Speech van minister Dekker bij de opening van het vastgoeddebat op 11
oktober 2004 in het Beatrix gebouw van de jaarbeurs in Utrecht.
Dames en heren,
Ik ben uitgenodigd te spreken onder een wel zeer verleidelijke titel:
de onweerstaanbare stad. Het zal duidelijk zijn dat het voor mij - als
minister van Ruimte, Wonen en Milieu die kort geleden de Nota Ruimte
uitbracht - een onweerstaanbaar thema is. Dat is ook een belangrijke
reden om te komen, maar niet de enige. Ik kom ook graag als zich een
gelegenheid voordoet om voeling te houden met de werkelijkheid van de
markt en de medeoverheden rond het vastgoed. Ik weet dat ik daarvoor
bij u; Nederlandse Verenging van Makelaars, vastgoedbranche en andere
belanghebbenden aan het goede adres ben.
Is de stad weer onweerstaanbaar? Voor een deel wel, voor een deel een
streven. Ik zal dat toelichten aan de hand van het volgende quintet:
de bereikbaarheid, het wonen, het werken, het recreëren en het imago
Waarom in die volgorde? Omdat het centrale thema van dit kabinet is de
concurrentiekracht van dit land te vergroten. En ik hoef u niet uit te
leggen dat uit al het onderzoek over competitieve voordelen van steden
blijkt dat het zojuist genoemde vijftal de factoren zijn die het
verschil maken. In alle vijf speelt de kwaliteit van de leefomgeving
een belangrijke rol, ook daar zal ik bij stilstaan. Het is een hele
opsomming en er gaat een lange verlanglijst van soms tegenstrijdige
eisen achter schuil. Als werknemer willen we dit, als bewoner dat en
als recreant weer iets anders. Het evenwicht vergt regie. Daar mag u
mij op aanspreken. In uw termen is het misschien wat bondiger samen te
vatten met de drie begrippen: lokatie, lokatie en lokatie.
Plaatsbepaling
Ik kom hier zo op terug, maar eerst ter inleiding een algemene
plaatsbepaling. Als minister van VROM heb ik ervoor gezorgd dat er
voor het eerst in de geschiedenis een integrale Nota Ruimte is
uitgekomen. Een bewuste keuze van dit kabinet omdat wij vinden dat er
niet teveel nota's moeten zijn en dat wat samenhangt ook bij elkaar
gebracht moet worden. Dat is gebeurd. Alle ruimtelijk relevante
beleidsuitgangsgpunten zijn voor de zomer bij elkaar gebracht in die
ene Nota Ruimte. Die nota stelt het ruimtelijk kader dat vervolgens
onder meer is uitgewerkt in de nota Mobiliteit die mijn collega Karla
Peijs heeft uitgebracht. Wij trekken daar samen in op. Waarom is dat
van belang? Omdat we integraal beleid voorstaan en verstedelijking en
mobiliteit direct samenhangen.
Bereikbaarheid en milieu
Bereikbaarheid noemde ik als eerste vestigingsfactor en zo is het ook.
Bereikbaar en mobiliteit zijn cruciaal voor de onweerstaanbare stad.
Om die reden zijn er in de nota Ruimte keuzes gemaakt. Ten eerste de
keuze voor de stedelijke netwerken die van het grootste belang zijn
voor de Nederlandse economie. Vervolgens zijn daar ook prioriteiten
aan gekoppeld. Dat betekent dat de belangrijkste investeringen in de
Nota Mobiliteit zich - naast de mainports, brainports en greenports -
richten op het bereikbaar houden van de steden en de stedelijke
netwerken.
Vanuit mijn eigen ministerie ben ik als coördinerend minister direct
verantwoordelijk voor de zes Nationale Sleutelprojecten - dat zijn de
plekken waar de hoge snelheidslijn de grote steden aan doet.
Het kabinet heeft ruim 1 miljard euro beschikbaar om de aanpassing van
de stationsgebieden te gebruiken als motor om tot economische
structuurversterking van de binnensteden te komen en een divers
vestigingsmilieu te creëren. Met wonen, werken en voorzieningen.
Dat is een bedrag waar je wat mee kan, maar geen panaceé voor lastige
dilemma's. Vanuit de 'sterke stad-gedachte' en het belang van de
groene ruimte daarbuiten, zijn we bijvoorbeeld voor intensief
ruimtegebruik. Vanuit de stedelijke milieukwaliteit en de externe
veiligheid hebben we onze vraagtekens. Dat zijn dilemma's waarin u van
mij - en van het hele kabinet - richting mag verwachten. Daar werken
we hard aan.
Staatssecretaris Van Geel heeft bijvoorbeeld de nota Nuchter omgaan
met risico's het licht doen zien. Een pleidooi voor acceptatie van een
zeker risiconiveau in een complexe samenleving die niet gevaarvrij kan
bestaan. Vanuit het kabinet is de staatssecretaris nu gevraagd om van
uit zijn nota de gedachte van een plaatsgebonden integrale
risicobepaling rijksbreed uit te werken. Dat moet leiden tot een
nuchtere vaststelling van risicoprioriteiten, waardoor we de inzet van
onze middelen minder laten bepalen door de impact van incidenten en
méér door de werkelijk grootste risico's.
Maar hoe zit het nu met de bereikbaarheid en de kwaliteit van de
leefomgeving in de stad, zetten de Europese milieuregels de stad op
slot? Ik denk het niet.
Met de saldobenadering van de Nota Ruimte en de verbreding van de
Experimentenwet Stad en Milieu hebben we al gezorgd dat mobiliteit en
milieu minder onverzoenlijk tegenover elkaar staan. Sommige
milieueisen, die bijvoorbeeld woningbouw verhinderden, kunnen nu een
beetje opgerekt worden. Mits er compensatie plaatsvindt met
bijvoorbeeld een minder hoge dichtheid of extra groen.
Niet alleen in mijn Nota Ruimte, maar ook in de Nota Mobiliteit, van
Karla Peijs, is die integrale benadering gevolgd. We willen verkeer en
vervoer de ruimte geven, maar tegelijkertijd de negatieve effecten van
het verkeer beperken. Dat is geen geringe opgave. Maar daar gaan we
wel voor.
We kiezen daarbij primair voor technologische bronbeleid. Dat wil
zeggen: voertuigen moeten schoner, stiller en zuiniger. Dat is het
meest effectief en ook het meest kosteneffectief. De Nota
Verkeersemissies - die recent naar de Tweede Kamer is gestuurd -
intensiveert en stimuleert uitstootvermindering aan de bron. In de
Nota mobiliteit is dit beleid overgenomen en uitgewerkt.
Innovatief milieubeleid maakt dus integraal deel uit van onze visie op
een onweerstaanbare stad. Dat wil niet zeggen dat we voor alle vragen
pasklare antwoorden hebben, maar wel dat prangende milieuvragen in het
beleid zijn opgepakt.
Wonen
Als we kijken naar het wonen dan moeten we constateren dat de grote
steden in Nederland - evenals in andere landen - nog steeds kampen met
een uitstroom van midden en hogere inkomens. Een van de belangrijke
redenen daarvoor is dat mensen onvoldoende passende woonruimte kunnen
vinden die aan hun woonwensen beantwoord. Voor een deel is dit ook
niet passend te maken om dat een huis met een tuintje voor en achter
nou eenmaal moeilijker te vinden is in de stad dan daar buiten.
Voor een deel komt dit om dat te lang te eenzijdig aan de goedkope
woningvoorraad is toegevoegd. Dat leek een sociale politiek maar het
heeft tegelijkertijd de steden verzwakt. Huishoudens uit de hogere
inkomensgroepen trekken weg, terwijl de nieuwkomers en achterblijvers
in de wijk vaak uit de lagere inkomensgroepen afkomstig zijn. Het
gevolg hiervan is een toenemende concentratie van
uitkeringsgerechtigden en lage inkomensgroepen binnen de grote steden.
Ook voor wat betreft het integratiebeleid is het Kabinet van mening
dat deze 'selectieve migratie' niet kan worden genegeerd. Het wonen in
een achterstandswijk werkt belemmerend op de integratie van vooral het
laag- of niet opgeleide en slecht Nederlands sprekende deel van de
allochtone bevolking. Hierdoor dreigen allochtone huishoudens zich in
bepaalde stadswijken te isoleren van de samenleving.
Vergroting van de diversiteit van de woningvoorraad in de grote steden
zal de concentratie van lage inkomensgroepen doen verminderen. Steden
ontvangen hiervoor middelen uit het Investeringsbudget Stedelijke
Vernieuwing (ISV). Op basis van het Besluit lokatiegebonden subsidies
(BLS) worden middelen voor de uitbreidingsnieuwbouw ter beschikking
gesteld.
Ik vind overigens dat ook randgemeenten hun bijdrage moeten leveren
aan het huisvesten van lage inkomenscategorieën. Als de gemeenten daar
bij het opstellen van hun meerjarenontwikkelingsprogramma's (MOP's) en
het maken van de woningbouwafspraken niet uitkomen, zal ik partijen
aan tafel vragen en zonodig interveniëren.
Ik realiseer me dat bovengenoemde maatregelen veelal pas op langere
termijn effect sorteren. Inmiddels heeft Rotterdam aangegeven niet zo
lang te kunnen wachten, omdat zo stelt Rotterdam "het water hen over
de schoenen loopt". In reactie op het actieprogramma van Rotterdam
heeft het kabinet aangekondigd een Uitzonderingswet op te stellen.
Feitelijk vormt deze Uitzonderingswet een "kop" op het
Grotestedenbeleid. Het grootste deel van deze wet zal op het terrein
van het wonen liggen. De belangrijkste maatregel zal zijn dat aan
woningzoekenden van buiten de regio tijdelijk inkomenseisen kunnen
worden gesteld die verder gaan dan de huidige Huisvestingswet toelaat.
Overigens zullen bewoners nog in deze kabinetsperiode verbetering
merken als het gaat om de kwaliteit van de woning, de woonomgeving en
de leefbaarheid in oude wijken. Het geld dat gemoeid is met de
prestatieafspraken staat daarvoor garant.
Werken
Voor wat betreft het werken en de onweerstaanbare stad geldt dat ook
hier heldere keuzes gemaakt zijn: staatsseceratris van Gennip heeft in
haar uitwerkingsnota van de Nota Ruimte, Pieken in de Delta,
aangegeven dat we ons in de eerste plaats moeten richten op het
vergroten en versterken van kansen en niet alleen maar op het
wegwerken van achterstanden. Je ziet die keuzes terugkomen in de
investeringen in de top-bedrijfsterreinen maar ook in het accent dat
we leggen op het versterken van de kenniseconomie.
Het innovatieplatform heeft afgelopen week aangegeven dat bloemen,
voedsel hoogwaardige technologie, scheepvaart, waterbouw én de
creatieve industrie vernieuwende en vaak kennisintensieve pijlers
onder de economie van de toekomst zijn. Juist voor die laatste
categorie liggen er kansen voor de stad en de nationale economie. Dat
heeft Amsterdam goed gezien. De stad eert de cultureel entrepreneur
Joop van den Ende dan ook terecht.
Recreatie
Dat brengt mij op de recreatie en de stad. Wellicht heeft dit thema op
het eerste gezicht nog het meest direct te maken met het thema de
onweerstaanbare stad. Want laten we eerlijk wezen: Goed wonen kun je
ook heel goed buiten de stad en werken ook wel. Maar wat maakt de stad
tot stad? Het is de combinatie van wonen, werken en recreëren. Waarom
scoren Amsterdam en ander grote steden zo hoog op vele lijstjes, wat
compenseert de nadelen van drukte, vuil op straat en onveiligheid: dat
zijn cultuur en recreatie.
Ik hoef u dat natuurlijk eigenlijk niet uit te leggen. Waarom keren
empty nesters terug uit het Gooi naar de stad als de kinderen de deur
uit zijn? Omdat het voorzieningenniveau, de levendigheid en de
mogelijkheden tot cultuur, recreatie en vertier in de steden vele
malen groter zijn dan daarbuiten.
Bij alle sombere bespiegelingen over de vergrijzende bevolking, breekt
hier het zonnetje door: een deel van deze groep is namelijk
kapitaalkrachtig en op zoek naar woningen in de stad die niet perse
aan het gezinsideaal van huis met tuin hoeven te voldoen.
Van groot recreatief belang is ook dat we voldoende groen in en om de
stad weten te houden. VROM is van oudsher verantwoordelijk voor de
bufferzones - dat zijn door het rijk aangekochte gebieden die tussen
de steden liggen. Door deze voormalige Rijksbufferzones geleidelijk
over te dragen aan de regio's willen we het mogelijk maken dat de
toegankelijkheid voor de recreërende stedeling wordt vergroot.
Imago
U heeft gehoord dat ik onder de vlag van het recreëren al langzaam ook
naar het onderwerp imago ben over gestapt. Het imago van steden is een
boeiend mengsel van de hierboven genoemde samenstellende delen met
daarbij dat ene beetje moeilijk te benoemen extra. Dat het belangrijk
is weten we allemaal. Dat het een vestigingsfactor voor een groeiende
groep mensen en bedrijven is weten we ook.
Laat ik er één ding uitlichten wat volgens mij van belang is en een
directe verbintenis heeft met het handelen van mijn ministerie. Dat is
het thema ruimtelijke kwaliteit. De steden maar zeker ook private
ontwikkelaars investeren de laatste jaren in toenemende mate in de
ruimtelijke kwaliteit van de stedelijke plannen. Een terrein waarbij
ik overigens met ons VROM-agentschap Rijksgebouwendienst, maar ook
door de advisering van de Rijksbouwmeester, sterk betrokken ben.
Slot
Ik heb aan de hand van een aantal centrale thema's die de stad
onweerstaanbaar maken, de verbinding gelegd met het beleidsterrein
waar ik verantwoordelijk voor ben. Voor een deel ben ik daarbij
ingegaan op de hardware en voor een deel op de software.
Wat echter het echte verschil maakt in competitieve verhoudingen is de
ontwikkelkracht: de manier of liever de kunst waarmee de hardware en
de software aan elkaar worden verbonden. Ik denk dat in dat vermogen
de uniciteit van de stad schuilt. De stad is bij uitstek een netwerk
van verbindingen waar clusters van bedrijvigheid en burgers elkaar
steeds weer weten te vinden.
Die ontwikkelkracht, die dynamiek, dáár gaat het om. Op dat niveau
ligt ook de vernieuwing en de transformatieslag die dit kabinet
probeert te maken. Het is een 'nieuw richten' van het systeem, van de
spelregels en de kaders die we met elkaar hanteren. Het is ruimte
scheppen voor ruimtelijke ontwikkeling en economische groei, voor de
dynamiek die de stad onweerstaanbaar maakt.
Ik dank u wel.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer