Kamerstuk, 19-10-2004
Schriftelijke vragen herverstrekking rollators
Staatssecretaris Ross beantwoordt de vragen van de Kamerleden van de
vaste commissie voor VWS (CDA, PvdA en Groenlinks) naar aanleiding van
haar brief over het rapport van de ANBO over herverstrekking van
rollators.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Postbus 20350
2500 EJ DEN HAAG
Telefoon (070) 340 79 11
Fax (070) 340 78 34
Bezoekadres:
Parnassusplein 5
2511 VX DEN HAAG
Correspondentie uitsluitend
richten aan het postadres
met vermelding van de
datum en het kenmerk van
deze brief
Internetadres:
www.minvws.nl
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag
DBO-K-U-2504838
Onderwerp Bijlage(n) Uw brief
Kamervragen 1 20 juli 2004
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden van de vaste commissie
voor VWS (CDA, PvdA en Groenlinks) over de brief van de Staatssecretaris van VWS inzake
het rapport van ANBO over herverstrekking van rollators (2010).
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Postbus 20350
2500 EJ DEN HAAG
Telefoon (070) 340 79 11
Fax (070) 340 78 34
Bezoekadres:
Parnassusplein 5
2511 VX DEN HAAG
Correspondentie uitsluitend
richten aan het postadres
met vermelding van de
datum en het kenmerk van
deze brief
Internetadres:
www.minvws.nl
Antwoorden op Kamervragen van de kamerleden van de vaste commissie voor VWS over de
brief van de Staatssecretaris van VWS inzake het rapport van ANBO over herverstrekking
van rollators.
Vragen CDA-fractie
1. Hoe definieert u uw rol betreffende het kwaliteitsbeleid van hulpmiddelen?
Antwoord:
Die rol is tweeledig. Ten eerste is de Europese richtlijn voor kwaliteit en veiligheid van
medische hulpmiddelen geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving. De Inspectie voor de
gezondheidszorg handhaaft deze regels. In dit verband wil ik verder verwijzen naar mijn
antwoorden op de vragen van lid Verbeet (PvdA) die ik op 17 september 2003 heb
beantwoord1. In de tweede plaats ben ik verantwoordelijk voor een doelmatig systeem van
extramurale hulpmiddelenzorg, dat wordt uitgevoerd door de ziekenfondsen. De
ziekenfondsen zijn direct verantwoordelijk voor de kwaliteit van deze voorziening. Het
College Toezicht Zorgverzekeringen bewaakt het kwaliteitsbeleid bij de ziekenfondsen. Voor
mijn standpunt betreffende kwaliteit van de hulpmiddelenzorg verwijs ik naar de brief
"Evaluatie convenant ZN/VWS doelmatiger hulpmiddelenvoorziening"2.
2. Kan de staatssecretaris in een overzicht weergeven welke hulpmiddelen verstrekt
worden via de Ziekenfondsverzekering en via de AWBZ, of zij al dan niet in bruikleen
gegeven worden en welke bedragen daar per hulpmiddel en in totaal per soort hulpmiddel
mee gemoeid zijn?
Antwoord:
De prijzen van de verschillende hulpmiddelen die worden verstrekt krachtens de Regeling
hulpmiddelen 1996 (Ziekenfondswet) kan ik niet geven. De regeling is een limitatieve
opsomming van categorieën hulpmiddelen waarop ziekenfonds-verzekerden aanspraak
kunnen maken. Binnen die categorieën kunnen vele duizenden producten worden
gerangschikt, elk met een eigen verkoopprijs. De prijs die zorgverzekeraars betalen ligt
meestal (veel) lager dan de vrije verkoopprijs. Onderstaande tabel geeft aan de jaarlijkse
uitgaven voor ziekenfondsverzekerden per categorie hulpmiddelen.
Kostenontwikkeling 1999-2003 extramurale hulpmiddelenvoorziening
Ziekenfondswet, Regeling hulpmiddelen.
1 = 1 miljoen euro 1999 2000 2001 2002 2003 GJG
voorlopig
A. Verzorgingsmiddelen (o.a. stoma- en
incontinentiemateriaal)
136,5 152,0 161,1 175,8 197,6 9,7%
Jaarlijkse mutatie -0,6% 11,3% 6,0% 9,1% 12,4%
B. Gebitsprothesen (kunstgebit) 76,5 77,0 79,7 87,3 96,8 6,1%
Jaarlijkse mutatie -0,7% 0,7% 3,5% 9,5% 10,9%
C. Orthesen en schoenvoorzieningen (o.a. korsetten,
orthopedische schoenen, beugelapparatuur)
71,4 71,4 79,7 87,2 95,9 7,7%
1 Vergaderjaar 2003-2004, aanhangsel, nr 63.
2 Kamerstuk 2003-2004, 24124, nr 115.
Jaarlijkse mutatie 3,3% -0,1% 11,7% 9,3% 10,1%
D. Auditieve hulpmiddelen (o.a. hoortoestellen,
ringleidingen)
56,6 46,0 57,4 62,7 69,2 5,2%
Jaarlijkse mutatie -5,9% -18,7% 24,7% 9,3% 10,4%
E. Visuele hulpmiddelen (o.a. beeldschermloupes) 8,4 9,4 11,4 11,8 11,2 7,5%
Jaarlijkse mutatie 8,9% 10,9% 22,4% 3,4% -5,0%
F. Diabetes hulpmiddelen (injectie- en testmaterialen) 42,5 48,3 56,2 62,3 70,7 13,6%
Jaarlijkse mutatie 6,4% 13,7% 16,4% 10,9% 13,5%
G. Inrichtingselementen van woningen (o.a.
hoog/laagbedden en antidecubitusmatrassen)
39,6 37,9 40,7 47,0 49,2 5,6%
Jaarlijkse mutatie 4,8% -4,4% 7,5% 15,4% 4,7%
H. Hulpmiddelen bloed en lymfe (o.a. elastische kousen) 22,4 20,6 24,0 27,2 34,5 11,4%
Jaarlijkse mutatie 13,8% -7,7% 16,4% 13,5% 26,5%
I. Hulpmiddelen bij ademhalingsproblemen (o.a. zuurstof) 20,3 22,4 24,3 26,1 30,9 11,1%
Jaarlijkse mutatie -8,3% 10,3% 8,3% 7,4% 18,7%
J. Prothesen (bijv. hand-, arm- en beenprothesen) 13,6 13,2 14,5 16,0 18,7 8,3%
Jaarlijkse mutatie 7,6% -2,8% 9,3% 10,4% 17,2%
K. Communicatie/signalering (o.a. brailleapparatuur) 12,1 12,9 14,2 16,2 19,7 13,0%
Jaarlijkse mutatie 5,9% 6,5% 10,4% 14,1% 21,7%
L. Hulpmiddelen voor de mobiliteit (o.a. rollator) 11,3 11,7 12,8 15,4 14,4 6,2%
Jaarlijkse mutatie 1,2% 3,5% 9,3% 20,4% -6,7%
M. Reparatie en onderhoud 11,8 12,5 11,0 10,3 11,0 -1,7%
Jaarlijkse mutatie 17,6% 5,9% -11,3% -6,5% 6,3%
N. Toediening van voeding (o.a. voor sondevoeding) 5,8 7,2 9,9 9,8 9,0 11,9%
Jaarlijkse mutatie 55,7% 25,3% 36,9% -1,1% -7,7%
O. Hulpmiddelen i.v.m. behandeling (bijv. katheters,
urinezakken, infuuspompjes)
20,4 23,0 24,4 25,5 26,3 6,6%
Jaarlijkse mutatie 3,5% 12,6% 6,2% 4,4% 3,3%
P. Overige hulpmiddelen (pruiken, pessaria) 4,8 4,8 5,4 5,2 5,0 0,7%
Jaarlijkse mutatie 16,9% -0,4% 11,7% -2,8% -4,8%
Bron: Monitor hulpmiddelen 2004, College voor zorgverzekeringen (zie www.cvz.nl)
Bruikleen wordt toegepast bij o.a. zuurstofapparatuur, vernevelaars, beeldschermloepen,
TENS-apparatuur, CPAP-apparatuur, SOLO-apparatuur, tactiel-leesapparatuur,
mobiliteitshulpmiddelen, aangepaste stoelen en bedden, infuuspompen,
sondevoedingsapparatuur en communicatiehulpmiddelen. Voor o.a. incontinentiemateriaal,
stomahulpmiddelen, diabetes-teststrips en op maat gemaakte hulpmiddelen is hergebruik
niet mogelijk.
