CDA

CDA
06-10-04
Minister reageert op idee Anne Frank postuum Nederlanderschap te verlenen
Minister Donner (Justitie) heeft middels een schrijven gereageerd op de ophef die is ontstaan rond het idee om Anne Frank, bijna zestig jaar na haar overlijden, het Nederlanderschap te verlenen. De minister vindt het een begrijpelijke, op zichzelf niet onsympathieke gedachte, als men die los zou kunnen denken van de aanleiding; een TV-spel over wie de grootste Nederlander is?

Minister Donner legt hieronder uit waarom we Anne Frank niet moeten willen naturaliseren. Juridisch gezien was Anne Frank al vrijwel Nederlander. Bovendien is Anne Frank al lang Nederlander door assimilatie; zij dacht, schreef en droomde als ieder Nederlands meisje van haar leeftijd. Nederlander is een veel ruimer begrip dan het enge nationaliteitsconcept.

"We zouden moeten wensen dat we die vraag [om
het Nederlanderschap postuum aan Anne Frank te verlenen, red.] niet hoefden te stellen. Dat Anne Frank niet was omgebracht in Bergen Belsen; dat zij haar fantasiën, wensen en dromen gewoon zelf had kunnen leven en nu nog onder ons zou wonen. We zouden moeten wensen dat we haar niet kenden, omdat de shoa haar wereldbekend maakte: de jodenvervolging en -vernietiging. Zonder die zou zij nooit naar Nederland zijn gekomen, zou zij nooit haar leven in het achterhuis hebben opgetekend, en zou zij niet onsterfelijk zijn geworden na haar dood.

De vraag of Anne Frank postuum Nederlandse kan worden, kan technisch juridisch beantwoord worden. Daarmee lijk ik wat velen een goede gedachte vinden, te vermalen onder juridische redeneringen. Dat zou mensen kunnen kwetsen, en dat wil ik niet. Maar het antwoord is nee. Anne Frank heeft het Nederlanderschap nooit verkregen onder de in 40
-45 geldende Wet Nederlanderschap en Ingezetenschap 1892, en kan die niet verkrijgen op grond van de thans geldende Rijkswet op het Nederlanderschap. Dat is een wet voor levenden. Voorzover het Nederlanderschap niet van rechtswege wordt verleend, kan zij slechts op verzoek of bij optie verleend worden.

Zelfs als we haar wens in haar dagboek beschouwen als een verzoek, is die niet geldig, want gedaan door een minderjarige. En laten we wel wezen; zou zij als zij teruggekomen zou zijn nog het Nederlanderschap hebben aangevraagd? Zij had de Duitse nationaliteit herkregen; de Duitse regering herriep na de oorlog de Nazi-besluiten. Misschien had zij ook gekozen voor de nationaliteit van de nieuwe staat Israël.

En als zij het Nederlanderschap zou hebben aangevraagd, zouden we het dan hebben verleend? Zo hartelijk waren we niet voor wie terugkeerden en zo vrijgevig waren we niet met het Nederlanderschap. Ze zou niet de wereldbekende Anne Frank zijn geweest, maar het meisje Frank, een van de miljoenen displaced persons die in Europa rondzwierven. Dat beklemt me nog het meest; dat als we nu met een royaal gebaar postuum het Nederlanderschap geven aan Anne Frank, dat er dan iemand opstaat - een joods meisje van Duitse afkomst dat de oorlog wel overleefde - die zegt: ik heb het toen gevraagd, maar mij werd het geweigerd. Dan moeten we alsnog het schaamrood op de kaken krijgen.

Nationalisering van Anne Frank zou een aparte Rijkswet vergen, voor wat het waard is. Het is de vraag of een dergelijke wet verenigbaar zou zijn met de Grondwet. De wet regelt wie Nederlander is, bepaalt art. 2 en het is de vraag of dat zich verdraagt met een aparte wet die op één persoon betrekking heeft. Maar het is bovenal de vraag of een dergelijke wet zich zou verdragen met art. 1 van de Grondwet: het verbod van discriminatie. Want er waren velen niet-Nederlanders die vervolgd werden en die niet terugkwamen; en slechts één zou postuum de Nederlandse nationaliteit krijgen. Dan dreigen we een slachtoffer van discriminatie, door discriminatie tot Nederlander te maken.

Juridisch was Anne Frank al vrijwel Nederlander. Toen zij in 1941 de Duitse nationaliteit verloor en staatloos werd, werd het volkenrechtelijk beginsel dat staatlozen gelijk worden gesteld aan de onderdanen van het land van hun gewone verblijfplaats, op haar van toepassing. Bovendien is Anne Frank al lang Nederlander door assimilatie; zij dacht, schreef en droomde als ieder Nederlands meisje van haar leeftijd. Nederlander is een veel ruimer begrip dan het enge nationaliteitsconcept. Was niet de Vader des Vaderlands, Willem de Zwijger, een Duitser die het grootste deel van zijn leven in Brussel woonde, de eerste Nederlander? Moeten we ook hem eerst naturaliseren voor hij tot grootste Nederlander kan worden verkozen?

Anne Frank is niet van ons; zij is van de wereld. Zij is een ster die schittert aan het firmament van de geschiedenis van de mensheid. We zouden willen dat zij nog gewoon onder ons haar natuurlijk leven zou leiden. Dat mocht niet zo zijn. Zij is een ster die schittert, niet vanwege een heroïsche of een historische daad, maar vanwege de moed om ondanks vervolging en verdrukking door te gaan met het leven: met liefhebben, met ruzie maken en met levenslust. Daarmee is zij symbool geworden voor het leven dat zich niet laat wegdrukken door tirannie, voor de moed om gewoon door te gaan met leven, ook als alles daartegen lijkt samen te spannen.

We moeten niet proberen een ster te plukken en ons die toe te eigenen. Anne Frank is niet van ons, zij is van de mensheid. De wereld heeft haar ons al toebedacht ze wordt overal als Nederlands meisje beschouwd. Wat kunnen we daar met naturalisatie aan toevoegen. Niets. We kunnen slechts het tegendeel bewerken door haar alsnog te naturaliseren. De wereld zal er aanstoot aan nemen; zal ons erop wijzen dat we niet eenzijdig iemand tot Nederlander kunnen verklaren. Dat zal juist benadrukken dat we haar indertijd, toen de nood het hoogst was, het Nederlanderschap niet hebben gegeven en haar niet de bescherming hebben kunnen geven die zij nodig had."