van de bromfiets nog verder
naar rechts stuurde en dat een of beide wielen van de bromfiets de aan
de
rechterzijde gelegen trottoirrand raakte(n). Dit was ongeveer twintig
meter
verder in de richting van de Wolfsdonklaan.
Ik, verbalisant , zag dat de bestuurder zijn bromfiets verder niet
meer onder controle had en dat de bromfiets naar rechts kantelde. Ik,
verbalisant , zag dat de bromfiets en/of de opzittenden de aldaar
staande en in werking zijnde lantaarnpaal raakten en vervolgens ten
val
kwamen."
en/of (vervolgens) dat proces-verbaal ondertekend,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te
gebruiken of
door anderen te doen gebruiken,
hebbende hij,verdachte, voornoemd misdrijf opzettelijk uitgelokt op of
omstreeks 25 november 2003 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in het
arrondissement 's-Hertogenbosch,
door misbruik van gezag en/of door het verschaffen van gelegenheid
en/of
middelen en/of inlichtingen,
hebbende hij, verdachte, als inspecteur van politie en/of hoofd van de
districtsrecherche te 's-Hertogenbosch, op dat moment werkzaam als
officier
van dienst, tegenover en ten overstaan van voornoemde medeverdachte,
hoofdagent
van politie, en/of een of meer andere ondergeschikten in rang,
mededelingen
en/of voorstellen en/of suggesties gedaan over de inhoud van het
valselijk op
te maken proces-verbaal zoals hieronder weergegeven
en/of hebbende hij, verdachte,
(ten overstaan van) voornoemde en/of een of meer ander(en)
opzettelijk medegedeeld - zakelijk weergegeven-:
dat in grote problemen zou komen wanneer hij zijn ervaringen met
betrekking tot het bromfietsongeval naar waarheid in een
proces-verbaal zou
opnemen en/of
dat een zodanige omschrijving van het ongeval moest geven dat het
minder consequenties kon hebben en/of
dat het contact met de berijders van de bromfiets ook kon zijn geweest
door
een afdraaiende of afwerende beweging en/of
dat , terwijl hij zijn bevindingen vertelde aan zijn collega's,
daarmee moest stoppen en/of
dat het verhaal anders was gegaan dan medeverdachte zijn collega's
vertelde en/of
dat het voorval op papier moest worden omschreven zoals hij,
verdachte, dat toen
(vervolgens) voorstelde en/of vertelde en/of
dat medeverdachte het op papier moest zetten zoals afgesproken tussen
verdachte en medeverdachte
en/of
dat medeverdachte niet in het proces-verbaal moest opnemen dat hij de
bromfietser
had vastgepakt of geduwd,
in elk geval opzettelijk medegedeeld -zakelijk weergegeven- dat de
feitelijke
toedracht met betrekking tot de oorzaak van het bromfietsongeval
geheel of ten
dele in strijd met de waarheid in een proces-verbaal moest worden
verwoord;
(artikel 225 jo. artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter
terechtzitting van 18 oktober 2004 gewijzigd. Van deze vordering is
een kopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
Door de raadsman is als verweer gevoerd dat in de primaire en
subsidiaire tenlastelegging ingevolge artikel 261 lid 1 van het
Wetboek van Strafvordering laatste zinsnede is verwezen naar het
wettelijk voorschrift, zijnde respectievelijk artikel 207 jo 45 en 225
jo 45 van het Wetboek van Strafrecht.
De verwijzing naar artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht is een
verwijzing naar de poging. Ook als hier sprake is van een kennelijke
vergissing en in plaats daarvan artikel 47 van het Wetboek van
Strafrecht moet worden gelezen dan nog is volstrekt onduidelijk hoe
door mededelingen, voorstellen en/of suggesties aan getuige 1 getuige
2 getuige 3 en medeverdachte zou kunnen zijn uitgelokt. De conclusie
van de raadsman is dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard nu
hier sprake is van een obscuur libel.
De raadsman heeft voorts als verweer gevoerd dat de tenlastelegging
onvoldoende feitelijk is omschreven waardoor eveneens nietigheid van
de dagvaarding zou moeten volgen.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman, zij is van oordeel
dat de tenlastegelegde feiten voldoende feitelijk en voldoende
duidelijk zijn omschreven.
De dagvaarding voldoet voorts aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het
tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden
gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in
de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing
der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank is van oordeel dat van de tenlastegelegde uitlokking wel
voldoende wettig bewijs is, echter de rechtbank mist de overtuiging
dat verdachte de opzet heeft gehad om Den Otter aan te zetten tot het
door deze begane strafbare feit.
De rechtbank is verder van oordeel dat van het tenlastegelegde
medeplegen onvoldoende bewijs aanwezig is, zodat de verdachte behoort
te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem primair, subsidiair, meer
subsidiair en meest subsidiair is tenlastegelegd.
DE UITSPRAAK
BESLISSING:
T.a.v. primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair, :
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en
overtuigend bewezen.
Dit vonnis is gewezen door,
mr. P.W.E.C. Pulles, ,
mr. K. Visser en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van J.C. de Steur, griffier
en is uitgesproken op 25 oktober 2004.
Mr. Kuijs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.