Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Kamerstuk, 20-10-2004

Tabakswet en evaluatie tabaksontmoedigingsbeleid

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-CB-U-2518985

20 oktober 2004

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport vraagt bij brief van 21 september 2004 (kenmerk: VWS/04/62/LD) om een tijdpad waarbinnen een (tussentijdse) evaluatie van de uitvoering van de Tabakswet tegemoet kan worden gezien. Deze evaluatie zou moeten ingaan op de situatie in de cure- en caresector, welzijnsinstellingen en de horeca. Verder dringt de commissie er op aan om in januari 2005 een voortgangsrapportage aan de Kamer te zenden.

Ik wil graag aan de strekking van het verzoek van de commissie voldoen. Ik stel voor om de Kamer volgens onderstaande planning over genoemde onderwerpen te informeren.

Zorginstellingen en welzijnsinstellingen
In het algemeen overleg van 14 september 2004 heb ik nogmaals herhaald dat ik overleg voer met de koepelorganisaties van zorginstellingen met (semi)permanente bewoning over resterende punten ten aanzien van de invoering van de Tabakswet. Ook heb ik toegezegd de Kamer daarover voor het eind van het jaar te informeren. Ik streef er naar om de Kamer in december 2004 schriftelijk op de hoogte te brengen van de stand van zaken en het vervolg.

Horeca
Bij brief van 2 september 2004 (TK, 29200 XVI, nr 278) heb ik de Kamer geïnformeerd over het stappenplan dat de horeca in de periode 2005 tot en met 2008 gaat uitvoeren. Aangezien 2005 het eerste jaar is dat de maatregelen in deze sector zullen worden ingevoerd, is het niet mogelijk om in januari 2005 een eerste voortgangsrapportage over de uitvoering van het stappenplan te sturen. Wel streef ik er naar om de Kamer in januari 2005 te informeren over de globale opzet van de evaluatie van het stappenplan en het daarbij horende tijdpad.

Evaluatie Tabakswet
Over de gevraagde evaluatie van de Tabakswet kan ik het volgende melden. Dit verzoek van de commissie sluit aan bij mijn eerdere toezegging bij de schriftelijke behandeling van de kabinetsnota `Langer gezond leven' (TK, 22894, nr. 21). In mijn ogen gaat het hierbij niet alleen om de Tabakswet, maar om een evaluatie van het tabaksontmoedigingsbeleid in den brede. Wet- en regelgeving kan immers niet geheel los gezien worden van andere instrumenten zoals voorlichting, accijnsheffing en handhaving. Het is dan ook mijn bedoeling om medio 2005 zo veel mogelijk over het totaal aan instrumenten en maatregelen te rapporteren. Dit biedt een betere basis voor een beslissing over de verdere uitwerking van het tabaksontmoedigingsbeleid voor de komende jaren.

FARBO-regeling
Tijdens het AO van 14 september jl. heeft het lid Buijs (CDA) naar voren gebracht dat toenmalig minister Borst heeft toegezegd dat gekeken zou worden of werkgevers de kosten die voortvloeien uit het creëren van een rookruimte fiscaal zouden kunnen aftrekken via de FARBO-regeling. Ik heb toegezegd uit te zullen zoeken hoe het staat met de FARBO-regeling en de Kamer hierover te informeren. Deze toezegging doe ik hierbij gestand.

De FARBO-regeling ressorteert onder de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en als fiscale regeling ook onder de staatssecretaris van Financiën. Er geldt een aantal criteria waaraan bedrijfsmiddelen moeten voldoen om voor de FARBO-regeling in aanmerking te kunnen komen. De staatssecretaris van SZW beslist jaarlijks aan de hand van deze criteria over de inhoud van de Arbolijst, de lijst van bedrijfsmiddelen die onder de FARBO-regeling vallen. Het bedrijfsleven kan zelf voorstellen doen om bepaalde bedrijfsmiddelen onder de regeling te brengen. Dit geldt dus ook voor het inrichten van rookruimten. Overigens zal de FARBO-regeling als zodanig op 1 januari 2005 ophouden te bestaan, maar als subsidieregeling worden voortgezet. Het kortingspercentage zal daarmee stijgen tot 10%, en de lijst zal strenger op de criteria beoordeeld worden zodat uiteindelijk dezelfde kosten met de regeling gemoeid blijven.
Voor wat betreft stoppen met roken cursussen geldt dat werkgevers hun werknemers zo'n cursus al belastingvrij kunnen aanbieden. Dit is het gevolg van een beleidsbesluit van de Belastingdienst van 20 juli jl., dat terugwerkt tot 1 januari 2004, toen het recht op een rookvrije werkplek van kracht werd. Het gaat hier om een maatregel die werkgevers stimuleert hun werknemers te ondersteunen bij stoppogingen. Dit is een positieve insteek en ik onderschrijf dit besluit dan ook ten volle.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst