Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

logoocw

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk 13 oktober 2004 ACB/2004/44975 7 september 2004 2030420620

Onderwerp
vragen van het lid Van der Ham (d66)

Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, het antwoord op de vragen van het lid Van der Ham (d66) van uw Kamer inzake festivalterreinen.

De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk 2030420620.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

(mr. Medy C. van der Laan)

5
10
OCW 05 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 www.minocw.nl

blad 2/3

Antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van der Ham van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ingezonden d.d. 7 september 2004, kenmerk 2030420620).


1.
Vraag: Heeft u kennisgenomen van de oproep van het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congres- sen (NBTC) voor twee nationale evenemententerreinen? Wat is uw beleidsmatige reactie? 1

Antwoord: Ja. De regering heeft het haalbaarheidonderzoek, waar de oproep op gebaseerd is, mede gefinancierd. De beleidsmatige reactie van het kabinet is dat evenemententerreinen realiseren duide- lijk op de weg van de betrokken decentrale overheden ligt, in samenwerking met de markt. Beide heb- ben daar een direct belang bij, getuige het onderzoek. Voor de plaatselijke overheden is dat in het bij- zonder het geval vanwege de te verwachten economische impuls die uitgaat van een festival- of eve- nemententerrein. De markt kan de exploitatie van festival- en evenemententerreinen succesvol ter hand nemen. Vanuit een oogpunt van cultuurbeleid zijn festivalterreinen een waardevolle aanvulling op het scala van vertoningsplekken. Maar indachtig de rolverdeling die ook elders in de podiumkunsten geldt ­ waar festivalterreinen als vertoningsplek het best mee te vergelijken zijn ­ heeft het rijk pri- mair een verantwoordelijkheid voor cultuurproductie, en ligt de verantwoordelijkheid voor de verto- ningssituatie bij de decentrale overheden. Ook voor het toerisme in ons land kunnen evenemententer- reinen een belangrijke toegevoegde waarde hebben. Vanuit het toeristisch beleid dat het kabinet voert ziet het hierbij evenwel geen actieve rol weggelegd. In de Vernieuwde Toeristische Agenda (VTA) die in december vorig jaar in uw Kamer is besproken, is de bevordering van nationale evenemententerreinen niet als één van de twaalf actiepunten opgenomen.


2.
Vraag: Hoe ziet u de opmerking van voorzitter Baaij van het NBTC dat daarmee de internationale po- tentie beter wordt benut? Welke potentie ziet u voor nieuwe festivalterreinen?

Antwoord: Het kabinet heeft met belangstelling kennis genomen van de opvattingen van de heer Baaij van het Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen (zie ook de bijlage). Voor een reactie van het kabinet op deze uitspraken verwijst het u naar het antwoord op de vorige vraag.


3.
Vraag: Hoe beziet u de potentiële locaties waar het NBTC onderzoek naar heeft gedaan: Spaarnwoude in Velsen, het Six Flags/Jamboree-terrein in Dronten, het TT-circuit in Assen, vliegveld Teuge in Voorst bij Apeldoorn en Landgoed de Gulbergen in Nuenen?

Antwoord: Vanuit haar brede rijksverantwoordelijkheid heeft het kabinet geen oordeel over deze loca- ties.


4.
Vraag: Bent u in het licht van dit onderzoek van het NBTC bereid om samen met de marktpartijen de mogelijkheden van nieuwe festivallocaties te onderzoeken en deze marktpartijen de door hen gewenste samenwerking te bieden op het gebied van milieuvergunningen en veiligheidszaken? 2


1 www.holland.com. Het persbericht is als bijlage op de beantwoording meegestuurd.
2 Deze vraag is tevens een vervolgvraag op vraag 3 van eerdere schriftelijke vragen van het lid Van der Ham (D66) ingezonden 23 juni 2004, vraagnummer 2030416380.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl

blad 3/3

Antwoord: Nee, onderzoek naar specifieke festivallocaties ligt op de weg van de decentrale overheden, eventueel via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en/of het Interprovinciaal Overleg. Het rijk heeft bijgedragen aan het haalbaarheidsonderzoek, dat alle betrokkenen duidelijk maakte dat er con- crete kansen liggen. Nu is het aan de markt en de decentrale overheden om de uitdaging op te pakken. In het kader van de door het kabinet voorgestane administratieve lastenverlichting, streeft het kabinet overigens naar vereenvoudiging voor burger en bedrijfsleven, ook op het terrein van milieuvergunnin- gen en veiligheid, uiteraard binnen de kaders die door die regelingen beoogd worden.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl