Ministerie van Justitie

22 oktober 2004

Met ingang van 1 januari 2005 worden de uitkeringen voor levensonderhoud automatisch verhoogd. Minister J.P.H. Donner van Justitie heeft het percentage daarvoor vastgesteld op 1,1. De beschikking met toelichting is gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant van 22 oktober 2004, nr. 204.

De verhoging is van rechtswege :
Het indexeringspercentage wordt jaarlijks berekend aan de hand van de ontwikkeling van de indexcijfers van de CAO-lonen in de periode september-september. Bij de samenstelling van dit indexcijfer wordt behalve met de ontwikkeling van de salarissen in het bedrijfsleven, ook rekening gehouden met de ontwikkeling van de salarissen bij de overheid en met de ontwikkeling van de salarissen in andere sectoren.

Het percentage van 1,1 geldt automatisch voor alle alimentaties, of ze nu door de rechter zijn vastgesteld of door partijen zelf zijn afgesproken. De verhoging van de alimentatie wordt berekend over het uitkeringsbedrag zoals het op 31 december 2004 vaststond, was vastgesteld of was gewijzigd. In dat bedrag zijn dan ook begrepen de indexeringen die in vorige jaren, vanaf 1 januari 1974, hebben plaatsgevonden.

Uitzonderingen op de regel :
In één geval geldt de wettelijke indexering in het geheel niet. Als namelijk vóór 1 januari 1973 de hoogte van de bedragen in de rechterlijke uitspraak of in de overeenkomst mede afhankelijk is gesteld van de ontwikkeling van het peil van het inkomen, de lonen of de prijzen, worden deze bedragen niet van rechtswege verhoogd met de vastgestelde percentages.
Voor deze alimentatiebedragen blijft dan van kracht wat de rechter heeft bepaald of wat partijen zijn overeengekomen.

Uitsluiting van de indexering :
Bij alimentaties die zijn vastgesteld na 1 januari 1973 kan men afwijken van de algemene indexeringsregeling.

Enkele voorbeelden:
Er kunnen redenen zijn om niet mee te doen aan de aanpassing van rechtswege van de alimentatie. Men houdt dan liever vaste bedragen aan;

* Als de alimentatieplichtigen bijvoorbeeld moet leven van een vast inkomen dat niet meegaat met het loon- en prijspeil, kan automatische
stijging van de alimentatie voor hem bezwaarlijk zijn. Men kan ook bij overeenkomst de indexering van rechtswege uitsluiten. Ook kan elk van de partijen de rechter vragen de indexering uit te sluiten;

* Men kan de wettelijke indexering ook voor een bepaalde tijd uitsluiten, bijvoorbeeld voor een jaar. Als de alimentatie bijvoorbeeld aan het eind van het jaar werd vastgesteld en de alimentatieplichtigen niet op korte termijn op inkomensverhoging kan rekenen;

* Men geeft de voorkeur aan een andere vorm van automatische aanpassing van de alimentatie, bijvoorbeeld door die te koppelen aan wijzigingen in het salaris van de alimentatieplichtigen, of aan een prijsindexcijfer.

In artikel 402a Boek 1 BW is uitdrukkelijk vastgelegd dat de rechter die de wettelijke indexering uitsluit daarbij tevens kan bepalen dat de alimentatie op een andere wijze dan door de wettelijke indexering zal worden aangepast. De rechter kan hiertoe overgaan op verzoek van de onderhoudsplichtige of de onderhoudsgerechtigde, maar ook 'ambtshalve', d.w.z. zonder dat er een verzoek ligt.

Zo kan de rechter de wijziging van de alimentatie bijvoorbeeld koppelen aan de ontwikkelingen van het inkomen van de alimentatieplichtigen, dus een zogenaamde 'aanpassing op maat' bewerkstelligen. Het is echter ook mogelijk dat de alimentatieplichtigen en de alimentatiegerechtigde een overeenkomst sluiten waarbij zij de wettelijke indexering uitsluiten. In plaats daarvan kunnen zij dan zo'n speciaal aanpassingscriterium opnemen. De gang naar de rechter is dan niet nodig.

Als de rechter een 'aanpassing op maat' geeft, kan hij op verzoek ook een regeling vaststellen over de tijdstippen waarop de onderhoudsplichtige aan de onderhoudsgerechtigde gegevens dient te verschaffen ten behoeve van de aanpassing.

Zo'n regeling kan eventueel ook later nog aan de rechter worden gevraagd. Ook kan een door de rechter vastgestelde 'informatieregeling' op verzoek alsnog door de rechter worden gewijzigd.

Mocht uitsluiting van de wettelijke indexering, bijvoorbeeld na verloop van tijd, onbillijk zijn, dan kan men de rechter verzoeken de uitsluiting ongedaan te maken. Daarna is de algemene regel van toepassing.

Als men de verhoging onbillijk vindt :
Zoals gezegd vindt de verhoging van 1,1% van rechtswege plaats. Een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst tussen partijen is daarvoor niet nodig.

Als men de verhoging onbillijk vindt, zijn er twee mogelijkheden:

1. Partijen treffen zelf een andere regeling. Het staat hun vrij om overeen te komen dat niet de totale verhoging, maar een deel daarvan of helemaal geen verhoging betaald hoeft te worden;

2. Is dat niet mogelijk, dan kan men aan de rechter vragen een andere regeling te treffen. Daarbij is de hulp van een advocaat onontbeerlijk. De rechter zal, voordat hij een beslissing neemt, ook de andere partij horen.
Maakt men van beide mogelijkheden geen gebruik, dan wordt dus de alimentatie per 1 januari 2005 verhoogd met 1,1%.

Percentages vanaf de invoering van de indexering : Al naar gelang het jaar van vaststelling (1973, 1972, 1971, 1970 of eerder), bedroeg het percentage van de op 1 januari 1974 ingegane verhoging: resp. 12, 23, 40 en 54%.

Percentage per
01-01-1975 16 %
01-01-1976 13 %
01-01-1977 7 %
01-01-1978 8 %
01-01-1979 6 %
01-01-1980 6 %
01-01-1981 4 %
01-01-1982 3 %
01-04-1983 6,4%
01-01-1984 geen percentage vastgesteld
01-01-1985 0,5%
01-01-1986 1,1%
01-01-1987 1,3%
01-01-1988 0,5%
01-01-1989 1 %
01-01-1990 1,6%
01-01-1991 3,2%
01-01-1992 3,7%
01-01-1993 4,2%
01-01-1994 2,5%
01-01-1995 1,3%
01-01-1996 1,1%
01-01-1997 1,7%
01-01-1998 2,3%
01-01-1999 3,3%
01-01-2000 2,5%
01-01-2001 3,3%
01-01-2002 4,6%
01-01-2003 3,9%
01-01-2004 2,5%
01-01-2005 1,1%