agenda van de RAZEB van 23-24 februari 2004
Kamerbrief Geannoteerde agenda van de RAZEB van 23-24 februari 2004
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
18 oktober 2004
Behandeld
GJ Bijl de Vroe
Kenmerk
DIE-557 /04
Telefoon
070 - 348 5005
Blad
1/9
Fax
070 - 348 6381
Bijlage(n)
gj.bijl-de-vroe@minbuza.nl
Betreft
Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 11-12
oktober 2004
Graag bieden wij u hierbij, mede namens de Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, het verslag aan van de Raad Algemene Zaken
en Externe Betrekkingen van 11-12 oktober 2004.
De Minister De
Staatssecretaris
van Buitenlandse Zaken, voor
Europese Zaken,
Dr. B. Bot Mr.
Drs. A. Nicolaï
Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB)
van 11-12 oktober 2004
Algemene zaken
Voorbereiding Europese Raad 4-5 november
De Raad wijdde een korte bespreking aan een eerste versie van de
ontwerp-geannoteerde agenda voor de Europese Raad van 4-5 november.
Daarbij werd onder meer gewezen op het belang van het
meerjarenprogramma JBZ, met het verzoek om de Europese Raad voldoende
gelegenheid te geven hierover diepgaand te spreken. Ten aanzien van de
uitbreiding lichtte het Voorzitterschap toe dat de Europese Raad van
november zich bij de behandeling van dit onderwerp zal beperken tot
het aanhoren van een presentatie door de Commissie van haar
recentelijk verschenen rapporten, waarna het Voorzitterschap de te
volgen procedure zal aangeven. Het Voorzitterschap rondde af met de
opmerking dat het rekening zou houden met de gemaakte opmerkingen en
dat er in de komende weken nader gesproken zal worden over de
ontwerp-conclusies van de Europese Raad.
Terrorisme
De Raad besprak de stand van zaken van de uitvoering van het EU
Actieplan ter bestrijding van terrorisme (vastgesteld door de Europese
Raad van 17 juni jl), aan de hand van een presentatie van SG/HV
Solana. De Raad concludeerde dat voortgang wordt geboekt en benadrukte
dat inspanningen op diverse gebieden moeten worden voortgezet. Dit
betreft met name de verbetering van informatie-uitwisseling (tussen
het "Situation Centre" van de Raad, de nationale diensten en Europol),
de oprichting van het Agentschap voor de buitengrenzen, de opneming
van biometrische kenmerken in paspoorten, het voorkomen van de
financiering van terrorisme en de aandacht voor terrorismebestrijding
in het externe beleid van de EU.
Tevens nam de Raad er nota van dat nog een aantal maatregelen genomen
moet worden om de verplichtingen uit het EU-Actieplan na te komen. In
dit kader riep de Raad de lidstaten op voort te maken met de nationale
implementatie van Europese wetgeving (met name inzake het Europees
Arrestatiebevel en de gemeenschappelijke onderzoeksteams), als ook de
ratificatie van relevante overeenkomsten (zoals de protocollen bij de
Europol-overeenkomst en diverse VN-Verdragen tegen terrorisme). De
Raad sprak lof uit over de werkzaamheden van de EU
anti-terrorismecoördinator, Gijs de Vries, en riep hem op tot
`monitoring' van de uitvoering van genomen maatregelen.
Ten slotte werden de betreffende Raadsformaties opgeroepen de
besprekingen over de in het EU-Actieplan genoemde maatregelen voort te
zetten, zodat voor de Europese Raad van 17 december aanzienlijke
voortgang kan worden geboekt. Het gaat hierbij om verbetering van
informatie-uitwisseling, maatregelen om de EU beter in staat te
stellen de gevolgen van een terroristische aanval het hoofd te bieden
en diverse instrumenten ter bestrijding van de financiering van
terrorisme (zoals de bestrijding van het witwassen van geld).
Het Voorzitterschap werd door de lidstaten geprezen voor het agenderen
van dit onderwerp. Enkele lidstaten benadrukten het belang van de
aanpak van de voedingsbodem van terrorisme en riepen in dit verband op
tot een dialoog met de Arabische landen, als ook met andere derde
landen.
Het Voorzitterschap dankte de lidstaten voor hun inbreng en hun inzet.
Wat betreft de dialoog met derde landen gaf het Voorzitterschap aan
dat een dergelijke dialoog reeds bestaat. Daarnaast heeft het
Voorzitterschap de lidstaten opgeroepen naast de getoonde politieke
wil om in de Unie vooruitgang te boeken, ook de benodigde daadkracht
te tonen wat betreft de nationale implementatie van Europese
maatregelen.
Uitbreiding
Commissaris Verheugen presenteerde aan de Raad de voortgangsrapporten
Turkije, Roemenië en Bulgarije, alsmede het `Strategy Paper', de
`impact study' Turkije en de Aanbeveling over Turkije. De Raad nam
nota van de presentatie, maar voerde geen inhoudelijk debat. Het
Voorzitterschap kondigde aan dat het nog nader aan de lidstaten
kenbaar zal maken hoe de besluitvorming op de Europese Raad van 17
december a.s. zal worden voorbereid.
Financiële Perspectieven / Agenda 2007
Verschillende delegaties spraken waardering uit voor het verslag van
het Voorzitterschap inzake de besprekingen in raadskader van de
voorstellen van de Commissie voor de categorieën 1a
(concurrentiekracht en werkgelegenheid), 1b (Cohesiebeleid) en 2
(beheer natuurlijke hulpbronnen). Een aantal lidstaten maakte van de
gelegenheid gebruik om nog eens bepaalde punten te benadrukken. Zo
benadrukte een aantal lidstaten dat binnen een financieel kader van 1%
EUBNI (EU bruto nationaal inkomen) middelen moesten worden vrijgemaakt
voor cohesiebeleid voor de armste regio's in vooral de nieuwe
lidstaten. Andere lidstaten wezen op het feit dat bij het
cohesiebeleid het huidige voorstel van de Commissie ertoe leidt dat de
per capita steun in de armere lidstaten lager is dan de steun voor
rijkere lidstaten (EU15). Zij meenden dat dit niet te begrijpen was,
gelet op de belangrijkste doelstelling van dit beleid, namelijk het
helpen wegwerken van ontwikkelingsachterstanden. Tot slot vermeldde
een lidstaat dat in de komende onderhandelingen niet alleen gekeken
moest worden naar de uitgavenkant van de EU maar ook naar de
inkomstenkant. In dit verband wenste deze lidstaat, als grote
netto-betaler, het voorstel voor een netto-begrenzer op tafel te
houden. Het Voorzitterschap gaf aan nota te hebben genomen van de
diverse opmerkingen en deze waar mogelijk te verwerken in het
voortgangsrapport. Tot slot heeft Commissaris Patten een korte
presentatie gegeven over de nieuwe voorstellen voor het extern beleid.
Dit beleid zal wat de Commissie betreft bestaan uit zes instrumenten:
pre-accessie, nieuwe buren, duurzame ontwikkeling en drie
crisisinstrumenten, te weten humanitaire hulp, macrosteun en een
stabiliteitsinstrument. In termen van de gehele begroting neemt het
aandeel van het extern beleid in het geheel aan uitgaven iets toe, van
9,3% in de huidige periode tot 9,9% in de komende periode vanaf 2007.
Externe betrekkingen
Libië
De Raad besloot tot opheffing van een aantal beperkende maatregelen
tegen Libië, waaronder economische sancties en het achttien jaar
geleden ingestelde wapenembargo. Dit besluit werd genomen naar
aanleiding van Libië's ontmanteling van programma's voor de
ontwikkeling van massavernietigingswapens en de smartengeld-regelingen
met nabestaanden van slachtoffers van diverse aanslagen (Lockerbie,
UTA, La Belle). De Raad riep hierbij in herinnering dat de
EU-Gedragscode voor Wapenuitvoer volledig van toepassing zal zijn op
wapenexporten naar Libië.
Meer in het algemeen besloot de Raad tot een meer op samenwerking
gerichte EU-benadering van de relaties met Libië, waarbij het
uiteindelijke doel is volledige integratie van Libië in het
Barcelona-proces. Benadrukt werd dat Libië daartoe op verschillende
terreinen nog substantiële vooruitgang zal moeten boeken, onder andere
op het gebied van verbetering van de mensenrechtensituatie (o.a.
afschaffing van de doodstraf) en de versterking van de rechtsstaat. In
het bijzonder drong de Raad aan op de vrijlating van de ter dood
veroordeelde Bulgaarse en Palestijnse medici, die ervan beschuldigd
zijn het HIV-virus te hebben verspreid in Libië. Voorts sprak de Raad
zijn zorg uit over de illegale immigratie vanuit of via Libië en werd
het belang onderstreept van samenwerking met dit land ter bestrijding
van deze migratie.
ASEM / Birma
De Raad blikte terug op een succesvolle ASEM-top die de relaties
tussen de EU en de Aziatische partners verder heeft verstevigd. In
Hanoi is in aanwezigheid van de Birmese minister het gebrek aan
democratische hervorming en eerbiediging van de mensenrechten in Birma
nadrukkelijk aan de orde gesteld. Aangezien Birma ten tijde van de Top
niet voldeed aan de bekende voorwaarden die de EU eerder had gesteld
(waaronder vrijlating van Aung San Suu Kyi), besloot de Raad in lijn
met de Conclusies van 13 september jl. tot aanscherping van de
sancties tegen Birma. Het gaat hierbij om onder andere uitbreiding van
de visumrestricties en een verbod op nieuwe leningen of kredieten aan
met name genoemde Birmese staatsondernemingen. Voorts zullen de
Lidstaten in internationale financiële instellingen tegen het
verstrekken van leningen aan Birma stemmen en zal de Commissie nadere
voorstellen doen om de kwestie van de Birmese illegale houtkap aan te
pakken. Als onderdeel van dit pakket maatregelen zal ook de steun aan
de Birmese bevolking op het gebied van volksgezondheid en onderwijs
worden uitgebreid.
Iran
Dit onderwerp werd vlak voor de RAZEB aan de agenda toegevoegd, mede
in het licht van lopende besprekingen over Iran in G-8 kader.
Ministers spraken opnieuw hun zorg uit over ontwikkelingen in Iran en
onderstreepten dat verbetering van de relatie met dit land afhankelijk
was van voortgang ten aanzien van de eerder door de Unie
geïdentificeerde zorgpunten, waaronder de nucleaire activiteiten en de
mensenrechtensituatie in Iran. In het kader van dit beleid - en met
het oog op de cruciale bijeenkomst van IAEA-Bestuursraad op 25
november a.s. - waren Ministers het eens dat, indien Iran zijn
activiteiten die verband houden met verrijking van uranium zou
opschorten, zoals eerder toegezegd, de EU zou kiezen voor een beleid
van `engagement' en een concreet stimuleringspakket zou aanbieden,
waaronder hervatting van de onderhandelingen over een Handels- en
Samenwerkingsakkoord. Tegelijkertijd waren Ministers het eens dat een
gebrek aan samenwerking met de IAEA en de weigering om de
verrijkingsactiviteiten op te schorten zou moeten leiden tot
verwijzing van deze kwestie naar de VN-Veiligheidsraad. Over deze
aanpak, en bijvoorbeeld de precieze invulling van het genoemde
stimuleringspakket, zal de komende weken nader worden gesproken.
Ministers spraken hun steun uit voor voortzetting van de activiteiten
van Frankrijk, Duitsland en het VK op dit terrein en wezen hierbij op
het belang van betrokkenheid van HV Solana. Nederland zal in de
hoedanigheid van Voorzitter de EU-positie ook uitdragen in G-8
verband. Het belang van een eensgezinde boodschap richting Teheran
vanuit de internationale gemeenschap werd van alle kanten
onderschreven. Daartoe hebben Ministers HV Solana ook gevraagd de
EU-positie op papier te zetten, opdat deze actief kan worden
uitgedragen naar derde landen - m.n. de landen die zitting hebben in
de IAEA-Bestuursraad - met het verzoek om ondersteuning.
Ministers spraken ook over de mensenrechtensituatie in Iran, waarover
Raadsconclusies werden aanvaard. Hierin spreekt de Raad zorg uit over
de voortgaande ernstige schendingen van de mensenrechten in Iran en
wordt nader ingegaan op de evaluatie van de Mensenrechtendialoog met
Iran die tijdens het Nederlandse Voorzitterschap is uitgevoerd. Deze
evaluatie schetst een tamelijk somber beeld. Afgezien van een zekere
mate van openheid ten aanzien van VN-mechanismen, is op geen van de
onderwerpen die de EU als prioriteit voor de dialoog heeft aangemerkt
sprake geweest van merkbare vooruitgang. Op sommige terreinen, zoals
de uitoefening van burgerrechten en politieke vrijheden, viel eerder
achteruitgang waar te nemen sinds de parlementaire verkiezingen in
februari jl. De Raad concludeerde dan ook dat dringend behoefte is aan
een hernieuwd en aantoonbaar engagement van Iraanse zijde. De Raad
bevestigde belang te hechten aan de Mensenrechtendialoog en toonde
bereidheid om met Iran te bespreken hoe de effectiviteit van de
dialoog kan worden verbeterd. Ten slotte zal het Voorzitterschap de
activiteiten voortzetten ter voorbereiding op co-sponsoring door de EU
van een Canadese resolutie over de mensenrechtensituatie in Iran in de
Derde Commissie van de AVVN.
China / wapenembargo
De Raad besprak China met als doel een inventarisatie van de
standpunten van de Lidstaten inzake het wapenembargo. Het
Voorzitterschap concludeerde naar aanleiding hiervan dat een
duidelijke meerderheid van de Lidstaten nog niet toe is aan
besluitvorming over opheffing van het embargo. Wel zou ten tijde van
de EU-China Top op 8 december a.s. mogelijk een positief signaal over
verdere besluitvorming kunnen worden afgegeven. In de tussentijd zou
nader gekeken moeten worden naar de elementen die bij de afwegingen
rond het wapenembargo een rol spelen, met name aanscherping van de
toepassing van de EU-Gedragscode betreffende Wapenuitvoer (inclusief
afronding van een set maatregelen die in aanvulling op de Gedragscode
van toepassing zullen zijn op wapenexporten naar post-embargo-landen),
de situatie in de regio, te weten de relatie met Taiwan, en de
mensenrechtensituatie in China.
De Raad aanvaardde Conclusies naar aanleiding van de evaluatie van de
Mensenrechtendialoog met China, waarin wordt gesteld dat de dialoog
een goed kanaal biedt om de discussie over mensenrechten met China te
voeren, zorgen te uiten en tegelijkertijd samenwerking en uitwisseling
van kennis tot stand te brengen die de veranderingsgezinde krachten in
China ten dienste zijn. De Raad stelde dat de mensenrechtensituatie in
China vooralsnog een gemengd beeld laat zien, met een aantal positieve
ontwikkelingen maar ook terreinen waarop weinig of geen vooruitgang
wordt geboekt.
Midden-Oosten
De Raad veroordeelde de raketaanvallen tegen Israël en riep de
Palestijnse Autoriteit op krachtig op te treden tegen de daders.
Tegelijkertijd veroordeelde de Raad het disproportionele karakter van
de Israëlische militaire acties in de Gaza-strook en werd Israël
opgeroepen de operatie te beëindigen en volledige toegang te verlenen
aan humanitaire organisaties. Tevens bevestigde de Raad vast te zullen
houden aan de Roadmap en een onderhandelde twee staten-oplossing,
alsook aan de vijf bekende EU-voorwaarden met betrekking tot de
Israëlische terugtrekking uit Gaza. HV Solana kreeg het mandaat om
nadere voorstellen te doen voor de EU-rol in de regio, onder andere
ter ondersteuning van de Palestijnse hervormingen (bijvoorbeeld steun
voor politie) en van de Palestijnse verkiezingen.
In een separate verklaring veroordeelde de Raad ook in de meest
krachtige bewoordingen de terroristische aanvallen tegen onschuldige
burgers in Taba en Ras Satan, en prees hij de goede samenwerking
tussen Israël en Egypte bij de reddings- en onderzoekswerkzaamheden.
Soedan / Darfur
De Raad constateerde dat uit de recente rapportage van de Speciale
Vertegenwoordiger van de SGVN, Jan Pronk, aan de VN-Veiligheidsraad
bleek dat de situatie nog steeds zeer ernstig is en dat de Soedanese
regering geen vooruitgang heeft geboekt bij de verbetering van de
veiligheids- en humanitaire situatie en van de beëindiging van het
klimaat van straffeloosheid. Er waren echter ook enkele positieve
ontwikkelingen te melden, zoals de hervatting van de
Naivasha-onderhandelingen in het Noord-Zuid-vredesproces en de
instelling door de SGVN van een internationale commissie die onderzoek
gaat doen naar schendingen van mensenrechten en het internationaal
humanitair recht door alle partijen in Darfur, inclusief naar de vraag
of genocide is gepleegd.
De Raad riep de verschillende partijen op hun verplichtingen na te
komen, waarbij eventuele sancties overeenkomstig VNVR-resolutie 1556
in de toekomst niet moeten worden uitgesloten. Daarnaast diende te
worden ingezet op spoedige versterking van de missie van de Afrikaanse
Unie (AU) in Darfur. Een besluit van de AU daarover wordt op korte
termijn verwacht. Nederland heeft de Lidstaten opgeroepen om voldoende
fondsen voor noodhulp beschikbaar te blijven stellen en gewezen op het
belang van adequate internationale coördinatie van de hulpstromen.
Nederland heeft zelf nog eens tien miljoen Euro aanvullende noodhulp
ter beschikking gesteld. Tot slot kondigde het Voorzitterschap aan
dat de ministeriële Troika op 13 oktober een bezoek zou brengen aan
Khartoem.
Grote Meren-regio
De Raad besprak kort de situatie in de Grote Meren-regio, mede naar
aanleiding van de recent aangenomen VN-Veiligheidsraadresolutie 1565,
waarin een versterkt mandaat en een uitbreiding van de troepensterkte
van de VN-vredesmacht MONUC zijn neergelegd. De Raad sprak bezorgdheid
uit over de voortdurende onveiligheid in het grensgebied tussen de
Democratische Republiek Congo (DRC), Rwanda en Burundi en riep
partijen op om zich te houden aan afspraken in het kader van de
diverse vredesprocessen. De Raad gaf aan dat de EU en de Lidstaten
nader zullen bezien welke bijdragen kunnen worden geleverd aan de
invulling van het onlangs versterkte MONUC-mandaat, met name op het
punt van de specifieke behoeften die de SGVN in zijn rapport heeft
gedefinieerd. In dit licht besloot de Raad om inlichtingen van het EU
Satelliet-centrum (SATCEN) aan MONUC ter beschikking te stellen. De
Raad sprak tevens zijn steun uit voor de inzet van de Burundese
president Ndayizeye om een referendum over de ontwerp-grondwet door te
zetten en zodoende het vredesproces in Burundi op het juiste spoor te
houden. De Raad riep alle Burundese partijen op om af te zien van
geweld en naar een politieke oplossing te blijven zoeken.
Westelijke Balkan
Op uitnodiging van het Voorzitterschap heeft de Hoofdaanklager van het
Joegoslavië-tribunaal (ICTY), Carla Del Ponte, een presentatie aan de
Raad gegeven. Mevrouw Del Ponte sprak zeer kritisch over de
samenwerking met het ICTY door Servië en Montenegro, Kroatië en
Bosnië-Herzegovina (BiH). De Raad heeft hierover zijn diepe zorg
uitgesproken. De Raad heeft de landen in de regio, met name
Servië-Montenegro, Bosnië Herzegovina en ook Kroatië, wederom
opgeroepen volledig en ondubbelzinnig met het ICTY samen te werken en
erop gewezen dat volledige samenwerking met het ICTY een voorwaarde
vormt voor verdere toenadering tot de EU. De Raad heeft benadrukt dat
Mladic, Karadzic en Gotovina, en alle andere nog voortvluchtige
ICTY-aangeklaagden, zo spoedig mogelijk aan het Tribunaal dienen te
worden overgedragen. Het Voorzitterschap riep EU-partners op
bovenstaande boodschap actief uit te dragen in contacten met
autoriteiten uit de regio.
De Raad nam voorts kennis van het recente gezamenlijke bezoek van HV
Solana en Commissaris Patten aan Servië en Montenegro. Dit bezoek
stond in het teken van het recente EU-initiatief van de zogenaamde
`twin track'-benadering. Hiermee wordt getracht een oplossing te
bieden voor de vertraging bij de toenadering tot de Unie vanwege de
problemen rond de economische harmonisatie tussen Servië en
Montenegro. De Commissie kondigde aan voornemens te zijn de
haalbaarheidsstudie naar een Stabilisatie- en Associatieakkoord voor
Servië en Montenegro te hervatten. Wel werd benadrukt dat een positief
resultaat van de haalbaarheidsstudie, zonder voldoende voortgang ten
aanzien van het punt van ICTY-conditionaliteit, moeilijk zal worden.
De Raad verwelkomde tenslotte de oproep van de Servische president
Tadic aan de Kosovo-Serviërs om aan de komende parlementsverkiezingen
in Kosovo deel te nemen.
Europees Nabuurschapsbeleid
Commissaris Verheugen schetste de stand van zaken ten aanzien van de
afronding van de eerste groep actieplannen in het kader van het
Europese Nabuurschapsbeleid. Met Jordanië, Moldavië, Marokko, Tunesië,
Oekraïne en de Palestijnse Autoriteit is inmiddels overeenstemming
bereikt. Met Israël is inmiddels een grote mate van overeenstemming
bereikt over de economische onderwerpen in het actieplan. Verheugen
benadrukte nogmaals dat aan de partnerlanden expliciet is duidelijk
gemaakt dat deelname aan het Nabuurschapsbeleid los staat van een
EU-lidmaatschapsperspectief.
Oekraïne
De Raad onderstreepte het belang dat de EU toekent aan nauwe
samenwerking met een democratisch Oekraïne in het kader van het
Europees Nabuurschapsbeleid. In dit verband werd door de Raad gewezen
op het belang van een vrij, eerlijk en transparant verloop van de
Oekraïense presidentsverkiezingen op 31 oktober a.s. In het bijzonder
werd hierbij gewezen op de noodzaak van eerbiediging van de vrijheid
van meningsuiting en van persvrijheid.
Indonesië
De Raad feliciteerde Indonesie met de vreedzaam en in overeenstemming
met internationale standaarden verlopen verkiezingen, die een hoge
opkomst kenden, en feliciteerde Susilo Bambang Yudhoyono met zijn
overwinning. De Raad verwelkomde zijn beleidsvoornemens, in het
bijzonder met betrekking tot hervormingen op economisch, juridisch en
veiligheidsgebied. De Raad wees onder andere op het belang van
speciale autonomie voor Papoea en Atjeh, het naleven van de
mensenrechten, wederinstelling van het de facto moratorium op de
doodstraf, steun voor terrorismebestrijding, duurzaam gebruik van
natuurlijke hulpbronnen en voortgezette bestrijding van de armoede.
Ten slotte bepleitte de Raad de politieke dialoog te intensiveren door
regelmatig bijeenkomsten van de EU-troika met Indonesië te houden op
ministerieel niveau.
Ministerie van Buitenlandse Zaken