November 2004
Eplerenone (Inspra®), geregistreerd
Eplerenone is een recent geregistreerde
aldosteronreceptorantagonist, die is geïndiceerd 'als toevoeging
aan de standaardbehandeling inclusief bèta-blokkers voor de
reductie van het risico van cardiovasculaire mortaliteit en
morbiditeit bij hemodynamisch stabiele patiënten met
linkerventrikeldysfunctie en klinisch bewijs van hartfalen na een
recent myocardinfarct'.¹ Eplerenone heeft ten opzichte van
spironolacton een hogere mate van selectiviteit voor de
mineralocorticoïdereceptor, en een lagere affiniteit voor
progestagene en androgene receptoren.
De belangrijkste klinische gegevens kwamen van de Eplerenone
Post-myocardial Infarction Heart Failure Efficacy and Survival
Study (EPHESUS), waarin de effectiviteit en veiligheid van
eplerenone zijn geëvalueerd bij meer dan 6.000 patiënten met
klinische verschijnselen van hartfalen en een ejectiefractie
Het grootste risico van de behandeling met eplerenone is het
optreden van hyperkaliëmie als gevolg van het aldosteronblokkerende
effect, met name bij patiënten met gestoorde nierfunctie of
patiënten met diabetes mellitus. Dit betreft vaak oudere patiënten.
Bij significant meer patiënten in de eplerenonegroep dan in de
placebogroep trad in het EPHESUS-onderzoek hyperkaliëmie op (3,4
vs. 2,0%). Voor alle patiënten geldt dat de kaliumconcentratie in
het bloed vóór aanvang van behandeling dient te worden
gecontroleerd en daarbij niet hoger mag zijn dan 5,0 mmol/l. De
kaliumconcentratie dient verder in de eerste week en een maand na
de aanvang van behandeling of dosisaanpassing te worden
gecontroleerd. Daarna behoren periodieke controles te worden
uitgevoerd, met name voor de bovengenoemde patiënten met een hoger
risico van hyperkaliëmie. Er was geen sprake van een verhoogde
incidentie van gynaecomastie (eplerenone 0,5 vs. placebo 0,6%),
hetgeen mogelijk een voordeel is ten opzichte van het gebruik van
spironolacton.
Samengevat biedt eplerenone een voordeel bij patiënten met recent
ontstaan hartfalen na een acuut myocardinfarct, wanneer het wordt
toegevoegd aan de standaardbehandeling. Een vergelijking met het
reeds bij matig tot ernstig chronisch hartfalen gebruikte (maar
hiervoor niet-geregistreerde) spironolacton, lijkt vanwege de lage
incidentie van gynaecomastie gunstig uit te vallen. Echter, een
directe vergelijking bij dezelfde patiëntenpopulatie ontbreekt.
Voor beide middelen blijft hyperkaliëmie wel het belangrijkste
risico, met name bij (oudere) patiënten met verminderde
nierfunctie. Dosisverhoging dient daarom zorgvuldig plaats te
vinden op geleide van de kaliumconcentratie.
¹. IB-tekst Inspra® via: www.cbg-meb.nl,
Geneesmiddeleninformatiebank. ². Pitt B, et al. Eplerenone, a
selective aldosterone blocker, in patients with left ventricular
dysfunction after myocardial infarction. N Engl J Med 2003; 348:
1309-1322.
drs W.B.A. Eijkelkamp (CBG)
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen