Sociaal en Cultureel Planbureau

home > nieuws > persberichten

Sociale uitsluiting hangt vooral samen met een slechte gezondheid

Sociale uitsluiting in Nederland.

Sociale uitsluiting is in dit rapport gemeten als een tekort op drie dimensies:

* te weinig sociale participatie en/of sociale ondersteuning;
* een tekort op financieel en materieel gebied (materiële deprivatie);

* onvoldoende toegang tot aspecten van sociaal burgerschap zoals: onderwijs, huisvesting, zorg, maatschappelijke instanties, wonen en veiligheid.

Op grond van deze dimensies werd voor dit rapport een algemene index voor sociale uitsluiting ontwikkeld. Hoe meer sociaal uitgesloten men is, des te hoger de score op de index.

* Eén op de tien volwassen Nederlanders heeft te maken met één of meer vormen van sociale uitsluiting;

* Sociale uitsluiting hangt vooral samen met een slechte gezondheid en op de tweede plaats met een laag inkomen;
* Belangrijke risico-groepen zijn alleenstaande ouders, uitkeringsontvangers, mensen die werkloos zijn geweest, niet-westerse allochtonen en mensen met een slechte beheersing van de Nederlandse taal;

* Een combinatie van risicofactoren leidt tot een hogere mate van sociale uitsluiting;

* Ouderen en vrouwen behoren als zodanig niet tot de risicogroepen.

Dit zijn enkele conclusies uit de SCP-publicatie Sociale uitsluiting in Nederland, die op maandag 18 oktober jl. is verschenen. In het rapport geeft drs. Gerda Jehoel-Gijsbers een theoretische uitwerking van het begrip sociale uitsluiting. Daarbij is onderscheid gemaakt naar kenmerken van sociale uitsluiting, alsmede naar de risicofactoren die de kans op uitsluiting verhogen. Op basis van deze theoretische uitwerking zijn in de zomer van 2003 mondelinge enquêtes afgenomen in 860 huishoudens. Extra aandacht is geschonken aan het bereiken van bewoners uit achterstandswijken en van allochtonen, omdat deze groepen vaker uitvallen bij enquête-onderzoek.

Het onderzoek is tot stand gekomen in overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kader van EU-afspraken ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.

De onderzoeksresultaten kunnen gebruikt worden voor het Nationaal actieplan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.

Eén op de tien volwassen Nederlanders heeft te maken met sociale uitsluiting
Ongeveer één op de tien volwassen Nederlanders heeft te maken met één of meer vormen van sociale uitsluiting. Zo heeft circa 10% van de volwassen bevolking slechts een beperkt informeel sociaal netwerk waar men ondersteuning van kan verwachten. Eén op de tien huishoudens (10%) heeft voortdurend zorgen over de financiële situatie; 9% heeft zeer veel moeite om de vaste lasten te betalen en 8% heeft betalingsachterstanden.

Bij de belangrijkste risicogroepen liggen deze percentages duidelijk hoger, namelijk op 30% of meer.

Van de alleenstaande ouders ervaart 36% een tekort aan sociale contacten, heeft 37% voortdurend zorgen over de financiële situatie, 36% zeer veel moeite om de vaste lasten te betalen en 27% minimaal één betalingsachterstand. Van de gezinnen met kinderen die onder het beleidsmatig minimum leven (veelal eenoudergezinnen), zegt 48% te weinig geld te hebben om regelmatig nieuwe kleren voor de kinderen te kopen en in 36% van deze gezinnen kunnen kinderen vanwege de kosten geen lid zijn van een sportclub of andere vereniging.

Sterke samenhang tussen sociale uitsluiting en slechte gezondheid Sociale uitsluiting hangt vooral samen met een slechte gezondheid. Ook is er een sterk verband met het psychisch welbevinden. De samenhang met betaald werk is kleiner

Voor werkenden geldt dat vooral een laag inkomen tot sociale uitsluiting leidt. Onder uitkeringsontvangers is de hoogte van het inkomen minder van belang. Bij hen leidt de positie van uitkeringsontvanger tot sociale uitsluiting en niet zozeer de hoogte van het inkomen.

Cumulerend effect van risicofactoren
Naarmate iemand meer risicofactoren kent, neemt de mate van sociale uitsluiting toe. Vooral de combinatie van een gering psychisch welbevinden, een slechte gezondheid, een laag inkomen en een werkloosheidsverleden geeft een zeer hoge mate van sociale uitsluiting. Daartegenover staan ook compenserende factoren: een goede gezondheid en een hoog inkomen compenseren het negatieve effect van risicofactoren in sterke mate. Zo zijn uitkeringsontvangers met een zeer slechte gezondheid in sterke mate sociaal uitgesloten, terwijl de combinatie van uitkering met een zeer goede gezondheid niet erg afwijkt van de score van de gemiddelde burger. Alleenstaande ouders met een laag inkomen scoren hoog op sociale uitsluiting; gaat het om een eenoudergezin met een hoog inkomen dan is er in veel mindere mate sprake van sociale uitsluiting.

Niet-westers allochtonen kennen een relatief hoge mate van sociale uitsluiting omdat zij - in vergelijking met de autochtone bevolking- over meer risicokenmerken beschikken: zij hebben een slechtere gezondheid, een lager opleidingsniveau, een lager inkomen, en een slechtere beheersing van de Nederlandse taal.

Ouderen zijn geen risicogroep
Ouderen worden vaak gezien als een kwetsbare groep. Toch blijken zij een lagere score op de index voor sociale uitsluiting te hebben dan jongeren. Alleen op de dimensie sociale participatie zijn ouderen meer uitgesloten. Zij ervaren daarentegen veel minder financiële en materiële problemen en zij hebben beter toegang tot de verschillende aspecten van sociaal burgerschap. De gunstige scores op deze laatste dimensies compenseren voor de ouderen ruimschoots de negatieve score op de dimensie sociale participatie. Voor 65-plussers blijkt het verrichten van onbetaalde arbeid een belangrijk middel om sociale uitsluiting tegen te gaan.

Vrouwen niet vaker uitgesloten dan mannen
Van vrouwen wordt vaak verondersteld dat zij zich in een achterstandspositie bevinden. Wat betreft sociale uitsluiting blijkt dit niet geval. Vrouwen scoren nauwelijks anders dan mannen. Wel is er een specifieke groep vrouwen, de alleenstaande ouders, die hoog scoort op de index voor sociale uitsluiting.

Beleidsimplicaties
In het beleid ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting worden vooral het hebben van betaald werk en/of een inkomen als oplossing gezien. Uit het SCP-onderzoek kan worden geconcludeerd dat deze factoren minder belangrijk zijn dan in het Europese beleid wordt verondersteld. Onafhankelijk van werk en inkomen spelen gezondheid en een aantal vaardigheden een belangrijke rol. Om sociale uitsluiting tegen te gaan is vooral aandacht nodig voor verbetering van de gezondheidssituatie, ook de psychische component daarin. Daar waar verbetering niet mogelijk is, bijvoorbeeld bij ernstige chronisch zieken en ouderen, is compenserend beleid wenselijk om de leefsituatie van deze groepen op peil te houden.

In nieuwe wetgeving en beleid wordt veel explicieter dan voorheen de eigen verantwoordelijkheid voorop gesteld. Zo heeft de Wet maatschappelijke ondersteuning (in voorbereiding) als uitgangspunt dat mensen zoveel mogelijk hun eigen problemen oplossen of hun eigen hulp organiseren, eventueel met hulp van familie, vrienden of vrijwilligers. Het is echter de vraag of de groep met een grote mate van sociale uitsluiting, die veelal gepaard gaat met een slechte psychische gezondheid, geringe vaardigheden en vaak ook met een gering sociaal netwerk, voldoende daadkracht én mogelijkheden heeft om deze eigen verantwoordelijkheid te nemen.

SCP-publicatie 2004/17, Sociale uitsluiting in Nederland, Gerda Jehoel-Gijsbers, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau, oktober 2004, ISBN 90 377 0160-4, prijs EUR 16,50.

De publicatie is verkrijgbaar bij de boekhandel of te bestellen bij het SCP via fax 070 - 340 7044, e-mail: bestel@scp.nl of via de web-site: www.scp.nl