Kamerstuk, 20-10-2004
RIAGG zorg in Marokko
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Z/VU-2522992
20 oktober 2004
Tijdens het overleg met vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn
en Sport op 11 maart 2004 (Kamerstuk, 25424, nr. 51) is mij gevraagd
welke mogelijkheden er zijn om het nareizen van AWBZ-verzekerden naar
Marokko te verbieden vanwege het oneigenlijke gebruik van zorggelden.
Deze vraag maakte duidelijk dat de Kamer aarzelingen heeft bij dit
soort verschijnselen. In mijn brief van 10 mei 2004 betreffende de
beperking van de aanspraak op RIAGG-zorg buiten Nederland (Tweede
Kamer, 2003-2004, 29 538, nr. 2) gaf ik aan dat ook ik er geen
voorstander van ben dat zorgverleners hun patiënten achterna reizen om
ten laste van de AWBZ in het buitenland hun diensten aan te bieden.
Ik heb de Kamer toegezegd een nadere analyse uit te voeren naar de
juridische houdbaarheid van een beëindiging van de mogelijkheid dat
aanspraak bestaat op zorg door hulpverleners die hun patiënten
nareizen. Een dergelijke beperking van de aanspraak mag niet in strijd
komen met de beginselen van het vrije verkeer van diensten en de
gelijkheid van behandeling. Op grond van de uitgevoerde analyse worden
de aanspraken als volgt beperkt. Er bestaat geen aanspraak meer op
zorg die er uitsluitend op gericht is de verzekerde zorg te verlenen
bij het reizen of het tijdelijk verblijven buiten de woonplaats of de
instelling en de reis of het tijdelijke verblijf niet noodzakelijk is
voor het ontvangen van andere zorg waarop ingevolge de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten aanspraak bestaat. Hiermee geef ik naar mijn
mening op juridisch houdbare wijze uitvoering aan de onderhavige
beperking.
Een dergelijke beperking van de aanspraak strijdt mijns inziens niet
met de beginselen van het vrije verkeer noch met het beginsel van
gelijke behandeling.
Op korte termijn zal ik, zoals ik al had aangekondigd in mijn brief
van 10 mei 2004, de regeling die de vergoeding van dergelijke kosten
onmogelijk zal maken, treffen.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport