Gemeente Utrecht
beantwoording dubbel gebruik van de HOV-baan in Parkwijk
2004 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
91 Vragen van de heer drs. H.H. Janssen
(ingekomen 28 september 2004)
Door de belangengroep huidige bewoners Langerak en Parkwijk zijn verkeerstechnische problemen aan de orde gesteld. Hun bezwaren richten zich vooral op het vrachtverkeer dat zich door de wijk naar winkelcentrum Parkwijk Noord moet wringen. De route die het vrachtverkeer neemt loopt tevens langs een kinderdagverblijf, wat extra complicaties met zich meebrengt. Het verzoek van de bewoners is om dit vrachtverkeer over de HOV-baan te leiden om zodoende een einde te maken aan deze verkeerstechnisch zeer ongewenste toestand.
Daarnaast wordt door hen geschetst dat de verschillende instanties zich niet verantwoordelijk voelen tot het doen van een uitspraak over hun verzoek. Dit zou verband houden met het eventueel niet verstrekken van de subsidies voor de aanleg van de HOV-baan, indien meerijden door het vrachtverkeer zou worden toegestaan.
Een soortgelijke discussie doet zich voor bij de aanleg van de HOV- baan Rijksstraatweg Oost. Hier zou het vrachtverkeer niet bij de percelen kunnen binnen draaien via de beoogde parallelweg. Daarom wil het college op dit deel in de toekomst wel meerijden van vrachtverkeer (en door aanwonenden??) toestaan. Dit terwijl Rijkswaterstaat jaren heeft beweerd dubbel gebruik niet toe te staan vanwege het dan niet halen van de gewenste rijtijd voor de bus, waardoor de gemeente de rijkssubsidie op de HOV-baan mis zou kunnen lopen.
De discrepantie tussen op de ene plaats wel toestaan en op de andere plaats verbieden van meerijdend verkeer op de HOV-baan roept bij het CDA de volgende vragen op:
1. Welk financieel risico loopt de gemeente bij dubbel gebruik van de HOV-baan op het traject door Parkwijk?
2. Hoeveel subsidie loopt de gemeente mis als dubbel gebruik op het traject Rijksstraatweg - Oost zou worden ingevoerd?
3. De aanleg van de HOV banen heeft tot op heden aanzienlijke financiële tekorten laten zien. Hoeveel bedragen die tekorten momenteel?
4. Waarom staat de gemeente een aantal bewoners langs de Rijksstraatweg wel dubbel gebruik toe en wordt dit niet toegestaan aan eerder genoemde bewoners van Langerak en Parkwijk, bezoekers van Kinderdagverblijf De Lepelaar en Bewoners van appartementencomplex Houtrakgracht? Is hier geen sprake van rechtsongelijkheid?
Antwoorden van Burgemeester en wethouders
(verzonden 21 oktober 2004)
1. Het Bestuur Regio Utrecht draagt sinds de decentralisatie voor het grootste deel bij aan realisatie van het HOV-netwerk in Leidsche Rijn. Voorheen werd de subsidie hiervoor verstrekt door Rijkswaterstaat. De subsidie wordt door middel van voorschotten verleend, waarbij na afsluiting van het project een eindafrekening met het BRU plaatsvindt. Bij de eindafrekening wordt beoordeeld of de beschikbaar gestelde subsidie rechtmatig is gebruikt. Dit gebeurt onder andere door het uitvoeren van een evaluatiestudie. Evenals bij de eindafrekening over het traject Utrecht CS - De Uithof (de binnenstadsas) worden daarbij prestatie-eisen gesteld aan o.a. de kostendekkingsgraad, de betrouwbaarheid van de dienstregeling en de gemiddelde snelheid die wordt bereikt op het gehele tracé.
Indien uit de evaluatie blijkt dat delen van het netwerk ten onrechte zijn beschikt als zijnde HOV of indien blijkt dat aan gestelde prestatie-eisen niet worden voldaan, kan dit consequenties hebben voor de hoogte van het uiteindelijke subsidiebedrag. Hoe ver deze consequenties reiken kan op voorhand niet worden gezegd, omdat dit afhankelijk is van de gevolgen van de afwijking. Op grond van de standpunten van het BRU en (eerder) Rijkswaterstaat kan op voorhand worden gesteld dat een definitief medegebruik voor vrachtverkeer zeker invloed zal hebben op de uiteindelijke hoogte van het subsidiebedrag.
Voor een stadsdeel in ontwikkeling zoals Leidsche Rijn geldt natuurlijk dat het nodig kan zijn om de aanwezige infrastructuur tijdelijk te benutten voor andere doeleinden. Bijvoorbeeld als tijdelijke omleidingsroute bij bouwwerkzaamheden of als tijdelijke ontsluiting voor bouwverkeer. Voor dergelijke tijdelijke situaties kan bij de gemeente een ontheffing worden aangevraagd. Een besluit tot het langer openhouden van de HOV-baan voor alle verkeer zou echter aanvullende maatregelen op de HOV-baan vereisen. Het gaat daarbij o.a. om aanpassingen aan verkeersregelinstallaties en kruisingen om afslaand verkeer mogelijk te maken.
2. Voor medegebruik van de HOV-baan op het oostelijk deel van de Rijksstraatweg is een functioneel ontwerp opgesteld. Op basis van dit ontwerp is zowel ambtelijk als bestuurlijk meerdere malen met Rijkswaterstaat, als toenmalige subsidieverstrekker, gesproken. Rijkswaterstaat heeft op basis van het ontwerp en de daarbij geleverde onderbouwing onder voorwaarden ingestemd met het medegebruik van de HOV-baan voor bestemmingsverkeer. Deze instemming is, conform de afgegeven beschikking, noodzakelijk om af te mogen wijken van het oorspronkelijke project. Zolang het medegebruik op de Rijksstraatweg aansluit op de voorwaarden van Rijkswaterstaat loopt de gemeente geen financieel risico als het gaat om de subsidiemiddelen voor dit tracédeel. De prestatie-eisen voor het gehele netwerk blijven daarbij van kracht.
Bij medegebruik van de HOV-baan op de Rijksstraatweg betreft het inpassing van een HOV-baan in bestaand gebied met bestaande infrastructuur. In nieuwe ontwikkelgebieden kan de gemeente sowieso voldoen aan de eisen van vrij liggende busbanen en dit is daar dan ook de harde eis van Rijkswaterstaat / BRU.
3. Het investeringsprogramma voor het HOV in Leidsche Rijn is opgebouwd uit de middelen die op basis van de subsidiebeschikking zijn toegekend door Rijkswaterstaat en het BRU en uit de middelen die de gemeente zelf investeert in het HOV. Dit investeringsprogramma wordt als een taakstellende opgave gezien.
Als gevolg van inpassingvraagstukken voor het HOV in Leidsche Rijn en de bestaande stedelijke gebieden (De Meern, Oudenrijn, Kanaleneiland) - zoals de meerijdvariant op de Rijksstraatweg - vallen de kosten voor planontwikkeling hoger uit dan oorspronkelijk geraamd. Dit leidt vooralsnog niet tot een financieel tekort, omdat getracht wordt om deze kosten binnen het investeringsprogramma op te vangen.
4. Voor het HOV in Parkwijk geldt dat vanaf de totstandkoming van het Masterplan Leidsche Rijn (1996) en het stedenbouwkundig plan voor Parkwijk al bekend was dat de busbanen enkel beschikbaar zouden zijn voor het openbaar vervoer. De wegenstructuur in Parkwijk is ook gebaseerd op dit uitgangspunt. Omdat de definitieve wegenstructuur grotendeels gereed is, kan de tijdelijke functie van de HOV-baan als algehele weg komen te vervallen.
Het medegebruik op het oostelijk deel van de Rijksstraatweg wordt noodzakelijk geacht om zoveel als mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van de bewoners van dit deel van de Rijksstraatweg. In tegenstelling tot Parkwijk, waar de HOV-baan onderdeel uitmaakt van de nieuwe stedenbouwkundige ontwikkeling, gaat het op de Rijksstraatweg nadrukkelijk om de inpassing van het HOV in een bestaande kern (De Meern). De komst van de HOV-baan is daarbij van invloed op de inrichting van wegen en de oorspronkelijke verkeerscirculatie. Het toestaan van medegebruik op de Rijksstraatweg is overigens ook opgenomen in het collegewerkprogramma.
Ten opzichte van de situatie in Parkwijk is het medegebruik op het oostelijk deel van de Rijksstraatweg veel beter beheersbaar, omdat sprake is van een beperkte groep personen (de aanwonenden) die in één richting gebruik mogen maken van de HOV-baan. Om de invloed van het medegebruik nog verder terug te dringen is in de meerijdvariant van de HOV-baan op de Rijksstraatweg een ventwegconstructie gerealiseerd, zodat de doorstroming van het openbaar vervoer zoveel als mogelijk wordt gegarandeerd.
Gezien de grote verschillen tussen de situatie in Parkwijk en de Rijksstraatweg is hier geen sprake van een soortgelijke problematiek. Van rechtsongelijkheid is derhalve geen sprake.
---- --