In de thuiszorg (AWBZ) worden de volgende artikelen op indicatie uitgeleend aan cliënten
voor een periode van maximaal 26 weken (bron Ctg):
Hulpmiddelen voor de mobiliteit
- wandelstok 4-poot (eiffeltje)
- looprek:
* standaard
* in hoogte verstelbaar en/of
* opvouwbaar
- rollator:
* 3-wiel
* 4-wiel (met onderarmschaalhandvatten)
- handbewogen opvouwbare (kinder) rolstoel:
* duwwagen standaard/voetsteun
* duwwagen comfort/beensteun
* zelfvoortbeweger standaard/voetsteun
* zelfvoortbeweger comfort/beensteun
- gipssteun
- kruk:
* elleboogkruk voor kinderen of volwassenen
* okselkruk
* onderarmschaalkruk
- trippel- en/of arthodesestoel:
* standaard
* in hoogte verstelbaar
Inrichtingselementen woningen
- bedtafel
- anti-decubitusmatrassen en -kussens
- in hoogte verstelbaar kinderbed met hoge spijlen of zijwanden
- hoog/laag bed met:
* verstelbare rug
* verstelbare rug met fowlerspositie
* verstelbare rug met fowlerspositie en voetverstelling
- dekensteun
- onrusthekken (set van 2 stuks)
- bedheffer/papegaai:
* standaard
* verstelbaar
* verplaatsbaar
- infuusstandaard
- bedverlenger
- bedverhogers (set van 4 stuks)
- rugsteun
- drempelhulp
- badplank
Transferhulpmiddelen
- draaischijf:
* standaard
* draaischijf met opstabeugel
* (verrijdbare) sta- en loopbeugel
- patiëntentillift met standaardsling
- extra en/of speciale sling:
* toiletsling
* amputatiesling
* netsling
- glijlaken/ rollaken
- transferplank / glijplank
Overige verpleegartikelen en hulpmiddelen
- ondersteek:
* voor volwassenen
* voor kinderen
* slofmodel
- toiletverhoger
- overtoiletstoel
- toiletstoel
- douche(toilet)stoel:
* standaard
* hoog/laag verstelbaar
* met (opklapbare of uitneembare) zijleuningen
* verrijdbaar
- luchtring (windring)
- uitzuigapparaat
Voorts worden in AWBZ-instellingen hulpmiddelen ter beschikking gesteld aan bewoners
met een verblijfsindicatie. Dit gaat meestal om hulpmiddelen die niet persoonsgebonden zijn
of onderdeel vormen van de geneeskundige behandeling vanwege de instelling.
3. Herkent en begrijpt u het gevoel van verspilling dat vooral bij ouderen aanwezig is
indien een niet gebruikte rollator, een hoog/laag bed of andere dure medische hulpmiddelen
niet voor hergebruik in aanmerking kunnen komen via de zorgverzekeraar,
thuiszorgorganisatie of kringloopwinkels e.d.?
Antwoord:
Jazeker. Dit gevoel is overigens niet helemaal terecht. Hoewel ziekenfondsen sinds 2002
niet langer wettelijk verplicht zijn bepaalde categorieën hulpmiddelen in bruikleen te
verstrekken wordt de bruikleenconstructie nog steeds op grote schaal toegepast, niet alleen
voor de dure hulpmiddelen zoals hoog/laagbedden maar ook op enige schaal voor de
goedkope rollator. Na een aantal malen te zijn herverstrekt worden de hulpmiddelen vaak
verscheept naar Oost-Europese of derde wereldlanden. Ik heb de stellige indruk gekregen
dat de ziekenfondsen er alles aan doen om verspilling tegen te gaan.
4. Indien een rollator nieuw voor een persoon wordt besteld en hergebruik niet
overwogen wordt, kunnen dan rollators door beperking van de instelmogelijkheden
goedkoper zijn?
Antwoord:
Op grond van de Ziekenfondswet (artikel 38c) zijn ziekenfondsen verplicht hun
werkzaamheden op een doelmatige wijze uit te voeren en moet het ziekenfonds de nodige
maatregelen treffen ter voorkoming van onnodige verstrekkingen en van uitgaven, welke
hoger zijn dan noodzakelijk. Op grond van deze wettelijke bepaling moeten ziekenfondsen al
de goedkoopste adequate rollator inkopen.
5. Is de staatssecretaris bereid experimenten waarbij hergebruik van medische
hulpmiddelen worden gestimuleerd en kosten worden bespaard, te ondersteunen?
Antwoord:
Ik ben er voorstander van dat zorgverzekeraars experimenten uitvoeren waarbij hergebruik
van hulpmiddelen wordt gestimuleerd en kosten worden bespaard, maar ik ben niet bereid
zulke experimenten financieel te ondersteunen. De zorgverzekeraars hebben een eigen
verantwoordelijkheid om zoveel mogelijk op de kosten van hulpmiddelen te besparen en
dienen hun beleid daarop te richten.
6. Wat is de uitkomst van het overleg met de zorgverzekeraars over hergebruik van de
diverse hulpmiddelen?
Antwoord:
Mijn beeld dat zorgverzekeraars op een goede manier omgaan met bruikleen is in dit overleg
bevestigd.
7. Bij welk bedrag ligt het omslagpunt tussen hergebruik enerzijds en administratieve
lasten anderzijds?
Antwoord:
Criteria voor bruikleen/hergebruik zijn onder meer herbruikbaarheid (bruikleen geldt
bijvoorbeeld niet voor wegwerpartikelen of op maat gemaakte hulpmiddelen), de
duurzaamheid, de technische en economische levensduur, de prijs, de te verwachten
gebruiksperiode bij de cliënt, de kosten van het opknappen etc. Elke zorgverzekeraar maakt
daarbij zijn eigen afweging.
8. Is er een onderscheid in soorten en merken rollators qua incidenten?
Antwoord:
Nee. Ongevallen die bij Spoed Eisende Hulpafdelingen terecht komen worden geregistreerd
bij het Letsel Informatie Systeem (LIS) van Consument en Veiligheid. Consument en
Veiligheid wordt door mij gesubsidieerd. Het zou teveel kosten om in het LIS tevens de
typen en merken van betrokken rollators te registreren. De vraag is of een dergelijke
vergaande registratie, gezien de geringe aantallen, voldoende statistische gegevens zou
opleveren.
9. Op welke wijze is gegarandeerd dat rollators goed worden ingesteld?
Antwoord:
Een juiste afstelling is een taak en verantwoordelijkheid van de leverancier van de rollator.
De zorgverzekeraar eist van de leverancier een adequate aflevering in het contract.
10. Indien een rollator niet goed is ingesteld en dientengevolge een ongeluk gebeurt, is
dan de zorgverzekeraar of de leverancier van de rollator (mede) aansprakelijk?
Antwoord:
De zorgverzekeraar is op grond van de Ziekenfondswet verantwoordelijk voor het leveren
van kwalitatief goede zorg, in dit geval voor het leveren van een deugdelijke rollator. De
rollator koopt de zorgverzekeraar in bij een leverancier van hulpmiddelen. Met de leverancier
maakt de zorgverzekeraar afspraken over de levering van het product. De leverancier maakt
de rollator geschikt voor de betreffende verzekerde. Indien het ongeluk te wijten is aan het
fout instellen van de rollator is de leverancier hiervoor verantwoordelijk en hiervoor
aansprakelijk te stellen (boek 6 van het Burgerlijk Wetboek). Indien sprake is van schade
veroorzaakt door een gebrek in de rollator dan is de producent hiervoor aansprakelijk (artikel
185, boek 6, van het Burgerlijk Wetboek).
11. Wat is de laatste stand van zaken bij het Hulpmiddelen Informatie Centrum (HIC)?
Antwoord:
Er heeft zich inmiddels een serieuze kandidaat gemeld die de website van Het HIC wil
continueren. Onderhandelingen daarover zijn nog niet afgerond.
Vragen PvdA-fractie
12. Wat is de inzet van de staatssecretaris bij het overleg met de zorgverzekeraars over
het hergebruik van hulpmiddelen?
Antwoord:
Ik vroeg mij af of de bruikleenconstructie, na het vervallen van de wettelijke verplichting, nu
minder wordt toegepast. Uit het overleg met de zorgverzekeraars is gebleken dat dit niet het
geval is.
13. Waarom maakt de staatssecretaris de opdracht aan het College Toezicht
Zorgverzekeraars (CTZ) om te bekijken of het schrappen van de bruikleenverplichting ertoe
heeft geleid dat de bruikleenconstructie niet meer wordt gehanteerd waar dit toch de
voorkeur zou hebben, afhankelijk van haar overleg met de zorgverzekeraars?
Antwoord:
Er moet voldoende reden zijn om het CTZ om een evaluatie te vragen. Zie vraag 12.
14. Overweegt de staatssecretaris herinvoering van de bruikleenverplichting als
inderdaad blijkt dat hulpmiddelen niet meer in bruikleen gaan waar dit wel de voorkeur
verdient? Zo neen, waarom niet?
Antwoord:
Zou gebleken zijn dat hulpmiddelen niet in bruikleen worden verstrekt waar dat toch
voorkeur zou hebben, dan zou ik zeker overwegen de bruikleenverplichting voor bepaalde
soorten hulpmiddelen weer in te voeren. Het vervallen van de wettelijke
bruikleenverplichting heeft echter niet geleid tot een grote verandering in de
uitvoeringspraktijk ten aanzien van bruikleen. (Zie vraag 12). Ik zie dan ook geen aanleiding
de bruikleenverplichting nu weer in te voeren.
15. Overweegt de staatssecretaris, teneinde de veiligheid van rollators te verbeteren,
verplichtstelling of op zijn minst stimulering van het keurmerk van de stichting Kwaliteit en
Bruikbaarheids Onderzoek van Hulpmiddelen (KBOH)? Zo ja, hoe? Zo neen, waarom niet?
Antwoord:
Verplicht stellen van een keurmerk past niet in mijn beeld van meer marktwerking en minder
overheidsregels in de zorg. Bovendien betekent het ontbreken van een keurmerk nog niet
dat een hulpmiddel onveilig is.
Vragen GroenLinks-fractie
16. Hoe kan nu al worden gesteld dat er geen sprake is van een ernstig
veiligheidsprobleem aangezien niet bekend is hoeveel ongevallen er plaatsvinden door een
onveilige rollator? Is de staatssecretaris bereid te onderzoeken hoeveel ongevallen er
voorkomen door het gebruik van een onveilige rollator?
Antwoord:
Bij de IGZ zijn de afgelopen jaren geen meldingen geweest van valincidenten die het gevolg
zijn van een ondeugdelijke rollator. Ook bij zorgverzekeraars komen nauwelijks klachten
binnen over falende rollators. Verder heb ik geconstateerd uit de gegevens van het LIS dat
het aantal ongevallen van personen ouder dan 55 jaar, waarbij een rollator betrokken is
minder bedraagt dan een half procent van de 200.000-300.000 rollatorgebruikers. Van dit
percentage is mogelijk slechts een klein gedeelte toe te schrijven aan een ondeugdelijke
rollator. Hoewel ik de ernst van ongevallen door falende rollators niet wil bagatelliseren ben
ik op basis van deze gegevens niet bereid een kostbaar onderzoek uit te laten voeren.
Wel vind ik het belangrijk dat dit soort ongevallen zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Verantwoordelijkheid daarvoor berust primair bij de zorgverzekeraar. De meeste
zorgverzekeraars eisen dan ook van de leverancier dat de cliënt tevoren wordt geïnstrueerd
over het gebruik. Een enkele zorgverzekeraar heeft zelfs een rollatorrijbewijs geïntroduceerd.
Een aantal verzekeraars koopt alleen rollators in die voorzien zijn van het KBOH-keurmerk.
Van mijn kant heb ik in het kader van ons beleid ter preventie van valincidenten bij ouderen
een onderzoek laten uitvoeren naar de veiligheid van rollators door Consument en Veiligheid.
Hun rapportage3 is bekend bij de zorgverzekeraars.
17. Waarom is het gebruik van het keurmerk voor rollators van de stichting KBOH niet
verplicht? Zou het niet wenselijk zijn een keurmerk verplicht te stellen?
Antwoord:
Nee, zie vraag 15.
18. Waarom is het nodig de zorgverzekeraars aan te sporen in overleg te treden met de
ouderenorganisaties over het stimuleren van hergebruik van rollators? Deelt u de mening dat
het voor de hand had gelegen dat zorgverzekeraars zelf al eerder hiertoe initiatief hadden
genomen naar aanleiding van meldingen van hun verzekerden, maar zeker na het verschijnen
van het ANBO-rapport "Een tweede leven voor de rollator"?
Antwoord:
In het regulier overleg dat mijn medewerkers voeren met de zorgverzekeraars is inmiddels
gebleken dat de zorgverzekeraars hierover al overleg voeren met de koepel van
ouderenorganisaties. Het onderwerp staat op de agenda van het overleg tussen ZN, de
zorgverzekeraars en de patiënten- en ouderenorganisaties, de werkgroep 'stofkam'.
3 Veiligheid van rollators; een risicobeoordeling. Consument en Veiligheid; november 2003.
Zie ook www.veiligheid.nl.
PDF
Schriftelijke vragen herverstrekking rollators
Om het kamerstuk op te halen:
Zie het origineel