Zoeken: ____________
CENTRAAL PLANBUREAU
Onderwerp: persbericht
Nummer: 44
Datum: 15 oktober 2004
Inlichtingen bij: Bert Minne (tel: 070-3383368) of Jacqueline
Timmerhuis (tel: 070-3383477)
Nu aanschaffen korvetten is economisch niet gunstig
Het nu kopen van korvetten geeft economisch minder voordeel dan
uitstel van een besluit over mogelijke aanschaf van marineschepen in
2015. Het extra voordeel van uitstel van beslissen moet de politiek
afwegen tegen een eventueel lagere gevechtskracht tussen 2006 en 2015
en het mogelijke verlies aan nationale identiteit als Nederland zich
dan niet meer trots kan presenteren met een vloot van eigen ontwerp en
fabrikaat. Wil Nederland de marinescheepsbouw in eigen land in stand
houden, dan zal dit waarschijnlijk telkens opnieuw overheidssteun
vergen.
Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag
verschenen CPB Document Economische gevolgen van korvettenaanschaf,
een welvaartseconomische analyse. Tijdens de behandeling van de
begroting van het Ministerie van Defensie voor 2004 heeft de Tweede
Kamer gevraagd om een uitwerking van de toekomstvisie op de
Koninklijke marine. In dit kader is onder meer de optie onderzocht om
in de periode 2006-2015 vier korvetten aan te schaffen en in Nederland
te laten bouwen en tegelijkertijd twee fregatten af te stoten. Het
gaat om een investering van ongeveer 600 miljoen euro. In plaats
daarvan kan het kabinet besluiten de vloot tot 2015 onveranderd te
laten, en in 2015 te beslissen over eventuele aanschaffingen. De
Ministeries van Defensie, Financiën en Economische Zaken hebben het
CPB gevraagd de economische aspecten van deze keuze in kaart te
brengen.
In de Prinsjesdagbrief, uitgegeven bij de begroting over 2004, heeft
het Ministerie van Defensie gezegd dat de aanschaf van de korvetten nu
niet nodig is. Als het kabinet toch kiest voor aanschaf dan heeft dit
een aantal nadelen. Ten eerste, de kosten van de voorfinanciering van
de korvetten met publiek geld bedragen ongeveer 150 miljoen euro in
totaal. Ten tweede, aanschaf nu betekent minder flexibiliteit voor de
Rijksbegroting bij de verdeling van de uitgaven over de ministeries en
voor het Ministerie van Defensie bij de verdeling van het budget over
de krijgsmachtonderdelen. Met de aankoop legt de regering zich vast
tot na 2015. Tussen nu en dan kunnen zich allerlei nieuwe
ontwikkelingen voordoen op het gebied van internationale veiligheid,
maatschappelijke knelpunten en de economie. Hierop kan de regering
minder goed inspelen wanneer zij zich nu vastlegt op de aanschaf van
korvetten. De kosten van dit offer aan flexibiliteit zijn relatief
hoog, hoewel ze vooraf niet in een cijfer zijn uit te drukken. Ten
derde, door een koopgarantie aan de Nederlandse marinescheepsbouw
loopt de regering de mogelijkheid mis om via onderhandelingen met
verschillende buitenlandse producenten een aantrekkelijker prijs te
bedingen.
Het voordeel van een aankoopbeslissing moet worden gezocht bij de
continuering van het Nederlandse marinescheepsbouwcluster, in elk
geval tot 2015. Uitstel van een beslissing zal waarschijnlijk leiden
tot een verlies van ongeveer 1500 banen bij de Koninklijke marine, TNO
en de industrie. Het voordeel van de continuering is eenmalig en het
bestaat uit het vermijden van aanpassingskosten behorend bij
baanverlies, zoals tijdelijk extra werkloosheidsuitkeringen. Bovendien
zal Nederland vermoedelijk nooit meer grote marineschepen ontwikkelen
en maken, wat kan leiden tot een verlies aan nationale identiteit als
marine- en scheepvaartsland.
Zou de regering tot uitstel van een keuze beslissen, dan zal het
betrokken personeel op termijn elders werk vinden. De arbeidsmarkt zal
bepalen waar deze werknemers het meest productief aan de slag komen.
Gezien hun competenties maken de ICT-sector, de maakindustrie,
onderzoeksinstituten en ingenieursbureaus kans van hun kwaliteiten te
profiteren. De productiviteit op die andere werkplek zal niet lager
hoeven te zijn dan nu het geval is in het marinescheepsbouwcluster.
Bovendien blijft kennis van de marinescheepsbouw vooral ingekapseld
binnen het militaire circuit. De uitstraling van die kennis naar de
rest van de economie is op een andere werkplek niet kleiner. Werk in
de marinescheepsbouw levert met andere woorden structureel geen
economische voordelen op boven werk in een andere sector.
Om de Nederlandse marinescheepsbouw te laten overleven, zal telkens
opnieuw overheidssteun nodig zijn. De Nederlandse markt voor deze
schepen is te klein voor rendabele productie. Voor rendabele productie
is export nodig, maar die wordt belemmerd omdat de meeste NAVO-landen
hun eigen marinescheepsbouw beschermen. Buiten de NAVO kan export
worden bemoeilijkt, omdat de Nederlandse overheid een exportvergunning
kan weigeren op grond van politieke overwegingen. Beide factoren
tezamen maken dat er sprake is van een ernstige verstoring van de
marktwerking in de marinescheepsbouw. De grote omvang van die
verstoring blijkt eruit dat Nederland de afgelopen twee decennia geen
nieuwe schepen met een hoge bewapeningscomponent heeft geëxporteerd,
ondanks een waarschijnlijk niet ongunstige
kwaliteit/kostprijsverhouding van deze schepen. Het CPB heeft geen
aanwijzingen kunnen vinden die wijzen op een wezenlijke vermindering
van buitenlandse overheidsinterventies in de toekomst. CPB Document
68, Economische gevolgen van korvettenaanschaf, ISBN 90-5833-193-8, is
te bestellen bij:
Bibliotheek Centraal Planbureau
Postbus 80510
2508 GM Den Haag
Telefax: 070-3383350
E-mail: bibliotheek@cpb.nl
Prijs: 9 euro
De volledige publicatie is tevens (gratis) beschikbaar als PDF-bestand
op de website van het CPB (www.cpb.nl).
Centraal Planbureau